Handboeken en roepingen
32. Bekering en kerklidmaatschapsraden


‘32. Bekering en kerklidmaatschapsraden’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2020).

‘32. Bekering en kerklidmaatschapsraden’, Algemeen handboek.

Afbeelding
mannen in gesprek

32.

Bekering en kerklidmaatschapsraden

32.0

Inleiding

Bekering speelt zich meestal af tussen een kerklid, God, en wie mogelijk benadeeld zijn door de zonden van het lid. Soms moet een bisschop of ringpresident kerkleden echter terzijde staan in hun bekeringsproces.

Bisschoppen en ringpresidenten die leden bij hun bekering assisteren, doen dat liefdevol en weloverwogen. Zij volgen het voorbeeld van de Heiland, die mensen verhief en ze hielp zich van zonde af te keren en zich naar God te keren (zie Mattheüs 9:10–13; Johannes 8:3–11).

Dit hoofdstuk is zo opgezet (zie hierna) dat het leiders door belangrijke besluiten en acties heen loodst, die nodig zijn om iemand tot bekering van een ernstige zonde te brengen en anderen te beschermen.

  • De rol van de kerk in iemands bekering. In 32.1–32.4 wordt Gods bekerings- en vergevingsleer uiteengezet. In deze paragrafen worden ook de drie doeleinden van lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking uitgelegd. Bovendien wordt uitgelegd welke rol bisschoppen en ringpresidenten in iemands bekeringsproces spelen.

  • Het hulpverleningskader voor iemands bekering bepalen. In 32.5–32.7 staan richtlijnen waarmee men besluit of een lidmaatschapsraad of persoonlijke begeleiding het juiste hulpverleningskader voor iemands bekering is.

  • Persoonlijke begeleiding verlenen. In 32.8 staan richtlijnen voor persoonlijke begeleiding door de bisschop of ringpresident. Ook worden de informele lidmaatschapsrestricties uitgelegd.

  • Kerklidmaatschapsraden houden. In 32.9–32.14 wordt uitgelegd wie verantwoordelijk is voor lidmaatschapsraden, hoe die worden geleid en tot welke besluiten een raad kan komen. De gevolgen van die besluiten worden eveneens uitgelegd.

  • Kerklidmaatschapsprivileges teruggeven. In 32.15–32.17 wordt uitgelegd hoe iemand na bekering de privileges van zijn of haar kerklidmaatschap kan terugkrijgen.

Tenzij anders aangegeven, slaat ringpresident ook op zendingspresident. Bisschop slaat ook op gemeentepresident.

Het Eerste Presidium definieert het beleid en de procedures voor bekering van ernstige zonden. Het kantoor vertrouwelijke documenten van de kerk steunt het Eerste Presidium daarbij. De ringpresident of bisschop kan met bestuurlijke of beleidsvragen contact met dat kantoor opnemen. Dat kantoor kan ook aangeven hoe men verzoeken bij het kantoor van het Eerste Presidium indient. Hier volgen de contactgegevens:

Telefoon: +1 801 240 2053 of +1 800 453 3860, toestel 2-2053

Gratis (GSD-telefoonnummer): +1 855 537 4357

E-mail: ConfidentialRecords@ChurchofJesusChrist.org


DE ROL VAN DE KERK IN IEMANDS BEKERING


32.1

Bekering en vergeving

De Heer heeft gezegd dat ‘niets onreins het koninkrijk van de hemel kan beërven’ (Alma 11:37; zie ook 3 Nephi 27:19). Onze zonden maken ons onrein – ongeschikt om in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader te verblijven. Ook brengen ze smart teweeg.

Gods wet van gerechtigheid eist een straf voor de zonden die we begaan (zie Alma 42:14, 17–18). Gelukkig kan zijn grote plan van barmhartigheid ‘de eisen van de gerechtigheid bevredigen en [ons] met de armen van geborgenheid omsluiten’ (Alma 34:16; zie ook Mosiah 15:9).

Teneinde zijn plan van barmhartigheid te verwezenlijken, stuurde onze hemelse Vader zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, om voor onze zonden te boeten (zie Alma 42:15). Jezus onderging de straf die de wet van gerechtigheid voor onze zonden eiste (zie Leer en Verbonden 19:15–19; zie ook Alma 42:24–25). Met dit offer gaven de Vader en de Zoon uiting aan hun oneindige liefde voor ons (zie Johannes 3:16).

Als we ‘geloof tot bekering’ oefenen, vergeeft onze hemelse Vader ons en schenkt Hij ons barmhartigheid in en door de verzoening van Jezus Christus (Alma 34:15; zie ook Alma 42:13). Als we gereinigd en vergeven zijn, beërven we uiteindelijk het koninkrijk van God (zie Jesaja 1:18; Leer en Verbonden 58:42).

Bekering is meer dan verandering van gedrag. Het is ons afkeren van zonde en ons tot onze hemelse Vader en Jezus Christus keren. Het leidt tot een verandering van hart en keuzen (zie Mosiah 5:2; Alma 5:12–14; Helaman 15:7). Door bekering worden we een nieuw mens, met God verzoend (zie 2 Korinthe 5:17–18; Mosiah 27:25–26).

De mogelijkheid van bekering is een van de grootste zegeningen die onze hemelse Vader ons door de gave van zijn Zoon heeft gegeven.

32.2

Doeleinden van lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking

Iemand die zich laat dopen, wordt een huisgenoot van God (zie Efeze 2:19). Het doopverbond bevat onder meer de belofte om naar de leringen en geboden van Christus te leven. Iemand die tekortschiet, kan geloof in de genade van Jezus Christus oefenen en zich bekeren, in het vertrouwen dat hij of zij kracht en vergeving van Hem ontvangt.

Als een lid een ernstige zonde heeft begaan, begeleidt de bisschop of ringpresident hem of haar door het bekeringsproces. Als onderdeel van dit bekeringsproces moet deze misschien tijdelijk bepaalde lidmaatschapsprivileges inperken. In sommige gevallen zal hij iemands lidmaatschap tijdelijk moeten intrekken.

Inperking of intrekking van iemands lidmaatschap is geen strafmaatregel. Integendeel, die acties zijn soms noodzakelijk om iemand tot bekering te helpen komen en een verandering van hart teweeg te brengen. Zo krijgt iemand de tijd om zich geestelijk voor te bereiden, zodat hij of zij verbonden kan hernieuwen en nakomen.

De bisschop of ringpresident ziet toe op de lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking omschreven in 32.5–32.14. Aan die acties zijn voorwaarden van bekering verbonden. Als iemand zich oprecht heeft bekeerd, kan hij of zij de privileges van het kerklidmaatschap terugkrijgen.

Wanneer lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking noodzakelijk is, volgt de bisschop of ringpresident de leiding van de Heilige Geest en de instructies in dit hoofdstuk. Hij handelt in een geest van liefde (zie 32.3).

Lidmaatschapsrestricties zijn kerkelijk, niet civielrechtelijk of strafrechtelijk. Ze zijn alleen van invloed op iemands kerklidmaatschap. (Zie Leer en Verbonden 134:10.)

De drie doeleinden van lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking zijn als volgt.

32.2.1

Anderen beschermen

Het eerste doel is anderen beschermen. Soms vormt iemand een bedreiging, hetzij lichamelijk of geestelijk. Die kan bestaan uit roofdiergedrag, lichamelijk geweld, seksueel misbruik, middelengebruik, fraude en afvalligheid. Als iemand op deze of een andere manier een serieuze bedreiging vormt, handelt een bisschop of ringpresident onder inspiratie om anderen te beschermen (zie Alma 5:59–60).

32.2.2

Bekering mogelijk maken, zodat iemand toegang tot Jezus’ verlossende macht krijgt

Het tweede doel is iemands bekering mogelijk te maken, zodat hij of zij toegang tot de verlossende macht van Jezus Christus krijgt. Dankzij dit bekeringsproces kan hij of zij weer rein en al Gods zegeningen waardig worden.

De Heiland heeft gezegd dat Hij als offer voor vergeving van zonde ‘een gebroken hart en een verslagen geest’ vereist (3 Nephi 9:20). Dat houdt onder meer oprecht berouw over zonden en de gevolgen daarvan in (zie 2 Korinthe 7:9–10).

Als iemand een ernstige zonde begaat, kunnen lidmaatschapsrestricties of -intrekking een gebroken hart en een verslagen geest bevorderen. Die zijn nodig om zich te bekeren, de zonde waarlijk te verzaken en de gevolgen van zonde te begrijpen. Dat begrip kan mensen helpen om hun verbonden met God meer te waarderen en ernaar te verlangen die verbonden in de toekomst na te komen.

32.2.3

De integriteit van de kerk beschermen

Het derde doel is de integriteit van de kerk beschermen. Soms kan het nodig zijn om iemands kerklidmaatschap in te perken of in te trekken, als zijn of haar gedrag de kerk aanzienlijk schaadt (zie Alma 39:11). De integriteit van de kerk komt in opspraak als ernstige zonden worden weggemoffeld of afgezwakt, maar niet als ze worden aangepakt.

32.3

De rol van rechters in Israël

Afbeelding
bisschop praat met man

Bisschoppen en ringpresidenten worden geroepen en aangesteld tot rechter in Israël (zie Leer en Verbonden 107:72–74). Zij bezitten priesterschapssleutels waarmee ze kerkleden uit naam van de Heer bij hun bekering helpen (zie Leer en Verbonden 13:1; 107:16–18).

Vaak maken bisschoppen en ringpresidenten hierbij gebruik van persoonlijke begeleiding. Deze hulp kan onder meer bestaan uit tijdelijke informele inperking van sommige lidmaatschapsprivileges. (Zie 32.8.)

In geval van ernstige zonden, helpen leiders iemand bij zijn of haar bekering door een lidmaatschapsraad te houden (zie 32.6 en 32.9–32.14). Deze hulp kan onder meer bestaan uit tijdelijke informele inperking van sommige lidmaatschapsprivileges of tijdelijke intrekking van iemands lidmaatschap (zie 32.11.3 en 32.11.4).

Bisschoppen en ringpresidenten leggen aan kerkleden uit dat God van zijn kinderen houdt. Hij wil dat ze gelukkig zijn en zegeningen ontvangen. Daarom is Hem er veel aan gelegen dat ze gehoorzaam zijn en zich bekeren.

Bisschoppen en ringpresidenten zijn vol liefde en zorg voor het lid dat ze bij zijn of haar bekering hulp bieden. Neem de interactie tussen de Heiland en de vrouw die op overspel was betrapt, tot leidraad (zie Johannes 8:3–11). Hoewel Hij niet zei dat haar zonden haar waren vergeven, veroordeelde Hij haar niet. In plaats daarvan zei Hij tegen haar: ‘Zondig van nu af niet meer’, ofwel bekeer u en verander uw leven.

Deze leiders onderwijzen dat er ‘blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert’ (Lukas 15:7). Ze zijn geduldig, bieden steun en zijn positief. Ze bieden hoop. Ze onderwijzen en getuigen dat iedereen zich dankzij het zoenoffer van de Heiland kan bekeren en rein worden.

Bisschoppen en ringpresidenten verlaten zich op de leiding van de Geest om te weten hoe ze leden bij hun bekering kunnen helpen. Alleen voor de ernstigste zonden heeft de kerk vaste procedurele acties die haar leiders moeten ondernemen (zie 32.6 en 32.11). Elke situatie staat op zich. De begeleiding die leiders bieden en het bekeringsproces dat zij faciliteren moeten geïnspireerd zijn en kunnen voor elke persoon anders zijn.

De Heer kent ieders omstandigheden, begripsvermogen en geestelijke volwassenheid. Dankzij de onderscheidingsgave van de Heilige Geest kunnen leiders een lid helpen om de nodige veranderingen aan te brengen, zodat hij of zij geneest en de verleiding weerstaat om weer tot zonde te vervallen.

Een ander tot bekering helpen komen, tot God terug helpen keren en door de verzoening van Jezus Christus helpen genezen, is een van de meest vreugdevolle ervaringen die iemand kan hebben. In Leer en Verbonden 18:10–13 staat:

‘Bedenk dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God;

‘want zie, de Heer, uw Verlosser, heeft de dood in het vlees ondergaan; aldus heeft Hij de pijn van alle mensen geleden, opdat alle mensen zich zouden kunnen bekeren en tot Hem komen.

‘En Hij is uit de doden weer opgestaan, opdat Hij alle mensen tot Zich zou kunnen brengen, op de voorwaarden van bekering.

‘En hoe groot is zijn vreugde over de ziel die zich bekeert!’

32.4

Zondebelijdenis, geheimhouding en melding aan overheidsinstanties

32.4.1

Zondebelijdenis

Bekering vergt dat zonden aan de Heer worden beleden. Jezus Christus heeft gezegd: ‘Hierdoor zult u weten of iemand zich van zijn zonden bekeert – zie, hij zal ze belijden en ze verzaken’ (Leer en Verbonden 58:43; zie ook Mosiah 26:29).

Een kerklid dat een ernstige zonde begaat, belijdt die als onderdeel van zijn bekering ook aan zijn bisschop of ringpresident. Daarna kan die zijn sleutels van het evangelie van bekering voor dat lid aanwenden (zie Leer en Verbonden 13:1; 84:26–27; 107:18, 20). Daardoor zal het lid, dankzij de kracht van Jezus’ verzoening, genezen en op het verbondspad terugkeren.

Het doel van het belijden van zonden is het kerklid aan te moedigen zichzelf van een last te bevrijden, zodat hij of zij de hulp van de Heer ten volle kan inroepen bij zijn of haar verandering en genezing. De ontplooiing van een ‘gebroken hart en een verslagen geest’ vaart wel bij een belijdenis (2 Nephi 2:7). Een vrijwillige zondebelijdenis laat zien dat iemand zich verlangt te bekeren.

Wanneer een lid een zonde belijdt, volgt de bisschop of ringpresident de richtlijnen voor begeleiding in 32.8. Hij bidt om goddelijke leiding over het juiste kader voor de bekering van het lid (zie 32.5). Hij overweegt of een lidmaatschapsraad zou helpen. Als het kerkbeleid een lidmaatschapsraad verplicht stelt, legt hij dat uit (zie 32.6 en 32.10).

Soms heeft een lid zijn of haar huwelijkspartner of een andere volwassene onrecht aangedaan. Als onderdeel van zijn of haar bekering behoort hij of zij doorgaans de zonde aan die persoon te belijden en om vergeving te vragen. Een jongere die een ernstige zonde heeft begaan, krijgt doorgaans de raad om met zijn of haar ouders te praten.

32.4.2

Ernstige onbeleden of ontkende zonden

Een bisschop of ringpresident komt ernstige zonden doorgaans te weten door een persoonlijke belijdenis of door informatie van iemand anders. Hij kan ook ingevingen van de Heilige Geest krijgen over een potentieel ernstige zonde. Als hij het gevoel heeft dat iemand in de greep van zonde is, kan hij het lid voor een gesprek uitnodigen. Tijdens het gesprek bespreekt hij zijn zorgen op een vriendelijke, respectvolle wijze. Hij weerhoudt zich van een beschuldigende toon.

Als een lid ontkent een ernstige zonde te hebben begaan, waarover de bisschop of ringpresident informatie heeft, kan er toch een lidmaatschapsraad worden gehouden. Een ingeving alleen is echter niet voldoende om een raad te houden (zie Leer en Verbonden 10:37). Indien nodig mag de leider aanvullende informatie verzamelen. Hij houdt zich hierbij aan de richtlijnen in 32.4.3 en 32.10.2.

32.4.3

Informatie verzamelen

Vóór de lidmaatschapsraad verzamelt de bisschop of ringpresident zoveel informatie als hij nodig heeft. De zondebelijdenis van het lid is vaak voldoende. De informatie kan ook afkomstig zijn van een familielid, een kerkleider, een slachtoffer of een betrokkene bij de zonde.

De bisschop of ringpresident gebruikt voor de verzameling van informatie alleen methoden die gepast zijn voor een priesterschapsleider. Hij gaat niet iemands huis in de gaten houden, noch maakt hij opnamen zonder diens toestemming. Evenmin laat hij zich verleiden tot methoden die tegen de wet zijn.

Valse beschuldigingen komen voor, hoewel niet vaak. Priesterschapsleiders zijn op hun hoede als er niet meer informatie is dan iemands woord. Een lid dat bijvoorbeeld wordt beschuldigd van overspel, kan dat ontkennen. In de Schriften staat dat ‘ieder woord […] tegen hem of haar vast [zal] komen te staan door twee getuigen van de kerk’ (Leer en Verbonden 42:80). ‘Twee getuigen’ betekent hier twee verschillende informatiebronnen. Dat kan de informatie van een betrokkene en een andere betrouwbare bron zijn. Soms zal een priesterschapsleider pas iets kunnen doen als er meer informatie beschikbaar komt.

Een kerkleider die informatie voor een lidmaatschapsraad verzamelt, dient daar onmiddellijk mee op te houden als blijkt dat er een politieonderzoek naar het lid loopt. Dat is om claims te voorkomen dat de leider mogelijk de rechtsgang belemmert. In de Verenigde Staten en Canada wint de ringpresident in dergelijke situaties juridisch advies in bij het kantoor van de juridische dienst:

+1 800 453 3860, toestel 2-6301

+1 801 240 6301

In andere landen neemt de ringpresident contact op met de gebiedsjurist op het gebiedskantoor.

Doorgaans wordt er geen lidmaatschapsraad belegd om het gedrag van iemand te beoordelen voor wie op dat moment een civielrechtelijk of strafrechtelijk proces loopt, totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan. In sommige gevallen kan het ook verstandig zijn om een lidmaatschapsraad uit te stellen tot de termijn waarin beroep kan worden aangetekend, is verstreken of tot het beroep is afgewezen.

32.4.4

Vertrouwelijkheid

Bisschoppen, ringpresidenten en hun raadgevers hebben de heilige plicht om alle vertrouwelijke informatie te beschermen. Die informatie kan in normengesprekken, begeleidingsgesprekken en zondebelijdenissen naar voren komen. Dezelfde plicht tot geheimhouding geldt voor alle anderen die aan een lidmaatschapsraad deelnemen. Geheimhouding is van groot belang, omdat leden misschien niet hun zonden belijden of geen raad willen vragen als wat ze vertellen niet vertrouwelijk wordt gehouden. Schending van het vertrouwen van de leden zorgt ervoor dat ze hun geloof in hun leiders verliezen.

Conform hun plicht tot geheimhouding bespreken bisschoppen, ringpresidenten of hun raadgevers dergelijke informatie alleen als:

  • Overleg nodig is met de ringpresident, zendingspresident of bisschop van het lid over een te houden lidmaatschapsraad of andere relevante zaken. De ringpresident mag ook met de toegewezen gebiedszeventiger overleggen. Zo nodig verwijst de gebiedszeventiger de ringpresident door naar het gebiedspresidium. Alleen de ringpresident beslist of een raad noodzakelijk is en wat de uitkomst is.

  • De betrokkene naar een nieuwe wijk verhuist (of de priesterschapsleider wordt ontheven) terwijl er een lidmaatschapsactie loopt of andere ernstige zaken nog niet zijn afgehandeld. In dat geval stelt de leider de nieuwe bisschop of ringpresident op de hoogte van ernstige zaken of lopende acties (zie 32.14.7). Hij informeert de leider ook als het lid een bedreiging voor anderen vormt.

  • Een bisschop of ringpresident te horen krijgt dat een kerklid dat buiten de wijk of ring woont, mogelijk bij een ernstige zonde betrokken is. In dat geval neemt hij discreet contact op met de bisschop van dat lid.

  • Het nodig is dat in een lidmaatschapsraad informatie wordt verstrekt. Alle informatie die is verzameld en in een lidmaatschapsraad ter tafel komt, is vertrouwelijk.

  • Het lid toestemming aan de leider geeft om de informatie met specifieke personen te bespreken. Bijvoorbeeld ouders, kerkleiders of anderen die steun kunnen bieden. De leider geeft niet meer informatie dan waar het lid toestemming voor heeft gegeven.

  • Het gewenst is dat er beperkte informatie over het besluit van een lidmaatschapsraad wordt vrijgegeven (zie 32.12.2).

In alle andere situaties raadpleegt de leider 32.4.5. Bijvoorbeeld als de wet vereist dat een misdrijf, zoals kindermisbruik, aan overheidsinstanties wordt gemeld.

De kerk voorziet in professionele hulp, zodat leiders anderen kunnen beschermen en zich aan de wet houden. Leiders die hulp nodig hebben, bellen direct de advieslijn misbruik en mishandeling van de kerk als die in hun gebied bestaat (zie 32.4.5 en 38.6.2.1). Zo niet, dan neemt de ringpresident contact op met de gebiedsjurist op het gebiedskantoor.

In slechts één situatie behoort een bisschop of ringpresident vertrouwelijke informatie openbaar te maken zonder eerst advies in te winnen. Dat is als openbaarmaking noodzakelijk is om een levensbedreigende situatie te voorkomen en er geen tijd is om advies in te winnen. In dergelijke gevallen weegt de plicht tot bescherming van derden zwaarder dan de plicht tot geheimhouding. De leider verwittigt onmiddellijk de politie.

Als leiders notities bijhouden of digitaal contact met elkaar hebben, dan schermen ze die informatie af. Ook verwijderen of vernietigen ze de informatie als ze die niet meer nodig hebben. Ze geven gevoelige informatie niet onnodig door aan anderen.

Overheidsinstanties zullen misschien aan de vereiste geheimhouding van een priesterschapsleider willen tornen. Als dat gebeurt in de Verenigde Staten en Canada, wint de ringpresident juridisch advies in bij het kantoor van de juridische dienst:

+1 800 453 3860, toestel 2-6301

+1 801 240 6301

In andere landen neemt de ringpresident contact op met de gebiedsjurist op het gebiedskantoor.

32.4.5

Melden bij overheidsinstanties

Sommige mensen die zich bekeren, hebben de burgerwet of het strafrecht overtreden. In sommige gevallen zijn overheidsinstanties daarvan niet op de hoogte. De bisschop en ringpresident raden de leden aan om de wet te eerbiedigen en dergelijke zaken te melden indien vereist. Leidinggevenden raden de leden ook aan om gedegen juridisch advies in te winnen wanneer zij zich melden. Het beleid van de kerk is naleving van de wet.

In veel landen zijn priesterschapsleiders wettelijk verplicht om bepaald illegaal gedrag dat onder hun aandacht komt te melden. Sommige landen en staten eisen bijvoorbeeld dat kindermisbruik bij de politie wordt gemeld.

In sommige landen heeft de kerk een vertrouwelijke advieslijn misbruik en mishandeling opengesteld voor bisschoppen en ringpresidenten. Deze leiders dienen de advieslijn direct te bellen over elke situatie waarin iemand mogelijk misbruikt of mishandeld is, of het risico loopt misbruikt of mishandeld te worden (zie 38.6.2.1). Die lijn is 24 uur per dag, 7 dagen per week bereikbaar.

In landen waar geen hulplijn is, neemt een bisschop die geconfronteerd wordt met misbruik of mishandeling contact op met zijn ringpresident, die advies inwint bij de gebiedsjurist op het gebiedskantoor.

Zie 38.6.2.1 en 38.6.2.7 voor meer informatie over de melding van misbruik en mishandeling.


HET HULPVERLENINGSKADER VOOR IEMANDS BEKERING BEPALEN


32.5

Hulpverleningskaders voor iemands bekering

Als een bisschop of ringpresident merkt dat een lid een ernstige zonde heeft begaan, neemt hij stappen om anderen te beschermen. Hij stemt zich ook af op de leiding van de Heilige Geest om te bepalen hoe hij de betrokkene bij zijn of haar bekering kan helpen en dichter bij de Heiland kan brengen.

32.5.1

Overzicht van de kaders

In de volgende tabel staan drie kaders voor hulp bij bekering. Ook staan er wat punten van overweging in waarmee leiders bepalen welk kader ze het beste kunnen gebruiken.

Hulpverleningskaders voor iemands bekering

Kader

Punten van overweging (zie ook 32.7)

Kader

Lidmaatschapsraad van de ring

Punten van overweging (zie ook 32.7)

  • Voor leden die hun begiftiging hebben ontvangen.

  • Is verplicht voor een begiftigde man of vrouw van wie hoogstwaarschijnlijk het lidmaatschap wordt ingetrokken wegens een van de ernstige zonden of handelingen die in 32.6.1, 32.6.2 of 32.6.3 worden behandeld.

Kader

Lidmaatschapsraad van de wijk

Punten van overweging (zie ook 32.7)

  • Voor alle leden.

  • Is verplicht voor de ernstige zonden die in 32.6.1 worden behandeld.

  • Kan noodzakelijk zijn voor de ernstige zonden of handelingen die in 32.6.2 en 32.6.3 worden behandeld.

  • Volstaat niet voor een begiftigde man of vrouw van wie hoogstwaarschijnlijk het lidmaatschap wordt ingetrokken wegens een van de ernstige zonden of handelingen die in 32.6.1, 32.6.2 of 32.6.3 worden behandeld.

Kader

Persoonlijke begeleiding (zie 32.8)

Punten van overweging (zie ook 32.7)

  • Voor alle leden.

  • Kan informele lidmaatschapsrestricties omvatten.

  • Volstaat misschien niet voor ernstige zonden of handelingen als een lidmaatschapsraad het bekeringsproces meer ten goede zou komen (zie 32.6.2 en 32.6.3).

  • Volstaat niet voor ernstige zonden waarvoor een lidmaatschapsraad verplicht is (zie 32.6.1).

  • Volstaat niet voor een begiftigde man of vrouw van wie hoogstwaarschijnlijk het lidmaatschap wordt ingetrokken wegens een van de ernstige zonden of handelingen die in 32.6.1, 32.6.2 of 32.6.3 worden behandeld.

Persoonlijke begeleiding of informele restricties volstaan soms niet als iemand zich van ernstige zonden moet bekeren. De Heer heeft in lidmaatschapsraden voorzien om een rechter in Israël in deze situaties te helpen. (Zie Exodus 18:12–27; Mosiah 26:29–36; Leer en Verbonden 42:80–83102.) In geval van ernstige zonden schrijft het kerkbeleid een verplichte raad voor (zie 32.6.1). Schending van tempelverbonden vergroot de kans dat een lidmaatschapsraad noodzakelijk is (zie 32.7.4).

In een wijk nemen de raadgevers van de bisschop aan lidmaatschapsraden deel. In een ring nemen de raadgevers van de ringpresident deel. In sommige lidmaatschapsraden van de ring neemt ook de hoge raad deel (zie 32.9.2). In een lidmaatschapsraad spreekt de bisschap of het ringpresidium in een geest van liefde met de betrokkene.

32.5.2

Kader en tijd bepalen

Leiders stellen zich open voor de leiding van de Heilige Geest bij de bepaling van het kader dat de bekering van een lid het meest ten goede zal komen. Ook houden zij rekening met de volgende factoren:

  • De ernst van de zonde en of het kerkbeleid een raad verplicht stelt (zie 32.6)

  • De omstandigheden van de betrokkene (zie 32.7)

Een bisschop overlegt met de ringpresident over specifieke situaties. Hij moet goedkeuring van de ringpresident krijgen voordat hij een lidmaatschapsraad houdt.

Bij moeilijke kwesties raadpleegt de ringpresident de toegewezen gebiedszeventiger. De ringpresident overlegt met het gebiedspresidium over de kwesties omschreven in 32.6.3. Maar alleen de ringpresident beslist of er een raad wordt gehouden om het gedrag aan de orde te stellen. Als er een raad wordt gehouden, beslist de ringpresident of bisschop over de uitkomst.

Als een bisschop of ringpresident vaststelt dat persoonlijke begeleiding volstaat, volgt hij de richtlijnen in 32.8. Als hij van mening is dat een lidmaatschapsraad noodzakelijk is, of als het kerkbeleid een raad verplicht stelt, volgt degene die de raad leidt de procedures in 32.9–32.14.

Voordat de raad wordt gehouden, kan de bisschop of ringpresident bepalen dat tijdelijke informele lidmaatschapsrestricties het beste zijn. Hij houdt de raad wanneer het de oprechte bekering van het lid het beste in de hand werkt. Hij dient een raad echter niet uit te stellen als die nodig is om anderen te beschermen.

32.6

Ernst van de zonde en kerkbeleid

De ernst van de zonde is een belangrijke overweging bij de bepaling van het kader dat (1) anderen helpt beschermen en (2) iemand bij zijn of haar bekering helpt. De Heer heeft gezegd dat Hij ‘de zonde niet met de geringste mate van toelating [kan] aanschouwen’ (Leer en Verbonden 1:31; zie ook Mosiah 26:29). Zijn dienstknechten mogen bewijzen van ernstige zonde niet naast zich neerleggen.

Ernstige zonden zijn opzettelijke en zware overtredingen van de wetten van God. Hierna volgen categorieën van ernstige zonden.

In de volgende paragrafen wordt uitgelegd wanneer een lidmaatschapsraad verplicht is, wanneer die noodzakelijk kan zijn en wanneer die niet noodzakelijk is.

32.6.1

Wanneer een lidmaatschapsraad verplicht is

De bisschop of ringpresident moet een lidmaatschapsraad houden als informatie erop wijst dat een lid een van de zonden heeft begaan die in deze paragraaf worden uitgelegd. Voor deze zonden is een raad verplicht, ongeacht het geestelijke niveau en evangeliebegrip van het lid.

Zie 32.11 voor de mogelijke uitkomst van raden die voor de zonden in deze paragraaf worden belegd. Informele lidmaatschapsrestricties zijn geen optie voor deze raad.

32.6.1.1

Geweld en misbruik of mishandeling

Moord. Een lidmaatschapsraad is verplicht als een lid iemand vermoord heeft. Met moord wordt hier bedoeld het opzettelijk en ongerechtvaardigd doden van een medemens. Intrekking van iemands kerklidmaatschap is verplicht.

Politionele of militaire handelingen in dienstverband vallen niet onder moord. In deze context wordt abortus niet als moord beschouwd. Als de dood veroorzaakt is door onvoorzichtigheid, of door verdediging van zichzelf of anderen, hoeft het doden van een medemens misschien niet als moord aangemerkt te worden. Dat kan ook in andere situaties het geval zijn, bijvoorbeeld als iemand verstandelijk beperkt is.

Verkrachting. Een lidmaatschapsraad is verplicht voor verkrachting. Met verkrachting wordt hier bedoeld gedwongen geslachtsgemeenschap of geslachtsgemeenschap met iemand die volgens de wet geen toestemming kan geven vanwege verstandelijke of lichamelijke beperkingen. Met verkrachting wordt hier niet bedoeld geslachtsgemeenschap van twee minderjarigen met wederzijds goedvinden, die ongeveer van elkaars leeftijd zijn.

Veroordeling voor seksueel geweld. Een lidmaatschapsraad is verplicht als iemand veroordeeld is voor seksueel geweld.

Kinder- of jongerenmisbruik of -mishandeling. Een lidmaatschapsraad is verplicht als iemand een kind of jongere misbruikt of mishandelt, omschreven in 38.6.2.3.

Misbruik of mishandeling van huwelijkspartner of andere volwassene. Misbruik en mishandeling komen in verschillende maten van ernst voor. Zie 38.6.2.4 om te weten wanneer een lidmaatschapsraad verplicht is voor misbruik of mishandeling van de huwelijkspartner of een andere volwassene.

Gewelddadig roofdiergedrag. Een lidmaatschapsraad is verplicht als een volwassen lid herhaaldelijk geweld gebruikt om mensen letsel toe te brengen en een bedreiging voor anderen vormt.

32.6.1.2

Seksuele onzedelijkheid

Incest. Een lidmaatschapsraad is verplicht voor incest, zoals omschreven in 38.6.10. Intrekking van iemands kerklidmaatschap is bijna altijd verplicht.

Kinderpornografie. Een lidmaatschapsraad is verplicht als iemand zich inlaat met kinderpornografie, omschreven in 38.6.6.

Meervoudig huwelijk. Een lidmaatschapsraad is verplicht voor iemand die bewust een meervoudig huwelijk aangaat. Een meervoudig huwelijk kan in het geheim plaatsvinden, zonder dat de huwelijkspartner weet heeft van een of meer andere partners. Intrekking van het lidmaatschap is verplicht voor iemand die doelbewust een meervoudig huwelijk aangaat.

Seksueel roofdiergedrag. Een lidmaatschapsraad is verplicht als een volwassen lid herhaaldelijk anderen seksueel leed toebrengt en een bedreiging voor anderen vormt.

32.6.1.3

Frauduleuze handelingen

Financieel roofdiergedrag. Een lidmaatschapsraad is verplicht als een volwassen lid anderen opzettelijk en herhaaldelijk financieel benadeelt en een bedreiging voor anderen vormt (zie 38.6.2.4). Hieronder vallen beleggingsfraude en vergelijkbare activiteiten. Onopzettelijke financiële verliezen wegens economische omstandigheden worden niet als frauduleus beschouwd. Als er een rechtszaak loopt, kunnen priesterschapsleiders ervoor kiezen te wachten, totdat het vonnis onherroepelijk is. Zie 32.6.3.3 als een lid betrokken was bij de verduistering van kerkgelden of -eigendommen.

32.6.1.4

Schending van vertrouwen

Ernstige overtreding van iemand die een prominente kerkroeping vervult. Een lidmaatschapsraad is verplicht als een lid een ernstige zonde begaat terwijl hij of zij een prominente kerkroeping vervult. Het gaat om algemene autoriteiten, algemene kerkfunctionarissen, gebiedszeventigers, tempelpresidenten of -maters, zendingspresidenten of hun vrouw, ringpresidenten, patriarchen of bisschoppen. Dit is niet op gemeentepresidenten van toepassing. De lidmaatschapsprivileges van een gemeentepresident kunnen, zoals bij elk ander lid, echter wel ingeperkt of ingetrokken worden.

32.6.1.5

Bepaalde andere daden

Veroordeling voor een zwaar misdrijf. Als iemand is veroordeeld voor een zwaar misdrijf, is in de meeste gevallen een lidmaatschapsraad verplicht.

32.6.2

Wanneer een lidmaatschapsraad noodzakelijk kan zijn

Een lidmaatschapsraad kan in de volgende gevallen noodzakelijk zijn.

32.6.2.1

Geweld en misbruik of mishandeling

De Heer heeft geboden: ‘U zult niet […] doden, noch iets dergelijks doen’ (Leer en Verbonden 59:6; cursivering toegevoegd). Geweld en misbruik of mishandeling waarvoor een lidmaatschapsraad mogelijk noodzakelijk kan zijn, bestaan uit (maar zijn niet beperkt tot) de navolgende vormen.

Poging tot moord. Iemand opzettelijk proberen te doden.

Seksueel misbruik, inclusief aanranding en ongewenste intimiteiten. Seksueel misbruik omvat een breed spectrum aan handelingen (zie 38.6.18). Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn voor iemand die een ander seksueel heeft aangerand of misbruikt. Een raad is vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan. In 38.6.18.3 staat wanneer een raad verplicht is.

Misbruik of mishandeling van huwelijkspartner of andere volwassene. Misbruik en mishandeling komen in verschillende maten van ernst voor (zie 38.6.2.4). Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn voor iemand die zijn of haar huwelijkspartner of een andere volwassene heeft mishandeld of misbruikt. Een raad is vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan. In 38.6.2.4 staat wanneer een raad verplicht is.

32.6.2.2

Seksuele onzedelijkheid

Gods wet van kuisheid is onthouding van seksuele omgang buiten het wettig huwelijk tussen een man en een vrouw (zie Exodus 20:14; Leer en Verbonden 63:16). Voor seksuele onzedelijkheid kan een lidmaatschapsraad noodzakelijk zijn, zoals uitgelegd in 38.6.5. In die situaties is een raad vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan. In 32.6.1.2 staat wanneer een raad verplicht is.

32.6.2.3

Frauduleuze handelingen

De tien geboden leren: ‘U zult niet stelen’ en ‘U zult geen vals getuigenis spreken’ (Exodus 20:15–16). Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn voor daden zoals beroving, inbraak, diefstal, verduistering, meineed en fraude. In die situaties is een raad vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan.

In 32.6.1.3 staat wanneer een raad verplicht is vanwege frauduleuze handelingen. Zie 32.6.3.3 als een lid betrokken was bij de verduistering van kerkgelden of -eigendommen. Zie 38.8.2 voor affiniteitsfraude.

32.6.2.4

Schending van vertrouwen

Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn als een lid:

  • Een ernstige zonde begaat terwijl hij of zij een gezags- of vertrouwenspositie in de kerk of de samenleving bekleedt.

  • Een ernstige zonde begaat die alom bekend is.

In die situaties is een raad vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan.

In 32.6.1.4 staat wanneer een raad verplicht is. Zie 32.6.3.3 als een lid betrokken was bij de verduistering van kerkgelden of -eigendommen.

32.6.2.5

Bepaalde andere daden

Koning Benjamin heeft gezegd: ‘Ik kan u niet alle manieren vertellen waarop u zonde kunt begaan, want er zijn allerlei wegen en wijzen, ja, zovele dat ik ze niet tellen kan’ (Mosiah 4:29). Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn als iemand:

  • Bij voortduring ernstige zonden begaat (zie Leer en Verbonden 82:7).

  • Opzettelijk zijn of haar gezinsverplichtingen verwaarloost, met inbegrip van levensonderhoud voor kinderen en alimentatie.

  • Dreigt met lichamelijk geweld, hetzij persoonlijk of online (zie 32.2.1).

  • Drugs verkoopt.

  • Andere ernstige misdrijven pleegt.

In die situaties is een raad vaak noodzakelijk om een lid te helpen zich te bekeren als hij of zij tempelverbonden heeft overtreden of de zonde herhaaldelijk heeft begaan.

Een lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn als een lid abortus heeft laten plegen, heeft uitgevoerd, geregeld, betaald of aangemoedigd. Zie 38.6.1 voor richtlijnen.

Wanneer een lidmaatschapsraad verplicht is of noodzakelijk kan zijn

Soort zonde

Lidmaatschapsraad is verplicht (zie 32.6.1)

Lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn (zie 32.6.2)

Soort zonde

Geweld en misbruik of mishandeling

Lidmaatschapsraad is verplicht (zie 32.6.1)

  • Moord

  • Verkrachting

  • Veroordeling voor seksueel geweld

  • Kinder- of jongerenmisbruik of -mishandeling

  • Gewelddadig roofdiergedrag

Lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn (zie 32.6.2)

  • Poging tot moord

  • Seksueel misbruik, inclusief aanranding en ongewenste intimiteiten (in 38.6.18 staat wanneer een raad verplicht is)

  • Misbruik of mishandeling van huwelijkspartner of andere volwassene (in 38.6.2.4 staat wanneer een raad verplicht is)

Soort zonde

Seksuele onzedelijkheid

Lidmaatschapsraad is verplicht (zie 32.6.1)

  • Incest

  • Kinderpornografie

  • Meervoudig huwelijk

  • Seksueel roofdiergedrag

Lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn (zie 32.6.2)

  • Overspel, ontucht, homoseksuele relaties en alle andere seksuele omgang buiten het wettig huwelijk tussen een man en een vrouw, met inbegrip van seksuele contacten online of via de telefoon

  • Ongehuwd samenwonen, geregistreerd partnerschap en homohuwelijk

  • Veelvuldig of dwangmatig gebruik van pornografie dat aanzienlijk leed veroorzaakt in iemands huwelijk of gezin

Soort zonde

Frauduleuze handelingen

Lidmaatschapsraad is verplicht (zie 32.6.1)

  • Financieel roofdiergedrag, zoals fraude en vergelijkbare activiteiten (zie 32.6.3.3 als een lid betrokken was bij de verduistering van kerkgelden of -eigendommen)

Lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn (zie 32.6.2)

  • Beroving, inbraak, diefstal of verduistering (zie 32.6.3.3 als een lid betrokken was bij de verduistering van kerkgelden of -eigendommen)

  • Meineed

Soort zonde

Schending van vertrouwen

Lidmaatschapsraad is verplicht (zie 32.6.1)

  • Ernstige zonde van iemand die een prominente kerkroeping vervult

Lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn (zie 32.6.2)

  • Ernstige zonde van iemand die een gezags- of vertrouwenspositie in de kerk of de samenleving bekleedt (zie 32.6.3.3 als een lid betrokken was bij de verduistering van kerkgelden of -eigendommen)

  • Ernstige zonde die alom bekend is

Soort zonde

Bepaalde andere daden

Lidmaatschapsraad is verplicht (zie 32.6.1)

  • De meeste veroordelingen voor een ernstig misdrijf

Lidmaatschapsraad kan noodzakelijk zijn (zie 32.6.2)

  • Abortus (tenzij een uitzondering in 38.6.1 van toepassing is)

  • Patroon van ernstige zonden

  • Opzettelijke verwaarlozing van gezinsverplichtingen, met inbegrip van levensonderhoud voor kinderen en alimentatie

  • Verkoop van drugs

  • Andere ernstige misdrijven

32.6.3

Wanneer de ringpresident met het gebiedspresidium overlegt of een lidmaatschapsraad of een andere actie noodzakelijk is

Sommige kwesties vereisen extra tact en advies. De ringpresident moet met het gebiedspresidium overleggen hoe hij het beste hulp kan bieden in de situaties in deze paragraaf. Maar alleen de ringpresident beslist of er een raad wordt gehouden om het gedrag aan de orde te stellen. Als er een raad wordt gehouden, beslist de ringpresident of bisschop over de uitkomst.

Als er een lidmaatschapsraad wordt gehouden voor een van de kwesties in deze paragraaf, moet het besluit van de raad ‘blijft volwaardig lid’, ‘formele lidmaatschapsrestricties’ of ‘intrekking van lidmaatschap’ zijn. Er is goedkeuring van het Eerste Presidium vereist om formele restricties op te heffen of iemand opnieuw in de kerk op te nemen (zie 32.16.1, punt 9).

32.6.3.1

Andere actie

Als er geen lidmaatschapsraad wordt gehouden, kunnen andere acties zijn:

  • Informele lidmaatschapsrestricties (zie 32.8.3).

  • Aantekening op lidmaatschapskaart (zie 32.14.5).

  • Verordeningsrestricties, zodat iemand niet het priesterschap kan ontvangen of uitoefenen; of geen tempelaanbeveling kan ontvangen of gebruiken.

De ringpresident overlegt met het gebiedspresidium voordat tot een van deze acties wordt overgegaan.

32.6.3.2

Afvalligheid

Kwesties rond afvalligheid overstijgen vaak de grenzen van een wijk of ring. Ze moeten direct worden aangepakt om anderen te beschermen.

De bisschop bespreekt met de ringpresident of hij van mening is dat de handelwijze van een lid onder afvalligheid valt. De bisschop of ringpresident kan het lid informele lidmaatschapsrestricties opleggen (zie 32.8.3). De ringpresident overlegt direct met het gebiedspresidium. Maar alleen de ringpresident beslist of er een lidmaatschapsraad of andere actie noodzakelijk is.

Onder afvalligheid wordt hier verstaan dat een lid:

  • Herhaaldelijk, duidelijk, en opzettelijk publiekelijk stelling neemt tegen de kerk, haar leer, haar beleid of haar leiders.

  • Na correctie door de bisschop of ringpresident niet ophoudt met het verkondigen van zaken als zijnde kerkleer die geen kerkleer zijn.

  • Stelselmatig opzettelijk probeert het geloof en de geloofsbeleving van de kerkleden te verzwakken.

  • Na correctie door de bisschop of ringpresident de leringen van afvallige groeperingen blijft aanhangen.

  • Officieel tot een andere kerk toetreedt en haar leringen propageert. (Volledige inactiviteit in de kerk of bezoek aan een andere kerk wordt niet als afvalligheid beschouwd. Als een lid echter officieel tot een andere kerk toetreedt en haar leringen verkondigt, kan het nodig zijn om haar of zijn lidmaatschap in te trekken.)

De Heiland leerde de Nephieten dat zij iemand die had gezondigd, moesten blijven bedienen. ‘Maar indien hij zich niet bekeert, zal hij niet onder mijn volk worden gerekend, opdat hij mijn volk niet vernietigt’ (3 Nephi 18:31).

32.6.3.3

Verduistering van kerkgelden

Als een lid kerkgelden verduistert of kostbare kerkeigendommen steelt, overlegt de ringpresident met het gebiedspresidium of een lidmaatschapsraad of andere actie noodzakelijk is. Leiders nemen daarbij dit in overweging:

  • De waarde van de gestolen eigendommen of de hoogte van het verduisterde bedrag.

  • Of de verduistering een eenmalige gebeurtenis of een herhaling was.

  • Of het bedrag is terugbetaald.

  • De mate van berouw van de betrokkene.

  • De functie van het lid (zie 32.6.1.4 voor leden die een prominente kerkroeping vervullen).

De ringpresident rapporteert een van de volgende mogelijkheden in Hulpmiddelen leiders en administrateurs:

  • De uitkomst van een lidmaatschapsraad

  • Dat hij in overleg met het gebiedspresidium heeft besloten dat er geen lidmaatschapsraad nodig was

Als de afdeling Verificatie van de kerk vaststelt dat een leidinggevende of werknemer van de kerk kerkgelden of -eigendommen heeft verduisterd, geeft het Eerste Presidium doorgaans opdracht dat er een aantekening op zijn of haar lidmaatschapskaart wordt aangebracht. ‘Leidinggevende’ wordt gedefinieerd als iemand met een prominente kerkroeping, alsmede raadgevers, raadgeefsters, administrateurs en gemeentepresidiums. Als de bekering voltooid is, kan de ringpresident een verzoek indienen om de aantekening te verwijderen (zie 32.14.5 en 34.7.5). Een aantekening betekent niet dat er een lidmaatschapsraad of andere actie heeft plaatsgevonden.

32.6.3.4

Transgenderpersonen

Bisschoppen en ringpresidenten die met personen werken die zich als transgender identificeren, volgen de richtlijnen in 38.6.23.

32.6.4

Wanneer een lidmaatschapsraad doorgaans niet noodzakelijk is

Een lidmaatschapsraad is in de volgende gevallen doorgaans niet noodzakelijk.

32.6.4.1

Niet naleven van bepaalde kerknormen

Een lidmaatschapsraad wordt niet gehouden voor de navolgende kwesties. Neem evenwel nota van de uitzondering in het laatste punt.

  • Inactiviteit in de kerk

  • Veronachtzaming van kerkplichten

  • Geen tiende betalen

  • Zonden van nalatigheid

  • Zelfbevrediging

  • Het woord van wijsheid niet naleven

  • Gebruik van pornografie, met uitzondering van kinderpornografie (omschreven in 38.6.6) of veelvuldig of dwangmatig gebruik van pornografie, dat aanzienlijk leed veroorzaakt in iemands huwelijk of gezin (omschreven in 38.6.13).

32.6.4.2

Faillissement of wanbetaling

Leiders houden geen lidmaatschapsraden om zakelijke geschillen op te lossen. Een faillissement of wanbetaling is geen reden voor het houden van een lidmaatschapsraad. Er moet echter wel een raad worden gehouden in geval van ernstige frauduleuze handelingen of andere ernstige, misleidende financiële praktijken (zie 32.6.1.3).

32.6.4.3

Rechtsgeschillen

Er wordt geen lidmaatschapsraad gehouden om rechtsgeschillen op te lossen (zie Leer en Verbonden 134:11).

32.7

Omstandigheden van de betrokkene

De Heer heeft gezegd: ‘De arm van mijn barmhartigheid is naar u uitgestrekt, en wie ook komt, hem zal Ik aannemen; en gezegend zijn zij die tot Mij komen’ (3 Nephi 9:14). De omstandigheden van een lid zijn een belangrijke overweging voor de bepaling van:

  • Het gepaste kader om hem of haar te helpen bij de bekering van ernstige zonden (zie 32.5 en 32.6).

  • De besluiten die in persoonlijke begeleiding of lidmaatschapsraden worden genomen (zie 32.8 en 32.11).

Bisschoppen en ringpresidenten stellen zich bij elke situatie open voor de zin en de wil van de Heer. Zij overwegen de volgende factoren bij de bepaling van het kader en het uiteindelijke besluit. Deze factoren schrijven geen specifiek besluit voor. Ze zijn meer hulpmiddelen bij een besluit dat leiders met gebed en inspiratie van de Geest moeten nemen.

32.7.1

Omvang van de zonde

De ernst van een zonde wordt aan haar omvang afgelezen. Bijvoorbeeld het aantal en de frequentie van begane zonden, de ernst van het toegebrachte leed en het aantal benadeelden.

32.7.2

Belangen van het slachtoffer

Leiders overwegen de belangen van slachtoffers en anderen. Het kan onder andere gaan om de huwelijkspartner en familieleden van de betrokkene. Leiders overwegen ook de ernst van het veroorzaakte leed.

32.7.3

Blijken van bekering

Geestelijke leiding is nodig om te bepalen of de betrokkene zich oprecht heeft bekeerd. Een dergelijke bekering blijkt duidelijker uit een deugdzaam leven in de loop van de tijd dan uit intens berouw tijdens één enkel gesprek. Factoren die overwogen worden:

  • Mate van geloof in Jezus Christus.

  • De aard van de belijdenis.

  • Mate van berouw over de zonde.

  • Genoegdoening van benadeelden.

  • Nakoming van wettelijke eisen.

  • Succes in verzaking van de zonde.

  • Getrouwheid in naleving van de geboden sinds de zonde.

  • Eerlijkheid tegen kerkleiders en anderen.

  • Bereidwilligheid om de raad van kerkleiders op te volgen.

Afbeelding
vrouw in gebed

32.7.4

Schending van tempelverbonden

De Heer heeft verklaard: ‘Want van hem aan wie veel is gegeven, wordt veel geëist’ (Leer en Verbonden 82:3). Iemand die de tempelbegiftiging heeft ontvangen, heeft zich ertoe verbonden om naar een hogere norm te leven. Schending van die verbonden maakt de zonde ernstiger. Het vergroot de kans dat een lidmaatschapsraad noodzakelijk is.

32.7.5

Vertrouwens- of gezagspositie

De ernst van een zonde weegt zwaarder als iemand die begaat terwijl hij of zij een vertrouwens- of gezagspositie bekleedt, zoals ouder, leidinggevende of leerkracht.

32.7.6

Herhaling

Als iemand bij voortduring een ernstige zonde begaat, kan dat duiden op diepgewortelde gedragingen of verslavingen die ware bekering in de weg staan. Behalve mogelijke noodzakelijke lidmaatschapsrestricties, kunnen verslavingsherstelprogramma’s en professionele therapie nuttig zijn (zie 32.8.2).

32.7.7

Leeftijd, volwassenheid en ervaring

Leiders houden rekening met leeftijd, volwassenheid en ervaring als ze een lid raad geven of een besluit nemen over de uitkomst van een lidmaatschapsraad. Als de betrokkene nog onvolwassen in het evangelie is, dan is mildheid vaak op zijn plaats. Clementie is bijvoorbeeld op zijn plaats bij jonge leden die de wet van kuisheid overtreden, maar de zonde verzaken en een oprechte geest van bekering tonen. Er kan echter een strengere maatregel nodig zijn als ze in hun gedrag volharden.

32.7.8

Verstandelijke vermogens

Psychische aandoeningen, verslavingen of verstandelijke beperkingen zijn geen excuus voor iemand die een ernstige zonde heeft begaan. Toch kunnen deze factoren meegewogen worden. Als onderdeel van de hulp aan iemand die zich wil bekeren, stellen leiders zich open voor de leiding van de Heer over zijn of haar begrip van de evangeliebeginselen en de mate van toerekeningsvatbaarheid.

32.7.9

Vrijwillige zondebelijdenis

Een vrijwillige belijdenis van zonde en droefheid overeenkomstig Gods wil geven blijk van iemands bekeringsverlangen.

32.7.10

Tijd tussen zonde en belijdenis

Zonde belijden maakt deel uit van bekering en moet niet worden uitgesteld. Soms volgt er op een zonde een lange periode van rehabilitatie en getrouwheid. Als een lid een zonde belijdt en die niet meer heeft herhaald, kan dat aangeven dat hij of zij die verzaakt heeft. In dat geval kan zijn of haar belijdenis de voltooiing in plaats van het begin van het bekeringsproces zijn.

32.7.11

Zonden waarbij leden uit verschillende wijken of ringen betrokken zijn

Soms wonen leden die samen een ernstige zonde begaan in verschillende wijken of ringen. In die situatie overleggen de ringpresidenten met elkaar over de noodzaak van lidmaatschapsrestricties of -raden. Ze bespreken ook in hoeverre de restricties of raadsbesluiten gelijkluidend moeten zijn, of dat er andere kwesties spelen die mogelijk tot een andere uitkomst leiden.


PERSOONLIJKE BEGELEIDING VERLENEN


32.8

Persoonlijke begeleiding en informele lidmaatschapsrestricties

Persoonlijke begeleiding is vaak voldoende om anderen te helpen beschermen en iemands toegang tot de verlossende macht van Jezus Christus te faciliteren. Dergelijke begeleiding kan leden ook beschermen tegen ernstiger zonden. In begeleidingsgesprekken kunnen leiders ook informele lidmaatschapsrestricties opleggen om een lid te helpen bij zijn of haar bekering van sommige ernstige zonden (zie 32.8.3).

Ernstige zonden moeten niet licht worden opgevat (zie Leer en Verbonden 1:31). Schending van tempelverbonden vergroot de kans dat een lidmaatschapsraad noodzakelijk is (zie 32.7.4).

Hierna volgen richtlijnen waarmee leiders kunnen bepalen of begeleiding en informele restricties voldoende zijn (zie ook 32.7):

  • Iemand heeft geen ernstige zonden begaan waarvoor een lidmaatschapsraad verplicht is (zie 32.6.1).

  • Iemand heeft zijn zonden vrijwillig beleden en heeft oprecht berouw.

  • Iemand is zich aan het bekeren van een ernstige zonde die hij of zij nog niet eerder begaan heeft.

  • Iemand heeft met zijn zonde geen tempelverbonden geschonden.

  • Iemand heeft aanmerkelijk verzachtende omstandigheden.

32.8.1

Persoonlijke begeleiding

De volgende richtlijnen zijn van toepassing als een bisschop of ringpresident een lid raad geeft in verband met zijn of haar bekering.

  • Vraag niet meer dan de noodzakelijke informatie om (1) de houding van het lid ten opzichte van het zondige gedrag te bepalen en (2) de aard, frequentie en duur van het gedrag te bepalen. Vraag niet naar meer details dan nodig is om begrip van de situatie te krijgen. Stel geen vragen die uit nieuwsgierigheid voortkomen.

  • Vraag hoe het gedrag anderen heeft beïnvloed.

  • Ga in op positieve zaken die de bekering van het lid en diens toewijding aan de Heer verdiepen. Moedig het lid aan specifieke dingen te doen die een verandering van hart en een bekeerlijke houding teweegbrengen. Nodig hem of haar uit om tot de Heiland te naderen, zijn kracht aan te wenden en zijn verlossende liefde te voelen.

  • Moedig opbouwende bezigheden aan, zoals gebed, Schriftstudie en kerkbezoek. Leer hem of haar dat familiehistorisch werk en tempelwerk de invloed van de tegenstander kunnen verminderen. Moedig hem of haar aan anderen te dienen en met hen over het evangelie te praten.

  • Moedig hem of haar aan anderen schadeloos te stellen en hun vergiffenis te vragen.

  • Moedig hem of haar aan van slechte invloeden weg te blijven. Raad leden aan preventief te werk te gaan om specifieke verleidingen te weerstaan.

  • Erken dat u een kerkleider bent, geen professioneel hulpverlener. Naast de begeleiding die u biedt, zouden sommige leden bij gedragstherapie gebaat zijn. Sommigen lijden onder een psychische aandoening. Zo nodig geeft u leden de raad om hulp van medische of psychologische deskundigen in te roepen (zie 31.3.6).

  • Ga in gebed en bid om de leiding van de Geest, voordat u informele lidmaatschapsrestricties oplegt. Sommige leden hebben baat bij een actiever gebruik van hun lidmaatschapsprivileges in plaats van een inperking daarvan.

  • Blijf het lid bemoedigen, diens geestelijke instelling versterken en diens vorderingen volgen.

Als een lid zijn of haar zonde aan de bisschop of ringpresident heeft beleden, kan de follow-upbegeleiding op verschillende manieren plaatsvinden. De leider kan die zelf verlenen. Of hij kan die, na toestemming van het lid, aan een van zijn raadgevers overdragen.

Na toestemming van het lid kan de bisschop of ringpresident ook leden van het ouderlingenquorum of de ZHV opdragen om op specifieke manieren te assisteren. Voor jongeren kan hij de assistentie van het jongevrouwenpresidium of de quorumadviseurs Aäronische priesterschap inroepen. Wie die opdracht krijgen, hebben recht op inspiratie om die te vervullen (zie 4.2.6).

Als een leider iemand vraagt om bij de follow-upbegeleiding te assisteren, geeft hij alleen de informatie die nodig is om het lid te helpen. De toegewezen persoon moet discreet zijn. Hij of zij houdt de bisschop op de hoogte van de vorderingen en behoeften van het lid.

Afbeelding
vrouw in gebed

32.8.2

Mensen helpen om verslavingen en pornografiegebruik aan te pakken

Persoonlijke begeleiding houdt soms in dat er hulp wordt geboden aan leden met zonden die zijn gerelateerd aan of zijn veroorzaakt door een verslaving. Mensen kunnen verslaafd zijn aan opwekkende of verdovende middelen en aan een breed spectrum van gedragingen. Verslavingen brengen schade toe aan personen, huwelijken en gezinnen. Bisschoppen kunnen leden aanraden gebruik te maken van de verslavingsherstelprogramma’s van de kerk en van deskundige medisch en geestelijk verzorgers.

Pornografiegebruik komt steeds vaker voor. Of het pornografiegebruik nu intensief of incidenteel is, het is schadelijk. Het jaagt de Geest weg. Het verzwakt iemands kracht die voortvloeit uit het nakomen van verbonden. Ook brengt het schade toe aan dierbare relaties.

Persoonlijke begeleiding en informele lidmaatschapsrestricties volstaan doorgaans om bekering van pornografiegebruik te faciliteren. Doorgaans wordt er geen lidmaatschapsraad gehouden. Voor uitzonderingen zie 38.6.6 en 38.6.13. Professionele hulpverlening kan helpen.

Ringpresidenten en bisschoppen staan familieleden bij naar behoefte. Ouders kunnen betrokken worden bij de voorlichting aan jongeren over pornografiegebruik. De partner kan betrokken worden als een gehuwd persoon begeleiding krijgt.

Zie 38.6.13 voor meer informatie over persoonlijke begeleiding aan leden die zich inlaten met pornografie.

32.8.3

Informele lidmaatschapsrestricties

Een bisschop of ringpresident kan in een begeleidingsgesprek, naast positieve handelingen aanmoedigen, informeel sommige lidmaatschapsprivileges tijdelijk inperken. Als hij daarbij wijs te werk gaat, kunnen deze restricties de bekering en spirituele vooruitgang bevorderen. Ze worden als informeel beschouwd, omdat ze niet op de lidmaatschapskaart worden vermeld.

Informele restricties kunnen een paar weken of een paar maanden van kracht zijn, of langer als iemand de tijd nodig heeft om zich volledig te bekeren. Onder ongewone omstandigheden kan het langer dan een jaar zijn.

Leiders bidden om de leiding van de Geest om te weten welke restricties iemands bekering het beste ten goede komen. Die kunnen bestaan uit (maar zijn niet beperkt tot) geen roeping vervullen, het priesterschap niet uitoefenen of de tempel niet betreden. De leider kan iemand ook verbieden in de kerk een toespraak te houden, les te geven of een gebed uit te spreken. Als de leider het recht op tempelbezoek opschort, annuleert hij de tempelaanbeveling in Hulpmiddelen leiders en administrateurs (LCR).

Deelnemen aan het avondmaal is een belangrijk onderdeel van bekering. Het zou niet de eerste restrictie moeten zijn voor iemand die berouw toont en een gebroken hart en een verslagen geest heeft. Als iemand echter ernstige zonden heeft begaan, kan een leider dit privilege tijdelijk opschorten.

Leiders lichten doorgaans niemand anders in over informele restricties, tenzij dat nodig is (zie 32.12.2).

De bisschop of ringpresident kan informele restricties opheffen zoals de Geest hem dat ingeeft als iemand de voorgeschreven vooruitgang in oprechte bekering maakt. Als het lid in de zonde volhardt, kan het nuttig of noodzakelijk zijn om een lidmaatschapsraad te houden.


KERKLIDMAATSCHAPSRADEN LEIDEN


Kerklidmaatschapsraden worden gehouden als de bisschop of ringpresident vaststelt dat die nuttig kunnen zijn of wanneer het kerkbeleid die voorschrijven (zie 32.6). Ze worden op wijk-, ring-, gemeente-, districts- of zendingsniveau gehouden. Deze paragraaf bevat informatie over het houden van een lidmaatschapsraad.

32.9

Deelname en verantwoordelijkheid

In de volgende tabel staat wie doorgaans aan een lidmaatschapsraad deelnemen.

Deelnemers aan lidmaatschapsraad

Lidmaatschapsraad van de wijk

Deelnemers aan lidmaatschapsraad

  • De betrokkene voor wie de raad wordt gehouden

  • Bisschop en zijn raadgevers

  • Wijkadministrateur

  • Quorumpresident ouderlingen of ZHV-presidente (optioneel; zie 32.10.1)

Lidmaatschapsraad van de ring

Deelnemers aan lidmaatschapsraad

  • De betrokkene voor wie de raad wordt gehouden

  • Ringpresident en zijn raadgevers

  • Ringadministrateur

  • Hogeraadsleden (in een beperkt aantal situaties, zoals uitgelegd in 32.9.2)

  • Bisschop van de betrokkene voor wie de raad wordt gehouden (optioneel; zie 32.9.3)

  • Quorumpresident ouderlingen of ZHV-presidente (optioneel; zie 32.10.1)

32.9.1

Ringpresident

De ringpresident:

  • Heeft bevoegdheid over lidmaatschapsraden in de ring; de meeste van die raden worden echter door bisschoppen gehouden.

  • Geeft goedkeuring voordat een bisschop een lidmaatschapsraad houdt.

  • Houdt een lidmaatschapsraad van de ring als het kerklidmaatschap van een begiftigde man of vrouw vermoedelijk wordt ingetrokken.

  • Houdt een raad als een lid beroep aantekent tegen het besluit van een lidmaatschapsraad van de wijk.

  • Geeft goedkeuring voordat het advies van een lidmaatschapsraad van een wijk om het lidmaatschap van een niet-begiftigd lid in te trekken, definitief is.

32.9.2

Hoge raad

De hoge raad neemt doorgaans niet deel aan lidmaatschapsraden van de ring. De hoge raad kan echter bij moeilijke gevallen wel deelnemen (zie Leer en Verbonden 102:2). Het ringpresidium kan de leden van de hoge raad bijvoorbeeld vragen deel te nemen als:

  • De feiten worden betwist.

  • Ze een meerwaarde en een tegenwicht toevoegen.

  • Het lid hun deelname verzoekt.

  • Een lid van het ringpresidium of diens familie betrokken is (zie 32.9.7).

32.9.3

Bisschop (of gemeentepresident in een ring)

De bisschop:

  • Heeft bevoegdheid over lidmaatschapsraden van de wijk.

  • Overlegt met de ringpresident en krijgt diens goedkeuring voordat hij een raad houdt.

  • Kan geen raad houden als het kerklidmaatschap van een begiftigde man of vrouw vermoedelijk wordt ingetrokken. In die situaties houdt de ring een lidmaatschapsraad.

  • Kan gevraagd worden een lidmaatschapsraad van de ring bij te wonen voor een wijklid van wie het lidmaatschap onder de loep wordt genomen. Zijn aanwezigheid moet door de ringpresident en de betrokkene worden goedgekeurd.

Een lidmaatschapsraad van de wijk of gemeente kan intrekking van iemands kerklidmaatschap adviseren als hij of zij niet begiftigd is. De ringpresident dient echter goedkeuring te geven, voordat het besluit definitief is.

Soms wordt er een lidmaatschapsraad van de wijk voor een begiftigd lid gehouden en wordt in de raadszitting duidelijk dat zijn of haar lidmaatschap vermoedelijk zal worden ingetrokken. In die gevallen verwijst de bisschop de kwestie door naar de ringpresident.

32.9.4

Zendingspresident

De zendingspresident:

  • Heeft bevoegdheid over lidmaatschapsraden in gemeenten en districten in een zendingsgebied.

  • Geeft goedkeuring voordat een districts- of gemeentepresident een lidmaatschapsraad houdt.

  • Houdt een lidmaatschapsraad als het kerklidmaatschap van een begiftigde man of vrouw vermoedelijk wordt ingetrokken. Als tijd of afstand dit onmogelijk maken, kan hij een van zijn raadgevers de raad laten presideren. Hij wijst twee andere Melchizedeks-priesterschapsdragers aan die aan de raad deelnemen.

  • Houdt zo mogelijk lidmaatschapsraden voor leden die niet zijn begiftigd. Als tijd of afstand dit onmogelijk maken, kan hij drie Melchizedeks-priesterschapsdragers bevoegdheid verlenen om de raad te houden. In dit geval leidt de districtspresident of de gemeentepresident van het lid doorgaans de raad.

  • Houdt een raad als een lid beroep aantekent tegen het besluit van een lidmaatschapsraad van district of gemeente.

  • Houdt, met goedkeuring van een algemeen autoriteit in de afdeling Zendingswerk, een lidmaatschapsraad als een zendeling een ernstige zonde in het zendingsveld begaat (zie 32.9.8). Hij neemt de kwestie ook door met een lid van het gebiedspresidium en overlegt met de ringpresident van de thuisring van de zendeling.

  • Geeft goedkeuring voordat het advies van een lidmaatschapsraad van een gemeente of district om het lidmaatschap van een niet-begiftigd lid in te trekken, definitief is.

Als een zendeling een ernstige zonde belijdt die hij of zij vóór de zending heeft begaan, vraagt de zendingspresident zijn contactpersoon in de afdeling Zendingswerk om advies.

Als een zendingspresident een lidmaatschapsraad houdt, wijst hij twee Melchizedeks-priesterschapsdragers aan die hem assisteren. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden wijst hij jonge zendelingen ter assistentie aan. Hij volgt dezelfde procedures als in een lidmaatschapsraad van de ring (zie 32.10). Een hoge raad of districtsraad neemt echter niet deel.

32.9.5

Districts- of gemeentepresident in een zendingsgebied

Een districts- of gemeentepresident in een zendingsgebied kan een lidmaatschapsraad houden na daarvoor door de zendingspresident te zijn gemachtigd. De districtsraad neemt niet deel.

Een lidmaatschapsraad van het district of de gemeente kan intrekking van iemands kerklidmaatschap adviseren als hij of zij niet begiftigd is. De zendingspresident dient echter goedkeuring te geven, voordat het besluit definitief is.

32.9.6

Ring- of wijkadministrateur

De ring- of wijkadministrateur:

  • Maakt alleen die notities in de raad die voor het Rapport kerklidmaatschapsraad nodig zijn.

  • Vult het rapport in als de leider van de raad hem vraagt dat te doen.

  • Heeft geen stem in de discussie of het besluit van de raad.

32.9.7

Deelname in uitzonderlijke situaties

Als een raadgever in het ringpresidium niet aanwezig kan zijn in een lidmaatschapsraad, vraagt de ringpresident een hogeraadslid of een andere hogepriester om diens plaats in te nemen. Als de ringpresident niet aanwezig kan zijn, kan het Eerste Presidium een raadgever in het ringpresidium machtigen om de raad te presideren.

Als een raadgever in de bisschap niet aanwezig kan zijn in een lidmaatschapsraad, kan de bisschop een hogepriester in de wijk vragen diens plaats in te nemen. Als de bisschop niet aanwezig kan zijn, verwijst hij de kwestie door naar de ringpresident, die dan een lidmaatschapsraad van de ring belegt. De bisschop mag het beleggen van een lidmaatschapsraad niet overdragen aan een raadgever.

Als er een lidmaatschapsraad voor een familielid van de bisschop of een van zijn raadgevers wordt gehouden, vindt die op ringniveau plaats. Als die voor een familielid van een van de raadgevers in het ringpresidium wordt gehouden, wijst de ringpresident een andere hogepriester aan die de plaats van de raadgever inneemt. Als er een lidmaatschapsraad voor een familielid van de ringpresident wordt gehouden, overlegt hij met het kantoor van het Eerste Presidium.

Als een lid bezwaar maakt tegen de deelname van de bisschop of zijn raadgevers, vindt de lidmaatschapsraad op ringniveau plaats. Als een lid bezwaar maakt tegen de deelname van een van de raadgevers in het ringpresidium, wijst de ringpresident een andere hogepriester aan die de plaats van de raadgever inneemt. Als een lid bezwaar maakt tegen de deelname van de ringpresident of als die twijfelt aan zijn eigen onpartijdigheid, overlegt de ringpresident met het kantoor van het Eerste Presidium.

32.9.8

Bepalen welke leider een raad in uitzonderlijke situaties houdt

Lidmaatschapsraden vinden bijna altijd plaats in de geografische kerkunit waar de lidmaatschapskaart van de betrokkene zich bevindt.

Soms is een lidmaatschapsraad noodzakelijk voor iemand die verhuist. Als de verhuizing binnen dezelfde ring is, overlegt de ringpresident met de bisschoppen van beide wijken, waarna hij bepaalt waar de raad plaatsvindt.

Als het lid uit de ring verhuist, overleggen de ringpresidenten van beide ringen om te bepalen waar de raad het beste kan worden gehouden. Als ze besluiten dat die in de voormalige wijk of ring wordt gehouden, blijft de lidmaatschapskaart in die wijk tot de raad is gehouden. Zo niet, dan wordt de kaart naar de nieuwe wijk overgeheveld. De bisschop of ringpresident licht de huidige bisschop of ringpresident discreet in waarom de raad nodig is.

Soms is een lidmaatschapsraad noodzakelijk voor iemand die tijdelijk niet thuis woont. Er kan bijvoorbeeld een raad nodig zijn voor een student of een lid in militaire dienst. De bisschop van de wijk waar het lid tijdelijk woont, kan raad en steun geven. Hij houdt echter geen lidmaatschapsraad, tenzij de lidmaatschapskaart in zijn unit is en hij met de bisschop van de thuiswijk heeft overlegd.

Soms begaat een zendeling een ernstige zonde in het zendingsveld, die pas beleden wordt na zijn of haar ontheffing. De bisschop en de ringpresident overleggen wie van hen de lidmaatschapsraad houdt. Een van hen pleegt vóór de raad overleg met de voormalige zendingspresident.

32.10

Procedures voor lidmaatschapsraden

32.10.1

Kennisgevingsbrief sturen en de raad voorbereiden

De bisschop of ringpresident stelt het lid schriftelijk in kennis van de lidmaatschapsraad die voor hem of haar zal worden gehouden. Hij ondertekent de brief. De brief bevat de volgende informatie:

‘De bisschap [of het ringpresidium] houdt voor u een lidmaatschapsraad. De raad wordt op [datum en tijd] in [plaats] gehouden.

‘Deze raad overweegt [vat de overtreding in algemene bewoordingen samen. Beschrijf geen details noch bewijzen].

‘Wij nodigen u voor de raad uit om verweer te geven. U mag schriftelijke verklaringen indienen van personen die relevante informatie kunnen geven. U mag die personen vragen om namens u in de raad het woord te nemen. De ringpresident of bisschop moet dat wel vooraf goedkeuren. U mag ook de [ZHV-presidente of de quorumpresident ouderlingen van de wijk] vragen aanwezig te zijn om u te begeleiden.

‘Eenieder die de raad bijwoont, wordt geacht zich naar het eerbiedwaardige karakter van de raad te schikken, met inbegrip van de procedures en geheimhouding. Juridisch adviseurs en begeleiders, behalve wie hierboven zijn genoemd, mogen de raad niet bijwonen.’

In de afsluitende alinea kunt u uw liefde, hoop en zorg uiten.

In 32.10.3, punt 4 staan richtlijnen over wie de betrokkene mag vragen om in de raad het woord te nemen.

Als de brief niet overhandigd kan worden, kan deze aangetekend, met bericht van ontvangstbevestiging, worden verstuurd.

De bisschop of ringpresident plant de lidmaatschapsraad op een tijd die de betrokkene schikt. Hij ziet er ook op toe dat er tijd is om verklaringen van slachtoffers van het wangedrag te krijgen, als zij hieraan willen meewerken (zie 32.10.2).

De bisschop of ringpresident bereidt het lid voor op de raad door het doel en de procedures uit te leggen. Ook legt hij uit welke raadsbesluiten er mogelijk zijn en wat elk tot gevolg heeft. Als een lid zijn of haar zonde heeft beleden, legt de leider uit dat de belijdenis in de lidmaatschapsraad zal worden gebruikt.

32.10.2

Verklaringen van slachtoffers krijgen

Als een kerklid het slachtoffer is (van bijvoorbeeld incest, kindermishandeling/-misbruik, partnermishandeling/-misbruik of fraude), neemt de bisschop of ringpresident contact op met de huidige bisschop of ringpresident van dat lid. Deze leiders bepalen of het zin heeft om het slachtoffer de gelegenheid te geven een schriftelijke verklaring over het wangedrag en de gevolgen op te stellen. Deze verklaringen mogen in een lidmaatschapsraad worden voorgelezen (zie 32.10.3, punt 3). Kerkleiders zijn niet bevoegd om contact te leggen met slachtoffers die niet tot de kerk behoren.

Daarom wordt elk contact met een slachtoffer voor dit doel door zijn of haar huidige bisschop of ringpresident gelegd. Als een slachtoffer een verklaring overlegt, geeft deze leider die aan de bisschop of ringpresident die de lidmaatschapsraad houdt. Leiders moeten zeer zorgvuldig te werk gaan om geen verder trauma te veroorzaken. Zie 32.4.3 voor andere waarschuwingen.

Alle inlichtingen omtrent een slachtoffer dat jonger dan 18 jaar is, moeten bij de ouders of wettige voogden van het kind worden ingewonnen, tenzij dat het slachtoffer in gevaar brengt.

Bisschoppen en ringpresidenten raadplegen 32.4.5 en 38.6.2.1 voor advies inzake mishandelings- of misbruikzaken.

32.10.3

De raad leiden

Onmiddellijk voorafgaand aan de raad legt de bisschop of ringpresident aan de deelnemers uit voor wie de raad is en om welke overtreding het gaat. Zo nodig legt hij de procedure van de raad uit.

De betrokkene, indien aanwezig, wordt binnengeroepen en verwelkomd. Als de bisschop voor een lidmaatschapsraad van de ring is uitgenodigd, komt ook hij binnen. Als de betrokkene de ZHV-presidente of de quorumpresident ouderlingen van de wijk als begeleider heeft gevraagd, komt ook zij of hij binnen.

De bisschop of ringpresident leidt de raad in een geest van liefde, zoals hierna wordt omschreven.

  1. Hij vraagt iemand het openingsgebed uit te spreken.

  2. Hij zegt om welke overtreding het gaat. Hij geeft de betrokkene (indien aanwezig) de gelegenheid deze verklaring te bevestigen, ontkennen of verduidelijken.

  3. Als het lid de overtreding bevestigt, gaat de bisschop of ringpresident verder naar punt 5 hierna. Als het lid ontkent, presenteert de bisschop of de ringpresident de desbetreffende informatie. Die kan bestaan uit het presenteren van betrouwbare documenten en het voorlezen van schriftelijke verklaringen van slachtoffers (zie 32.10.2). Als hij zo’n verklaring voorleest, vermeldt hij niet de identiteit van het slachtoffer.

  4. Als het lid de overtreding ontkent, mag hij of zij informatie aan de raad presenteren. Die kan op schrift staan. Of het lid mag personen die relevante informatie kunnen geven, vragen de raad toe te spreken, ieder op zijn beurt. Die personen dienen lid van de kerk te zijn, tenzij de bisschop of ringpresident vooraf heeft bepaald dat een niet-lid de raad mag bijwonen. Ze wachten in een ander vertrek totdat het hun beurt is om te spreken. Ieder verlaat de raadskamer als hij of zij klaar is. Ze worden geacht zich naar het eerbiedwaardige karakter van de raad te schikken, met inbegrip van de procedures en geheimhouding. Een lid mag geen juridisch adviseur in de raad aanwezig hebben. Noch kunnen begeleiders de raad bijwonen, behalve wie in de tweede alinea van deze paragraaf zijn genoemd.

  5. De bisschop of ringpresident mag het lid op een beleefde en respectvolle wijze vragen stellen. Hij mag ook vragen stellen aan de personen wie het lid heeft gevraagd informatie te geven. Raadgevers in de bisschap of het ringpresidium kunnen ook vragen stellen. De gestelde vragen zijn kort en beperken zich tot de relevante feiten.

  6. Als alle relevante informatie gepresenteerd is, vraagt de bisschop of ringpresident het lid de kamer te verlaten. Ook de administrateur trekt zich terug, tenzij de hoge raad aan een lidmaatschapsraad van de ring deelneemt. Als de bisschop van het lid in een lidmaatschapsraad van de ring aanwezig is, verlaat hij de kamer. Als de ZHV-presidente of de quorumpresident ouderlingen als begeleider is uitgenodigd, verlaat ook zij of hij de kamer.

  7. De bisschop of ringpresident vraagt zijn raadgevers hun gedachten en inzichten uit te spreken. Als de hoge raad aan een lidmaatschapsraad van de ring deelneemt, vraagt de ringpresident de hogeraadsleden naar hun gedachten en inzichten.

  8. Met zijn raadgevers zoekt de bisschop of de ringpresident in gebed de wil van de Heer in de kwestie. Alleen de ringpresident en zijn raadgevers of de bisschop en zijn raadgevers zijn op dat moment in de kamer. Als de hoge raad deel uitmaakt van een lidmaatschapsraad van de ring, gaat het ringpresidium doorgaans naar het kantoor van de ringpresident.

  9. De bisschop of ringpresident vertelt zijn raadgevers zijn besluit en vraagt hun dat te steunen. Als de hoge raad deel uitmaakt van een lidmaatschapsraad van de ring, keert het ringpresidium naar de raadskamer terug en vraagt de hoge raad om het besluit te steunen. Als een raadgever of hogeraadslid een andere mening is toegedaan, luistert de bisschop of ringpresident en probeert met een oplossing te komen. De verantwoordelijkheid van het besluit ligt bij de presiderende functionaris.

  10. Hij vraagt de betrokkene weer binnen te komen. Als de administrateur zich had teruggetrokken, komt die ook weer binnen. Als de bisschop van het lid in een lidmaatschapsraad van de ring aanwezig is, komt ook hij weer binnen. Als de ZHV-presidente of de quorumpresident ouderlingen als begeleider aanwezig is, komt hij of zij ook binnen.

  11. De bisschop of ringpresident deelt het raadsbesluit in een geest van liefde mee. Als het besluit formele inperking van de lidmaatschapsprivileges van de betrokkene of intrekking van het lidmaatschap behelst, legt hij de voorwaarden uit (zie 32.11.3 en 32.11.4). Ook legt hij uit wat er gedaan moet worden, voordat de restricties worden opgeheven. Hij geeft andere aanwijzingen en raad. Een bisschop of ringpresident mag een raad tijdelijk opschorten om meer advies of informatie in te winnen, voordat hij een besluit neemt. In dat geval legt hij dat uit.

  12. Hij legt uit dat de betrokkene het recht heeft om in beroep te gaan (zie 32.13).

  13. Hij vraagt iemand het slotgebed uit te spreken.

Of de betrokkene nu aanwezig is of niet, de bisschop of ringpresident stelt hem of haar in kennis van het besluit, zoals uitgelegd in 32.12.1.

Het is niemand toegestaan om in een lidmaatschapsraad geluid, beeld of geschreven tekst op te nemen. Een administrateur maakt notities om daar later het Rapport kerklidmaatschapsraad mee in te vullen. Die notities mogen echter geen woordelijke weergave zijn. Na invulling van het rapport vernietigt hij de notities direct.

32.11

Besluiten van lidmaatschapsraden

De besluiten van lidmaatschapsraden moeten door de Geest zijn ingegeven. Ze weerspiegelen de liefde en hoop die de Heiland aanbiedt aan wie zich bekeren. Mogelijke besluiten worden hierna uitgelegd. Wanneer er een besluit moet worden genomen, nemen leiders de omstandigheden in overweging die in 32.7 zijn omschreven.

Kort na een lidmaatschapsraad dient de bisschop of ringpresident een Rapport kerklidmaatschapsraad in via LCR (zie 32.14.1).

Mogelijke besluiten van lidmaatschapsraden staan in de volgende paragrafen.

32.11.1

Blijft volwaardig lid

In bepaalde gevallen kan iemand onschuldig zijn en een volwaardig lid blijven. In bepaalde gevallen kan iemand de zonde hebben begaan, zich oprecht bekeerd hebben en een volwaardig lid zijn. De bisschop of ringpresident kan raad geven en tot voorzichtigheid manen. Na de raad blijft hij naar behoefte begeleiden.

Afbeelding
koppel zit samen

32.11.2

Persoonlijke begeleiding door de bisschop of ringpresident

In sommige lidmaatschapsraden stellen leiders misschien vast dat iemand zich niet geheel aan de kerknormen houdt, maar dat formele lidmaatschapsrestricties niet gerechtvaardigd zijn. In die gevallen kan de raad besluiten dat iemand meer gebaat is bij persoonlijke begeleiding en correctie door de bisschop of ringpresident. Deze begeleiding kan informele lidmaatschapsrestricties omvatten, omschreven in 32.8.3.

Persoonlijke begeleiding en informele lidmaatschapsrestricties volstaan niet als een raad wordt gehouden voor de zonden in 32.6.1.

32.11.3

Formele lidmaatschapsrestricties

In sommige gevallen stellen leiders misschien vast dat het voor iemand het beste is om zijn of haar lidmaatschapsprivileges tijdelijk formeel in te perken. Formele restricties kunnen afdoende zijn voor de meeste zonden en situaties, behalve voor de meest ernstige, waarvoor het lidmaatschap wordt ingetrokken (zie 32.11.4).

Wie formele lidmaatschapsrestricties hebben, zijn nog steeds lid van de kerk. Hun lidmaatschapsprivileges zijn echter als volgt ingeperkt:

  • Ze mogen niet naar de tempel. Ze mogen echter wel, als ze begiftigd zijn, hun garment blijven dragen. Als het lid een tempelaanbeveling heeft, annuleert de leider die in LCR.

  • Ze mogen niet het priesterschap uitoefenen.

  • Ze mogen niet aan het avondmaal of aan de steunverlening van kerkfunctionarissen deelnemen.

  • Ze mogen geen toespraak houden, les geven of een gebed uitspreken in de kerk. Noch mogen ze een kerkroeping vervullen.

Ze worden aangemoedigd de kerkdiensten bij te wonen en aan activiteiten mee te doen als hun gedrag vreedzaam is. Ook worden ze aangemoedigd tiende en offergaven te betalen.

De bisschop of ringpresident kan andere voorwaarden toevoegen, zoals het mijden van pornografisch materiaal en andere kwade invloeden. Hij voegt doorgaans positieve voorwaarden toe. Die kunnen bestaan uit geregeld kerkbezoek, geregeld gebed, en de Schriften en andere kerklectuur lezen.

Als iemands lidmaatschapsprivileges formeel worden ingeperkt, krijgt de lidmaatschapskaart een aantekening.

De tijd van een formele restrictie is doorgaans minstens een jaar of langer. Als blijkt dat het lid specifiek vooruitgang in oprechte bekering boekt, houdt de bisschop of ringpresident weer een lidmaatschapsraad om de opheffing van de restricties in overweging te nemen (zie 32.16.1). Als het lid volhardt in de zonde, kan de leider nog een raad houden om andere maatregelen in overweging te nemen.

32.11.4

Intrekking van het lidmaatschap

In sommige lidmaatschapsraden stellen leiders misschien vast dat het voor iemand het beste is dat zijn of haar lidmaatschap tijdelijk wordt ingetrokken (zie Mosiah 26:36; Alma 6:3; Moroni 6:7; Leer en Verbonden 20:83).

Intrekking van het kerklidmaatschap is verplicht voor moord (omschreven in 32.6.1.1) en een meervoudig huwelijk (uitgelegd in 32.6.1.2). Intrekking is bijna altijd verplicht voor incest, zoals uitgelegd in 32.6.1.2 en 38.6.10.

Onder inspiratie van de Geest kan lidmaatschapsintrekking ook noodzakelijk zijn voor:

  • Wie een ernstige bedreiging voor anderen vormen.

  • Wie uitzonderlijk zware zonden hebben begaan.

  • Wie geen blijk geven van bekering van ernstige zonden (zie overwegingen in 32.7).

  • Wie ernstige zonden begaan die de kerk schaden.

Een lidmaatschapsraad van wijk, district of gemeente kan intrekking van iemands kerklidmaatschap adviseren als hij of zij niet begiftigd is. De goedkeuring van de ring- of zendingspresident is echter noodzakelijk voordat het besluit definitief is.

Personen van wie het kerklidmaatschap is ingetrokken, genieten geen lidmaatschapsprivileges meer.

  • Ze mogen niet naar de tempel of het garment dragen. Als de betrokkene een tempelaanbeveling heeft, annuleert de leider die in LCR.

  • Ze mogen niet het priesterschap uitoefenen.

  • Ze mogen niet aan het avondmaal of aan de steunverlening van kerkfunctionarissen deelnemen.

  • Ze mogen geen toespraak houden, les geven, gebed uitspreken of activiteit leiden in de kerk. Noch mogen ze een kerkroeping vervullen.

  • Ze mogen geen tiende en offergaven betalen.

Ze worden aangemoedigd de kerkdiensten bij te wonen en aan activiteiten mee te doen als hun gedrag vreedzaam is.

Personen van wie het kerklidmaatschap is ingetrokken, kunnen voor heropneming door de doop en bevestiging worden overwogen. Doorgaans moeten ze minstens een jaar van oprechte bekering blijk geven. De bisschop of ringpresident houdt weer een lidmaatschapsraad om heropneming te overwegen (zie 32.16.1).

Besluiten en gevolgen van kerklidmaatschapsraden

Besluit

Gevolgen

Besluit

Blijft volwaardig lid (zie 32.11.1)

Gevolgen

  • Geen

Besluit

Persoonlijke begeleiding door de bisschop of ringpresident (zie 32.11.2)

Gevolgen

  • Sommige lidmaatschapsprivileges kunnen informeel worden ingeperkt.

  • Restricties zijn doorgaans minder dan een jaar van kracht; in ongebruikelijke omstandigheden kan dat langer zijn.

  • Informele restricties worden na oprechte bekering opgeheven.

  • Er komt geen aantekening op de lidmaatschapskaart.

Besluit

Formele lidmaatschapsrestricties (zie 32.11.3)

Gevolgen

  • Lidmaatschapsprivileges worden formeel ingeperkt.

  • Formele restricties blijven doorgaans minstens een jaar of langer van kracht.

  • Er komt een aantekening op de lidmaatschapskaart.

  • Formele restricties worden na oprechte bekering, een lidmaatschapsraad en, indien van toepassing, na goedkeuring van het Eerste Presidium opgeheven.

  • De lidmaatschapskaartindicator wordt verwijderd als, na een lidmaatschapsraad, restricties zijn opgeheven (verplichte aantekeningen blijven wel van kracht; zie 32.14.5).

Besluit

Intrekking van lidmaatschap (zie 32.11.4)

Gevolgen

  • Alle verordeningen worden opgeschort.

  • Alle lidmaatschapsprivileges worden ingetrokken, doorgaans voor minstens een jaar.

  • Iemand komt alleen in aanmerking voor heropneming door de doop en bevestiging na oprechte bekering, een lidmaatschapsraad en, indien van toepassing, na goedkeuring van het Eerste Presidium (zie 32.16).

  • Iemand die voordien begiftigd was, komt alleen voor herstel van zegeningen in aanmerking na goedkeuring van het Eerste Presidium, en pas minimaal een heel jaar na zijn of haar heropneming (zie 32.17.2).

  • Bij iemand die eerder begiftigd was, wordt de indicator ‘Herstel van zegeningen noodzakelijk’ pas van de lidmaatschapskaart verwijderd als de verordening is verricht (verplichte aantekeningen blijven wel van kracht; zie 32.14.5).

32.11.5

Vragen over moeilijke kwesties

Bisschoppen stellen hun vragen over richtlijnen voor lidmaatschapsraden in dit handboek aan de ringpresident.

Bij moeilijke kwesties raadpleegt de ringpresident de toegewezen gebiedszeventiger. De ringpresident overlegt met het gebiedspresidium over de kwesties omschreven in 32.6.3. De ringpresident dient een gebiedszeventiger of algemeen autoriteit niet te vragen hoe hij moeilijke kwesties zou aanpakken. De ringpresident beslist of er een raad wordt gehouden om het gedrag aan de orde te stellen. Als er een raad wordt gehouden, beslist de ringpresident of bisschop over de uitkomst.

32.11.6

Bevoegdheid van het Eerste Presidium

Het Eerste Presidium heeft eindbevoegdheid over alle kerklidmaatschapsrestricties en -intrekkingen.

32.12

Kennisgevingen en aankondigingen

Het besluit van een lidmaatschapsraad wordt als volgt aan iemand, en zo nodig aan anderen, medegedeeld.

32.12.1

Iemand van het besluit verwittigen

De bisschop of ringpresident deelt de betrokkene doorgaans aan het eind van de raad mede wat de uitkomst is. Hij mag een raad echter tijdelijk opschorten om meer advies of informatie in te winnen, voordat hij een besluit neemt.

Een lidmaatschapsraad van wijk, district of gemeente kan intrekking van iemands kerklidmaatschap adviseren als hij of zij niet begiftigd is. De goedkeuring van de ring- of zendingspresident is echter noodzakelijk voordat het besluit definitief is.

De bisschop of ringpresident legt de gevolgen van het besluit uit, zoals omschreven in 32.11. Doorgaans gaat hij ook in op de voorwaarden van bekering zodat de restricties kunnen worden opgeheven of iemand weer in de kerk kan worden opgenomen.

De bisschop of ringpresident stuurt de betrokkene kort na de raad een schriftelijke kennisgeving van het besluit en de gevolgen. Deze kennisgeving bestaat uit een algemene verklaring dat de maatregel voortvloeit uit gedrag dat ingaat tegen de wetten en orde van de kerk. Ook kan er advies in worden opgenomen over opheffing van de restricties of heropneming in de kerk. Tevens dient er in te staan dat hij of zij in beroep tegen het besluit kan gaan (zie 32.13).

Als iemand de raad niet bijwoont, kan een schriftelijke kennisgeving voldoende zijn om hem of haar van het besluit op de hoogte te stellen. De bisschop of ringpresident kan ook met hem of haar spreken.

De bisschop of ringpresident geeft de betrokkene geen afschrift van het Rapport kerklidmaatschapsraad.

32.12.2

Anderen in kennis stellen van het besluit

Als een bisschop of ringpresident iemands lidmaatschapsprivileges in een begeleidingsgesprek inperkt, stelt hij verder niemand daarvan in kennis (zie 32.8.3). Deze leiders informeren elkaar echter wel over informele restricties voor leden die zij helpen.

Als iemands lidmaatschapsprivileges in een lidmaatschapsraad formeel worden ingeperkt of ingetrokken, stelt de bisschop of ringpresident alleen degenen die het moeten weten ervan in kennis. De volgende richtlijnen zijn van toepassing.

  • Hij houdt rekening met de behoeften van slachtoffers en potentiële slachtoffers, en de gevoelens binnen iemands gezin.

  • Hij stelt niemand in kennis als iemand tegen het besluit in beroep gaat. Hij mag echter wel laten weten dat er beroep tegen het besluit is aangetekend, als hij denkt dat dit nodig is om potentiële slachtoffers te beschermen. Hij mag het besluit ook mededelen om de genezing van slachtoffers te dienen (hoewel hij geen namen van slachtoffers noemt) of om de integriteit van de kerk te beschermen.

  • Zo nodig deelt de bisschop het besluit in vertrouwen mede aan de wijkraadsleden. Dat doet hij om leidinggevenden te informeren die misschien in de veronderstelling zijn dat de betrokkene beschikbaar is voor roepingen, lesgeven, gebeden of toespraken. Ook dient het om leidinggevenden aan te moedigen zorg en steun aan het lid en zijn of haar gezin te geven.

  • Na goedkeuring van de ringpresident mag de bisschop het besluit mededelen in het ouderlingenquorum en de ZHV van zijn wijk als de situatie gaat om:

    • Roofdiergedrag dat een bedreiging voor anderen vormt.

    • Prediking van valse leerstellingen of andere vormen van afvalligheid.

    • Flagrante zonden zoals uitoefening van het meervoudig huwelijk of vorming van een sekte.

    • Publiekelijke weerlegging van de handelingen of leringen van algemene of plaatselijke kerkleiders.

  • In dergelijke gevallen moet de ringpresident misschien ook toestemming geven voor een kennisgeving aan leden in andere wijken in de ring.

  • In sommige gevallen kan de bisschop of ringpresident van mening zijn dat het verstandig is om sommige of alle slachtoffers, en zo nodig hun huisgenoten, ervan in kennis te stellen dat er een lidmaatschapsraad voor de betrokkene is gehouden. Hij doet dat via hun bisschop of ringpresident.

  • Als iemands roofdiergedrag een bedreiging voor anderen vormt, mag de bisschop of ringpresident een waarschuwing laten uitgaan om anderen te beschermen. Hij onthult geen vertrouwelijke informatie en speculeert nergens over.

  • In alle andere gevallen beperkt de bisschop of ringpresident zich tot een algemene verklaring. Hij verklaart slechts dat de lidmaatschapsprivileges van het lid zijn ingeperkt of ingetrokken voor gedrag dat ingaat tegen de wetten en orde van de kerk. Hij vraagt de aanwezigen het niet met elkaar te bespreken. Hij vraagt niet of men de maatregel steunt of ertegen is.

  • Als iemand na een lidmaatschapsraad volwaardig lid is (zie 32.11.1), mag de bisschop of ringpresident dat mededelen om geruchten te ontzenuwen.

32.12.3

Lidmaatschapsopzegging bekendmaken

In sommige gevallen zal een bisschop moeten bekendmaken dat iemand zijn of haar kerklidmaatschap heeft opgezegd (zie 32.14.9). De bisschop bespreekt geen details.

32.13

Beroep tegen een besluit

Een lid mag binnen 30 dagen bij de ringpresident beroep aantekenen tegen een besluit van een lidmaatschapsraad van de wijk. De ringpresident houdt een lidmaatschapsraad van de ring om het beroep te toetsen. Hij kan ook een bisschop vragen een raad opnieuw te houden en een besluit te heroverwegen, in het bijzonder als er nieuwe informatie is.

Een lid mag binnen 30 dagen bij het Eerste Presidium schriftelijk beroep aantekenen tegen een besluit van een lidmaatschapsraad van de ring. Het lid geeft de brief voor het Eerste Presidium aan de ringpresident.

In een zendingsgebied mag een lid binnen 30 dagen bij de zendingspresident beroep aantekenen tegen een besluit van een lidmaatschapsraad van een gemeente of district. De zendingspresident houdt een lidmaatschapsraad om het beroep te toetsen. Als tijd en afstand hem dat onmogelijk maken, volgt hij de instructies in 32.9.4.

Als een zendingspresident de raad heeft geleid, mag het lid binnen 30 dagen bij het Eerste Presidium schriftelijk beroep aantekenen tegen het besluit. Het lid geeft de brief aan de zendingspresident, die deze naar het Eerste Presidium doorstuurt.

Iemand die tegen een besluit in beroep gaat, specificeert schriftelijk welke vermeende fouten of onbillijkheden hij of zij in de procedure of het besluit heeft geconstateerd.

Als er een lidmaatschapsraad wordt gehouden om het beroep te toetsen, zijn er twee besluiten mogelijk:

  • Het oorspronkelijke besluit handhaven.

  • Het oorspronkelijke besluit aanpassen.

De besluiten van het Eerste Presidium zijn definitief. Er kan niet tegen in beroep worden gegaan.

32.14

Rapporten en lidmaatschapskaarten

32.14.1

Rapport kerklidmaatschapsraad

Kort na een lidmaatschapsraad dient de bisschop of ringpresident een Rapport kerklidmaatschapsraad in via LCR. Hij mag de administrateur vragen het rapport in te vullen. Hij ziet erop toe dat er in de unit geen papieren of elektronisch afschrift wordt bewaard. Ook ziet hij erop toe dat de notities die gebruikt zijn om het rapport in te vullen, direct worden vernietigd.

32.14.2

Formele lidmaatschapsrestricties

Er komt een aantekening over de formele lidmaatschapsrestricties op de lidmaatschapskaart van het lid. De hoofdzetel van de kerk draagt daar zorg voor na ontvangst van het Rapport kerklidmaatschapsraad. Als het lid zich heeft bekeerd, houdt de leider nogmaals een lidmaatschapsraad om de opheffing van restricties te overwegen (zie 32.16.1).

32.14.3

Documenten na kerklidmaatschapsintrekking

Als het kerklidmaatschap van iemand is ingetrokken, verwijdert de hoofdzetel van de kerk de lidmaatschapskaart na ontvangst van het Rapport kerklidmaatschapsraad. Als de persoon dat verlangt, helpen leiders hem of haar zich voor te bereiden op heropneming in de kerk door de doop en bevestiging (zie 32.16.1).

32.14.4

Documenten na heropneming in de kerk

Als iemand opnieuw in de kerk is opgenomen, dient de bisschop een Rapport kerklidmaatschapsraad in. Er wordt geen doop-en-bevestigingscertificaat aangemaakt. In plaats daarvan worden de doop en bevestiging op het Rapport lidmaatschapsraad geregistreerd.

Als het lid niet was begiftigd, wijst de hoofdzetel van de kerk een lidmaatschapskaart toe, waarop de datums van zijn of haar oorspronkelijke doop en andere verordeningen staan. De kaart vermeldt niets over intrekking van het kerklidmaatschap.

Als het lid was begiftigd, werkt de hoofdzetel van de kerk de lidmaatschapskaart bij met de nieuwe datums van doop en bevestiging. Op deze kaart staat ook de mededeling ‘Herstel van zegeningen noodzakelijk’. Als de zegeningen van het lid zijn hersteld (zie 32.17.2), wordt de lidmaatschapskaart bijgewerkt met de datums van de oorspronkelijke doop en andere verordeningen. Intrekking van het kerklidmaatschap staat niet op de kaart vermeld.

32.14.5

Lidmaatschapskaarten met een aantekening

Na machtiging van het Eerste Presidium voorziet de hoofdzetel van de kerk iemands lidmaatschapskaart in de volgende gevallen van een aantekening.

  1. De bisschop of ringpresident stuurt een Rapport kerklidmaatschapsraad in, waarop hij aangeeft dat het lidmaatschap van de betrokkene formeel werd ingeperkt of ingetrokken om een van de volgende redenen:

    1. Incest

    2. Seksueel misbruik van kind of jongere, seksuele uitbuiting van kind of jongere, of ernstige lichamelijke of emotionele mishandeling van kind of jongere

    3. Betrokkenheid bij kinderpornografie, zoals omschreven in 38.6.6

    4. Meervoudig huwelijk

    5. Seksueel roofdiergedrag van volwassene

    6. Transgender – in transitie gaan om het geboortegeslacht aan te passen (zie 38.6.23)

    7. Verduistering van kerkgelden of stelen van kerkeigendommen (zie 32.6.3.3)

    8. Misbruik van kerkelijke welzijnshulp

    9. Bedreigend gedrag (seksueel, gewelddadig of financieel) of gedrag dat de kerk schaadt

  2. De bisschop en ringpresident geven schriftelijk te kennen dat de betrokkene:

    1. Een misdrijf heeft bekend of daarvoor is veroordeeld, dat betrekking heeft op een van de bovengenoemde handelwijzen.

    2. Wettelijk aansprakelijk is voor fraude of andere illegale handelingen die betrekking hebben op een van de bovengenoemde handelwijzen.

Als een bisschop een lidmaatschapskaart met een aantekening ontvangt, handelt hij naar de instructies van de aantekening.

Alleen het Eerste Presidium kan de verwijdering van een aantekening op een lidmaatschapskaart goedkeuren. Als de ringpresident verwijdering van een aantekening adviseert, gebruikt hij daarvoor LCR (zie 6.2.3). Het kantoor van het Eerste Presidium laat hem weten of het advies is gehonoreerd of niet.

32.14.6

Diefstal van kerkgelden rapporteren

Als iemands lidmaatschap is ingeperkt of ingetrokken wegens verduistering van kerkgelden, rapporteert de bisschop of ringpresident dat overeenkomstig de richtlijnen in 34.7.5.

32.14.7

Overhevelingsrestrictie op lidmaatschapskaarten

Soms verhuist een kerklid terwijl er een lidmaatschapsactie loopt of andere ernstige misstanden nog niet zijn afgehandeld. Soms moet een bisschop informatie doorgeven aan de nieuwe bisschop, voordat hij de lidmaatschapskaart naar de nieuwe unit overhevelt. In die gevallen brengt de bisschop (of administrateur indien gemachtigd) een overhevelingsrestrictie aan op de lidmaatschapskaart. De kaart blijft in de unit totdat de bisschop (of administrateur indien gemachtigd) de restrictie verwijdert. Dat biedt de bisschop de kans om informatie en aandachtspunten door te geven.

32.14.8

Lidmaatschapskaarten van leden in penitentiaire inrichtingen

Sommige leden zijn veroordeeld voor een misdrijf en zitten in de gevangenis. De bisschop of ringpresident van de unit waar de betrokkene toe behoorde toen hij het misdrijf pleegde, begint de noodzakelijke actie voor formele lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking. Als de lidmaatschapsprivileges zijn ingeperkt, stuurt de leider (of administrateur indien gemachtigd) de lidmaatschapskaart naar de kerkunit waar de gevangenis van dit lid onder valt. Als het lidmaatschap is ingetrokken, neemt de bisschop of de ringpresident contact op met de leider van die unit. (Zie 32.15.)

32.14.9

Verzoeken tot lidmaatschapsopzegging

Als een lid aangeeft dat het zijn of haar lidmaatschap wil opzeggen, neemt de bisschop contact op om erachter te komen wat de reden daarvan is en probeert tot een oplossing te komen. De bisschop en het lid kunnen met de ringpresident overleggen. De leider maakt het lid duidelijk wat de gevolgen zijn van lidmaatschapsopzegging:

  • Alle verordeningen worden ongeldig.

  • Alle lidmaatschapsprivileges worden verwijderd.

  • Heropneming door doop en bevestiging is alleen mogelijk na een diepgaand gesprek en, in veel gevallen, een lidmaatschapsraad (zie 32.16.2).

  • Iemand die eerder begiftigd was, komt alleen voor herstel van priesterschaps- en tempelzegeningen in aanmerking na goedkeuring van het Eerste Presidium, en pas minimaal een heel jaar na zijn heropneming (zie 32.17.2).

Als het lid nog steeds zijn of haar lidmaatschap wil opzeggen, geeft het de bisschop een ondertekend schriftelijk verzoek. De bisschop stuurt het verzoek naar de ringpresident via LCR. De ringpresident neemt het verzoek door en stuurt het verzoek via dat systeem in. Leiders handelen verzoeken direct af.

Iemand kan ook zijn of haar lidmaatschap opzeggen door een ondertekend notarieel bekrachtigd verzoek naar de hoofdzetel van de kerk te sturen.

Als een minderjarige zijn of haar kerklidmaatschap wil opzeggen, volgt hij of zij dezelfde procedure als een volwassene, met één uitzondering: het verzoek moet zowel door de minderjarige (als hij of zij 9 jaar of ouder is) als de ouder(s) of voogd(en) worden ondertekend.

Als een lid dat zijn of haar lidmaatschap opzegt, dreigt met gerechtelijke stappen tegen de kerk of de kerkleiders, volgt de ringpresident de richtlijnen in 38.8.23.

Een verzoek tot lidmaatschapsopzegging dient in behandeling te worden genomen, ook als de priesterschapsleiders informatie over een ernstige overtreding hebben. De informatie over onafgedane zonden wordt vermeld als het verzoek via LCR wordt ingestuurd. Dit biedt priesterschapsleiders de kans dergelijke kwesties af te handelen als de betrokkene na verloop van tijd aangeeft dat hij of zij weer in de kerk wil worden opgenomen (zie 32.16.2).

Een priesterschapsleider adviseert geen lidmaatschapsopzegging om zo het houden van een lidmaatschapsraad te omzeilen.

Leiders blijven personen die hun lidmaatschap opzeggen, bedienen zolang ze daar geen bezwaar tegen maken.


KERKLIDMAATSCHAPSPRIVILEGES TERUGGEVEN


Als iemands kerklidmaatschapsprivileges zijn ingeperkt of ingetrokken, begeleiden, adviseren en steunen leiders hem of haar voor zover men daar prijs op stelt. In dit blok wordt uitgelegd hoe die privileges worden teruggegeven.

32.15

Blijven bedienen

De rol van de bisschop of ringpresident als rechter eindigt niet als een lid lidmaatschapsrestricties zijn opgelegd of zijn of haar lidmaatschap is ingetrokken. Hij blijft hem of haar bedienen, voor zover dat op prijs wordt gesteld, zodat hij of zij de zegeningen van het kerklidmaatschap weer kan genieten. De bisschop spreekt geregeld met de betrokkene en, indien van nut en van toepassing, zijn of haar huwelijkspartner. De Heiland leerde de Nephieten:

‘U [zult] hem niet uit […] uw bedehuizen werpen, want zulke mensen zult u het woord blijven bedienen; want u weet niet of zij niet zullen terugkomen en zich bekeren, en met een volmaakt voornemen van hart tot Mij komen en Ik hen zal genezen, en u het middel zult zijn om redding tot hen te brengen’ (3 Nephi 18:32).

De periode direct na iemands lidmaatschapsinperking of -intrekking is moeilijk en cruciaal voor zijn of haar gezin. Leiders zijn zich bewust van hun behoeften, en bemoedigen en assisteren de gezinsleden dan ook.

De bisschop ziet erop toe dat er begripvolle leden worden toegewezen aan iemand van wie het lidmaatschap is ingeperkt of ingetrokken, voor zover dit op prijs wordt gesteld. Zij bedienen ook de andere gezinsleden. Personen met lidmaatschapsrestricties hebben mogelijk baat bij deelname aan indexering (zie 25.4.3).

Als de betrokkene uit de wijk verhuist, informeert de bisschop de nieuwe bisschop. Hij legt uit wat er nog moet gebeuren voordat de lidmaatschapsrestricties kunnen worden opgeheven. Als iemands kerklidmaatschap is ingetrokken of als iemand zijn lidmaatschap heeft opgezegd, legt de bisschop hetzelfde contact als de persoon assistentie van kerkleiders op prijs stelt.

32.16

Opheffing van formele restricties of heropneming in de kerk

32.16.1

Lidmaatschapsraden om formele restricties op te heffen of iemand opnieuw op te nemen

Als iemands lidmaatschapsprivileges formeel worden ingeperkt of ingetrokken in een lidmaatschapsraad, moet er wederom een raad gehouden worden om de restricties op te heffen of iemand opnieuw in de kerk op te nemen. Deze raad dient hetzelfde bevoegdheidsniveau (of hoger) te hebben als de oorspronkelijke raad. Als bijvoorbeeld een ring- of zendingspresident de oorspronkelijke raad heeft gepresideerd, presideert een ring- of zendingspresident de raad die overweegt restricties op te heffen of iemand opnieuw op te nemen.

De huidige bisschop of ringpresident houdt de raad. Eerst stelt hij vast of iemand zich heeft bekeerd, en klaar en waardig is om de zegeningen van kerklidmaatschap te genieten.

Iemand van wie het kerklidmaatschap formeel is ingeperkt, moet minstens een jaar blijk geven van oprechte bekering, voordat de opheffing van restricties in behandeling wordt genomen. Iemand van wie het kerklidmaatschap is ingetrokken, moet minstens een jaar blijk geven van oprechte bekering, voordat heropneming in behandeling wordt genomen. Voor iemand die een prominente kerkroeping vervulde ten tijde van de ernstige zonde, is die periode doorgaans langer (zie 32.6.1.4).

Een raad die opheffing van restricties of heropneming in de kerk behandelt, volgt dezelfde richtlijnen als andere lidmaatschapsraden. De bisschop moet toestemming van de ringpresident krijgen voor hij een lidmaatschapsraad houdt. In een zendingsgebied moet een gemeente- of districtspresident toestemming van de zendingspresident krijgen.

De volgende richtlijnen zijn van toepassing als er een lidmaatschapsraad wordt gehouden om lidmaatschapsrestricties op te heffen of iemand opnieuw in de kerk op te nemen. Niet al die richtlijnen zullen op elk geval van toepassing zijn.

  1. Oorspronkelijke lidmaatschapsraad doornemen. De bisschop of ringpresident neemt het Rapport kerklidmaatschapsraad door. Hij vraagt een exemplaar aan via LCR. Na het afschrift te hebben doorgenomen, kan hij contact met de bisschop of ringpresident opnemen die de oorspronkelijke raad heeft geleid en om uitleg vragen.

  2. Met de betrokkene spreken. De bisschop of ringpresident heeft een diepgaand gesprek met de betrokkene om vast te stellen hoe het met zijn of haar geloof in Jezus Christus en de mate van zijn of haar bekering staat. Hij stelt ook vast of hij of zij aan de voorwaarden voldoet die in de oorspronkelijke lidmaatschapsactie zijn omschreven.

  3. Status van strafrechtelijke of civiele veroordeling vaststellen. Soms bekent iemand een misdrijf of wordt daarvoor veroordeeld. Soms wordt iemand wettelijk aansprakelijk gesteld voor fraude of andere illegale praktijken. In die gevallen houdt de leider doorgaans pas een raad als de betrokkene aan alle voorwaarden van de straf, het bevel of het vonnis van de rechterlijke macht heeft voldaan. Die voorwaarden kunnen bestaan uit gevangenschap, een proeftijd, voorwaardelijke invrijheidstelling, en boetes of schadeloosstelling. Uitzonderingen vergen de goedkeuring van het Eerste Presidium, voordat er een lidmaatschapsraad plaatsvindt. Die uitzonderingen kunnen gaan om iemand die aan de wettelijke eisen heeft voldaan en blijk heeft gegeven van oprechte bekering, maar een levenslange proeftijd of een aanzienlijke geldboete heeft gekregen.

  4. Contact opnemen met de priesterschapsleiders van de slachtoffers. De bisschop of ringpresident neemt contact op met de huidige bisschop of ringpresident van de slachtoffers (zie 32.10.2).

  5. Kennisgeving van de raad uitsturen. Hij stelt de betrokkene in kennis van de datum, tijd en plaats van de raad.

  6. De raad leiden. Hij leidt de raad volgens de richtlijnen in 32.10.3. Hij vraagt de betrokkene wat hij of zij heeft gedaan om zich te bekeren. Hij vraagt ook naar zijn of haar toewijding aan Jezus Christus en de kerk. Als alle relevante zaken zijn gepresenteerd, vraagt hij het lid de kamer te verlaten. Samen met zijn raadgevers bidt hij om te weten welke actie er moet worden ondernomen. De drie mogelijke besluiten zijn:

    1. De lidmaatschapsrestricties of lidmaatschapsintrekking aanhouden.

    2. De restricties opheffen of heropneming goedkeuren.

    3. Aan het Eerste Presidium adviseren dat de restricties worden opgeheven of dat heropneming wordt goedgekeurd (indien noodzakelijk volgens ‘Goedkeuringsverzoek aan het Eerste Presidium’ hierna).

  7. De beslissing mededelen. Als de raad tot een besluit is gekomen, deelt de presiderende functionaris het besluit mede aan de betrokkene. Als goedkeuring van het Eerste Presidium vereist is, legt hij uit dat het besluit een positief advies aan het Eerste Presidium is.

  8. Rapport insturen. De bisschop of ringpresident stuurt een Rapport kerklidmaatschapsraad in via LCR. Hij kan de administrateur vragen het rapport in te vullen. Hij ziet erop toe dat er geen papieren of elektronisch afschrift wordt bewaard. Ook ziet hij erop toe dat de notities die gebruikt zijn om het rapport in te vullen, direct worden vernietigd.

  9. Goedkeuringsverzoek aan het Eerste Presidium richten (zo nodig). In de volgende situaties is de goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk om lidmaatschapsrestricties op te heffen of iemand opnieuw in de kerk op te nemen. Deze goedkeuring is vereist, zelfs als de overtreding plaatsvond nadat het kerklidmaatschap formeel was ingeperkt of ingetrokken.

    De ringpresident dient alleen een verzoek bij het Eerste Presidium in als hij goedkeuring adviseert (zie 6.2.3).

    1. Moord

    2. Incest

    3. Seksueel misbruik van een kind of jongere, seksuele uitbuiting van een kind of jongere, of ernstige lichamelijke of emotionele mishandeling van een kind of jongere door een volwassene of door een jongere die enkele jaren ouder is

    4. Betrokkenheid bij kinderpornografie in geval van een gerechtelijke veroordeling

    5. Afvalligheid

    6. Meervoudig huwelijk

    7. Plegen van een ernstige zonde terwijl een prominente kerkroeping wordt bekleed

    8. Transgender – in transitie gaan om het geboortegeslacht aan te passen (zie 38.6.23)

    9. Verduistering van kerkgelden of -eigendommen

  10. Schriftelijke kennisgeving van het besluit uitsturen. De bisschop of ringpresident ziet erop toe dat de betrokkene kort na de raad een schriftelijke kennisgeving van het besluit en de gevolgen ontvangt.

  11. Dopen en bevestigen. Als iemands kerklidmaatschap in de oorspronkelijke raad werd ingetrokken, moet hij of zij opnieuw worden gedoopt en bevestigd. Als goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk is, worden deze verordeningen pas na ontvangst van de goedkeuring verricht. Er wordt geen doop-en-bevestigingscertificaat aangemaakt (zie 32.14.4).

32.16.2

Heropneming na opzegging kerklidmaatschap

Als iemand formeel zijn kerklidmaatschap opzegt, moet hij of zij door de doop en bevestiging weer in de kerk worden opgenomen. Bij volwassenen wordt heropneming doorgaans pas minimaal een jaar na opzegging van het lidmaatschap in behandeling genomen.

Als iemand heropneming verzoekt, vraagt de bisschop of ringpresident een afschrift van het Rapport bestuurlijke handeling op, dat met het opzeggingsverzoek was meegestuurd. Hij kan dat via LCR opvragen.

De bisschop of ringpresident heeft een diepgaand gesprek met de betrokkene. Hij vraagt naar de redenen van het oorspronkelijke verzoek en de wens van heropneming. In een geest van liefde vraagt hij de betrokkene of hij of zij voor of na de lidmaatschapsopzegging ernstige zonden heeft begaan. De leider neemt de heropneming pas in behandeling als hij ervan overtuigd is dat de betrokkene zich heeft bekeerd, en klaar en waardig is om de zegeningen van het kerklidmaatschap te genieten.

Richtlijnen voor heropneming na lidmaatschapsopzegging:

  • Er vindt een lidmaatschapsraad plaats als voor de betrokkene ten tijde van de opzegging formele lidmaatschapsrestricties golden.

  • Er vindt een lidmaatschapsraad plaats als de betrokkene vóór de lidmaatschapsopzegging een ernstige zonde heeft begaan, met inbegrip van afvalligheid.

Onder andere omstandigheden vindt er geen lidmaatschapsraad plaats, tenzij de bisschop of ringpresident die noodzakelijk acht.

Als een lidmaatschapsraad noodzakelijk is voor iemand die was begiftigd, houdt de ringpresident die. Als een lidmaatschapsraad noodzakelijk is voor iemand die niet is begiftigd, houdt de bisschop die na toestemming van de ringpresident.

Als de betrokkene, hetzij vóór of na de lidmaatschapsopzegging, een van de zonden in 32.16.1, punt 9 heeft begaan, is voor heropneming goedkeuring van het Eerste Presidium noodzakelijk. Als de betrokkene, hetzij vóór of na de lidmaatschapsopzegging, een van de zonden in 32.14.5, punt 1 heeft begaan, wordt er een aantekening op de lidmaatschapskaart aangebracht.

Iemand die heropneming verzoekt, moet aan dezelfde eisen voldoen als ieder ander die zich laat dopen. Als een bisschop van mening is dat de betrokkene zich aan de kerknormen houdt en oprecht is in zijn of haar verlangen om opnieuw in de kerk opgenomen te worden, mag hij of zij zich laten dopen en bevestigen. Er wordt geen doop-en-bevestigingscertificaat aangemaakt (zie 32.14.4).

Afbeelding
man neemt van het avondmaal

32.17

Kerkdeelname, ordening en herstel van zegeningen na heropneming

32.17.1

Kerkdeelname en ordening

Het volgende schema duidt het gepaste niveau van kerkdeelname aan voor leden die door de doop en bevestiging weer in de kerk zijn opgenomen.

Niet eerder begiftigd

Eerder begiftigd

Eerder priesterschap gedragen

Niet eerder begiftigd

  • Onmiddellijk na hun doop en bevestiging wordt hun het priesterschap verleend. Ze worden tot het ambt geordend dat ze droegen voordat hun lidmaatschap werd ingetrokken of opgezegd. Ze worden niet ter steunverlening voorgesteld.

  • Mag een tempelaanbeveling voor plaatsvervangende dopen en bevestigingen worden verstrekt.

Eerder begiftigd

  • Kunnen niet tot enig priesterschapsambt worden geordend. Als hun priesterschaps- en tempelzegeningen worden hersteld, wordt hun eerdere priesterschapsambt hersteld, zoals omschreven in 32.17.2. Ze mogen tot die tijd geen verordeningen verrichten.

  • Kunnen aan alle kerkactiviteiten meedoen die zijn toegestaan voor een niet-begiftigd lid zonder priesterschap.

  • Mogen pas het garment dragen, of een van de tempelaanbevelingen ontvangen, als hun zegeningen zijn hersteld.

Andere leden

Niet eerder begiftigd

  • Kunnen aan het kerkleven deelnemen zoals ieder pasgedoopt lid dat doet.

  • Mag een tempelaanbeveling voor plaatsvervangende dopen en bevestigingen worden verstrekt.

Eerder begiftigd

  • Kunnen aan alle kerkactiviteiten meedoen die zijn toegestaan voor een niet-begiftigd lid zonder priesterschap.

  • Mogen pas het garment dragen, of een van de tempelaanbevelingen ontvangen, als hun zegeningen zijn hersteld (zie 32.17.2).

32.17.2

Herstel van zegeningen

Leden die eerder begiftigd waren en door de doop en bevestiging opnieuw in de kerk zijn opgenomen, kunnen hun priesterschaps- en tempelzegeningen alleen ontvangen door de verordening herstel van zegeningen (zie Leer en Verbonden 109:21). Ze worden niet tot een priesterschapsambt geordend of opnieuw begiftigd. Die zegeningen worden door die verordening hersteld. Broeders krijgen hun eerdere priesterschapsambt hersteld, behalve het ambt van zeventiger, bisschop of patriarch.

Alleen het Eerste Presidium kan toestemming geven voor de verordening herstel van zegeningen. Het Eerste Presidium neemt een verzoek tot deze verordening pas een jaar na heropneming in de kerk door doop en bevestiging in behandeling.

De bisschop en ringpresident voeren een gesprek met de betrokkene om vast te stellen of hij of zij getrouw en voorbereid is. Als de ringpresident van mening is dat de betrokkene er klaar voor is, vraagt hij via LCR herstel van zegeningen aan. Zie 6.2.3 over de verantwoordelijkheid van de ringpresident bij het indienen van verzoeken aan het Eerste Presidium.

Als het Eerste Presidium herstel van zegeningen goedkeurt, geven ze een algemeen autoriteit of de ringpresident opdracht om een gesprek met de betrokkene te voeren. Als de betrokkene de kerknormen naleeft, verricht deze leider de verordening om zijn of haar zegeningen te herstellen.

Zie 32.14.4 voor informatie over lidmaatschapskaarten en herstel van zegeningen.