Handboeken en roepingen
24. Zendingsaanbevelingen en -taken


‘24. Zendingsaanbevelingen en -taken’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (2020).

‘24. Zendingsaanbevelingen en -taken’, Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

Afbeelding
zendelingen wandelen

24.

Zendingsaanbevelingen en -taken

24.0

Inleiding

De Heer gaf in tijden van weleer de opdracht om Israël te vergaderen onder ‘al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest’ (Mattheüs 28:19; zie ook vers 20). De Heer heeft die opdracht in deze laatste dagen hernieuwd (zie Leer en Verbonden 39:11; 68:6–8; 112:28–30). Alle leden van de kerk verbinden zich bij hun doop om een getuige van God te zijn en anderen bij te staan (zie Mosiah 18:8–10).

De Heer als zendeling dienen, is een heilig voorrecht. Het brengt de betrokkene zelf en wie hij of zij dient eeuwige zegeningen (zie Leer en Verbonden 18:14–16).

Een zendingsoproep kan de taak inhouden om het evangelie te verkondigen, afdelingen of units van de kerk te ondersteunen, of zich in de plaatselijke gemeenschap in te zetten.

De Heer vraagt iedere waardige jongeman die daartoe in staat is zich voor te bereiden en op zending te gaan. Voor jongemannen in de kerk is op zending gaan een priesterschapstaak (zie Leer en Verbonden 36:1, 4–7).

De Heer verwelkomt ook waardige jongevrouwen die daartoe in staat zijn om een zending te vervullen als zij dat verlangen hebben. Voor jongevrouwen is een zending een krachtige, maar optionele mogelijkheid. De voorbereiding op een zending zal een jongevrouw tot zegen zijn, of ze nu besluit om op zending te gaan of niet.

Oudere zendelingen zijn ook nodig en senioren worden aangemoedigd om zich op een zending voor te bereiden.

24.1

Oproep om te dienen

Elke zendeling wordt geroepen om onze hemelse Vader en Jezus Christus bij hun werk te assisteren. Zendelingen vertegenwoordigen Jezus Christus en zijn herstelde kerk. Ze dienen de Heer en zijn kinderen onbaatzuchtig en door liefde ingegeven. Een onderwijs- en servicezending zijn zowel de zendeling als anderen tot zegen. (Zie Mattheüs 16:25; 22:36–40.)

Een zendingsoproep is voor kerkleden die het verlangen hebben om te dienen, en daartoe waardig en capabel zijn. Deze leden streven ernaar om de Heer met geheel hun ‘hart, macht, verstand en kracht’ te dienen. Ze ontwikkelen ‘geloof, hoop, liefde en naastenliefde’. Ze houden hun ‘oog alleen gericht op de eer van God’. Doen ze deze dingen, dan maakt de Heer hun geschikt voor het werk. (Leer en Verbonden 4:2, 5; zie vers 1–7.)

Zendelingen vertegenwoordigen de Heer en moeten door het juiste gezag worden geroepen (zie Leer en Verbonden 42:11; Geloofsartikelen 1:5). Een zendingsoproep wordt gewoonlijk door de president van de kerk verstrekt. Seniorservicezendelingen worden door de ringpresident geroepen.

24.2

Zendingstaken

Een zendingsoproep wordt specifiek toegewezen. De mogelijkheden lopen zeer uiteen. De oproep omvat doorgaans:

  • Een vorm van dienstverlening.

  • Een locatie.

  • Een tijdsperiode.

Elke toewijzing gebeurt door openbaring, passend bij de zendeling en de behoeften van Gods kinderen.

Een toewijzing kan door voortschrijdende openbaring veranderen als de omstandigheden veranderen. Een specifieke toewijzing is belangrijk. De oproep om als zendeling te dienen, is echter de kern. (Zie Leer en Verbonden 80:3.)

24.2.1

Jonge onderwijszendelingen

De meeste jonge zendelingen worden geroepen om ergens in de wereld het evangelie te prediken. De toewijzingen vinden door openbaring aan apostelen plaats. Deze zendelingen dienen onder leiding van een zendingspresident.

Alleenstaande mannen van 18–25 jaar kunnen als onderwijszendeling geroepen worden. Ze gaan doorgaans 24 maanden op zending.

Alleenstaande vrouwen van 19–29 jaar kunnen als onderwijszendelinge geroepen worden. Ze gaan doorgaans 18 maanden op zending.

24.2.2

Jonge servicezendelingen

Sommige jonge zendelingen worden geroepen om in de kerk en de gemeenschap te dienen terwijl ze thuis blijven wonen. Dergelijke toewijzingen vinden door openbaring aan apostelen plaats ten behoeve van kandidaten voor wie een servicezending in hun omstandigheden het meest geschikt is (zie 24.3.3).

Qua voorbereiding en waardigheid gelden voor hen dezelfde normen als voor wie als onderwijszendeling worden geroepen. Alle jonge kandidaat-zendelingen volgen dezelfde aanbevelingsprocedure.

Servicezendelingen dienen plaatselijk op aanwijzing van de ringpresident. Ieder krijgt taken toegewezen passend bij zijn of haar omstandigheden en gebaseerd op beschikbare dienstverleningsmogelijkheden (zie 24.7.1). Ze dienen voor zover ze daartoe in staat zijn.

Alleenstaande mannen van 18–25 jaar kunnen als servicezendeling geroepen worden. Ze gaan doorgaans 6–24 maanden op zending.

Alleenstaande vrouwen van 19–29 jaar kunnen als servicezendelinge geroepen worden. Ze gaan doorgaans 6–18 maanden op zending.

Een servicezending voor jonge zendelingen is nog niet in alle delen van de wereld mogelijk. Ga voor een overzicht van gebieden waar een servicezending mogelijk is naar ChurchofJesusChrist.org/service-missionary. Die website bevat ook meer informatie over de vraag wat een servicezending inhoudt. Waar geen servicezending mogelijk is, mogen jonge leden aan het seniorservicezendelingenprogramma deelnemen (zie 24.2.4).

24.2.3

Seniorzendelingen

Gehuwde leden van 40 jaar en ouder mogen als zendingsechtpaar geroepen worden als geen van beide afhankelijke kinderen heeft.

Alleenstaande vrouwen van 40 jaar en ouder mogen ook als seniorzendelinge geroepen worden als ze geen kinderen thuis hebben.

Alleenstaande mannen van 40 jaar en ouder worden niet als seniorzendeling geroepen. Ze mogen echter wel als seniorservicezendeling dienen. (Zie 24.2.4.)

Alle seniorzendelingen worden aangemoedigd om mensen te vinden om te onderwijzen en op de doop voor te bereiden. Seniorzendelingen kunnen ook ingezet worden ter ondersteuning van:

  • Kerkleden, en leidinggevenden op gebieds- en plaatselijk niveau.

  • Afdelingen en faciliteiten van de kerk.

  • Liefdadigheidsinstellingen.

Seniorzendelingen gaan doorgaans 6–23 maanden in een andere plaats op zending. Wie naar een ander land geroepen wordt, dient doorgaans minstens 18 maanden.

Seniorzendelingen hoeven niet hetzelfde aantal uren te werken, dezelfde activiteiten te verrichten of aan dezelfde verwachtingen te voldoen als jonge zendelingen. Toch is hun zending veeleisend. Daarom moeten ze gezond genoeg zijn om te dienen. Ze moeten ook aan financiële voorwaarden voldoen (zie 24.3.4.2).

Bisschoppen, ringpresidenten en andere leiders overwegen onder gebed wie voor een zending in aanmerking komen. Bisschoppen of ringpresidenten spreken desgewenst met deze leden om hun beschikbaarheid te peilen en ze te vragen zich op een zending voor te bereiden.

De toewijzingen voor seniorzendelingen vinden door openbaring aan apostelen plaats. Leiders bevelen eventueel bepaalde taken voor seniorzendelingen aan. Leiders doen echter geen toezeggingen over de zendingstaak die ze zullen krijgen. Kandidaten mogen een voorkeur opgeven, maar dienen bereid te zijn elke taak op zich te nemen.

Zie voor meer informatie SeniorMissionary.ChurchofJesusChrist.org.

Afbeelding
zendingsechtpaar onderwijst vrouw

24.2.4

Seniorservicezendelingen

Kerkleden kunnen de Heer niet alleen in een roeping in hun wijk of ring, maar ook als seniorservicezendeling dienen. Deze zendelingen bieden waardevolle ondersteuning in afdelingen, faciliteiten en zendingsgebieden van de kerk (zie 24.7.1). Ze wonen thuis.

Mannen en vrouwen van 26 jaar en ouder kunnen als seniorservicezendeling worden geroepen.

Jonge mannen van 18–25 jaar en jonge vrouwen van 19–25 mogen aan het seniorservicezendelingenprogramma deelnemen waar er geen servicezending voor jonge zendelingen mogelijk is. Ze mogen ook dienen als ze gehuwd zijn of eerder als jonge onderwijs- of servicezendeling hebben gediend.

Seniorservicezendelingen worden door de ringpresident geroepen. Ze werken onder zijn leiding. De tijd die ze er wekelijks in stoppen, is afhankelijk van hun capaciteit, de dienstverleningsmogelijkheden in hun gebied en de aanwijzingen van het gebiedspresidium.

Seniorservicezendelingen krijgen taken door hun ringpresident toegewezen. Hij overlegt met de zendeling en anderen, en streeft onder gebed naar openbaring over iedere taak. Hij kan kijken op SeniorMissionary.ChurchofJesusChrist.org wanneer hij zendingstaken overweegt.

Zie 24.7 voor meer informatie over seniorservicezendelingen.

24.2.5

Overzicht van zendingstaken

De volgende tabel vat de soorten zendingstaken samen.

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Wordt geroepen door

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

President van de kerk

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

President van de kerk

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

President van de kerk

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Ringpresident

Krijgt taak toegewezen door

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

Een apostel

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

Een apostel

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

Een apostel

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Ringpresident

Wordt aangesteld door

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

Ringpresident

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

Ringpresident

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

Ringpresident

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Ringpresident of raadgever

Woont

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

In een andere plaats

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

Thuis

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

In een andere plaats of thuis

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Thuis

Kerkleider

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

Zendingspresident of president van historische locatie

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

Ringpresident

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

Zendingspresident, tempelpresident, president van historische locatie of gebiedspresident

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Ringpresident

Rapporteert aan

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

Zendingspresident of president van historische locatie

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

Servicezendingsleider

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

Zendingspresident, tempelpresident, president van historische locatie, gebiedspresident, hoofd van bezoekerscentrum, manager van een afdeling van de kerk of faciliteitenmanager

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

Manager van de zendingstaak

Leeftijdseisen

Jonge onderwijszendeling
(zie 24.2.1)

18–25 jaar (mannen)
19–29 jaar (vrouwen)

Jonge servicezendeling
(zie 24.2.2)

18–25 jaar (mannen)
19–29 jaar (vrouwen)

Seniorzendeling
(zie 24.2.3)

40 jaar of ouder indien gehuwd of indien alleenstaande zuster

Seniorservicezendeling
(zie 24.2.4)

26 jaar of ouder

24.3

Voorbereiding op en kwalificatie voor een zending

Toekomstige zendelingen worden aangemoedigd om uit liefde voor de Heer en zijn kinderen op zending te gaan. Ze zijn bij voorkeur op de hoogte van de vragen voor het zendingsaanbevelingsgesprek.

24.3.1

Bekering tot Jezus Christus

Toekomstige zendelingen werken aan hun verdere bekering tot Jezus Christus en zijn herstelde evangelie. Zij:

  • Vergroten actief hun geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus.

  • Versterken hun getuigenis van het herstelde evangelie van Jezus Christus (zie Alma 5:45–47).

  • Leven naar de leer van Christus, ‘omdat zij verk[ie]zen zich te bekeren en gerechtigheid te bewerkstelligen’ (Alma 13:10; zie ook 2 Nephi 31:9–21).

  • Bidden, bestuderen de Schriften (in het bijzonder het Boek van Mormon) en leringen van de hedendaagse profeten, en onderhouden de geboden (zie Alma 17:2–3).

  • Doen aan tempelwerk en familiegeschiedenis (zie Leer en Verbonden 109:22).

  • Doen mee aan het seminarie of instituut (voor jongeren en jongvolwassenen).

24.3.2

Aan de evangelienormen voldoen

Toekomstige zendelingen streven ernaar het gezelschap van de Heilige Geest waardig te zijn. Dat is cruciaal voor doeltreffend zendingswerk (zie Leer en Verbonden 42:13–14). Het gezelschap van de Heilige Geest vereist vrij zijn van zonde (zie Helaman 4:24; Leer en Verbonden 38:42).

24.3.2.1

Bekering

Bekering en vergeving van zonde zijn gaven die voor al Gods kinderen zijn weggelegd. Deze gaven zijn door de verlossende macht van Jezus Christus mogelijk gemaakt. Bekering vereist geloof in Christus oefenen, oprechte bedoelingen hebben en de geboden onderhouden. Bekering houdt ook het belijden en verzaken van zonde in. Bekering van ernstige zonden vereist belijdenis aan de bisschop of ringpresident.

Iemand die zich bekeert, wordt dankzij de verzoening en genade van Jezus Christus vergeven en rein gemaakt. De Heer denkt niet meer aan de zonde. (Zie Jesaja 43:25; Jakob 6:5; Alma 34:15–17; Helaman 5:10–11; Leer en Verbonden 58:42–43. Zie ook 32.1 in dit handboek.)

Leden die op zending willen gaan, wenden zich in hun bekerings- en voorbereidingsproces tot de Heiland. Ze vragen eventueel ook om de liefdevolle hulp van familieleden en plaatselijke kerkleiders.

Een kandidaat-zendeling moet zich van ernstige zonden hebben bekeerd voordat de ringpresident zijn of haar aanbeveling instuurt (zie 32.6–32.8; zie ook 24.4.4). Het bekeringsproces duurt lang genoeg, zodat de betrokkene door een rechtschapen levenswandel kan laten zien dat hij of zij de geest van Christus tot vergeving van zonden heeft ontvangen.

24.3.2.2

Verzwegen overtredingen

Iemand die een zendingsoproep ontvangt of op zending gaat zonder zich van ernstige zonden te hebben bekeerd, moet mogelijk thuis blijven of naar huis terugkeren. Afhankelijk van de omstandigheden kan hij of zij de zending na bekering mogelijk weer oppakken (zie 24.6.3.2).

24.3.3

Lichamelijke, psychische en emotionele gezondheid

Zendingswerk is veeleisend. De lichamelijke, psychische en emotionele druk kan stressvol zijn. Zendelingen verkeren vaak in onbekende omstandigheden. Veranderingen in eten, klimaat of leefomstandigheden kunnen de gezondheid op de proef stellen. De dagindeling van een zendeling is eveneens veeleisend. (Zie Alma 17:5; 26:27–28, 30.) Jonge onderwijszendelingen moeten toegewijd en lichamelijk, psychisch en emotioneel in staat zijn om te doen wat er dagelijks van ze gevraagd wordt. (Zie Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus [2019], 2.4.)

Toekomstige zendelingen bereiden zich voor op hun zending door hun lichamelijke, psychische en emotionele gezondheid op peil te brengen. Ze werken ook aan hun veerkracht en zelfredzaamheid.

Leiders moeten wellicht tactvol met een kandidaat over zijn of haar gezondheidsproblemen spreken voordat een aanbeveling wordt ingestuurd. Sommige kandidaten hebben mogelijk wegens gezondheidsproblemen professionele zorg nodig (zie 31.3.6). Een kandidaat die medicijnen krijgt voorgeschreven, moet die op aanwijzing van een zorgverlener zijn of haar hele zending blijven innemen.

Afbeelding
zendelingen onderwijzen gezin

24.3.4

Financiën

Financiële offers maken deel uit van een zending (zie Markus 1:17–18; Alma 15:16). Zendelingen en hun familieleden dragen als eersten financieel aan de zending bij. Ze treffen de noodzakelijke voorbereiding en brengen de benodigde offers. Ze voldoen zoveel mogelijk zelf aan hun toegezegde bijdragen.

24.3.4.1

De zending bekostigen van jonge zendelingen die worden uitgezonden

Jonge kandidaten die zich naar hun vermogen hebben voorbereid, moeten hun zending niet om financiële redenen uitstellen. Wie financiële steun nodig heeft om aan de verwachte toegezegde bijdragen te voldoen, kan op verdere familieleden en vrienden een beroep doen.

Zo nodig kan de bisschop of ringpresident leden in de wijk of ring vragen om aan het zendingsfonds van de wijk bij te dragen.

Het is niet toegestaan om het budget van de unit of het vastengavenfonds aan te spreken.

Maandelijkse toegezegde bijdrage. Jonge onderwijszendelingen en hun familieleden dragen elke maand een bepaald bedrag bij aan de zending. Het bedrag wordt op een van de volgende twee manieren vastgesteld:

  • Zendelingen uit sommige landen vallen onder de nivelleringsregeling van de kerk. Voor iedere zendeling wordt in dit geval hetzelfde bedrag bijgedragen, waar hij of zij ook dient. Dat bedrag wordt door de hoofdzetel van de kerk vastgesteld. Kerkleiders kunnen bij de afdeling Zendingswerk (zie 24.9.3) of het gebiedskantoor een overzicht van landen opvragen waarvoor deze regeling geldt, plus het genivelleerde bedrag.

  • In andere landen stellen de bisschop, ringpresident, zendeling en familie in overleg het bedrag van de maandelijkse bijdrage vast. De bisschop en de ringpresident nemen daarbij adviezen van het gebiedspresidium in overweging. Ze moedigen financiële offers en zelfredzaamheid aan op basis van de omstandigheden van de zendeling en zijn of haar familieleden. Ze komen een bedrag voor de bijdrage overeen en vermelden dat in de zendingsaanbeveling. De zendeling en zijn of haar familieleden zeggen dit bedrag toe. Anderen mogen ook aan dit bedrag bijdragen, maar alleen als ze in het land wonen waar de zendeling vandaan komt (zie ‘Zendingsfonds van de wijk’ verderop in deze paragraaf).

Bijdragen worden aan het zendingsfonds van de wijk gedaan. De bisschop gaat na of de bijdragen aan het fonds elke maand plaatsvinden. Bijdragen boven het maandelijkse bedrag moeten niet vooruit worden betaald. Vooruit betaalde bedragen kunnen bij vroegtijdige thuiskomst van een zendeling niet worden terugbetaald.

Uitgaven in het zendingsveld. Jonge zendelingen ontvangen elke maand een bedrag van hun zendingsgebied voor eten, vervoer en andere uitgaven voor levensonderhoud. Die kerkgelden zijn heilig. Zendelingen gebruiken ze alleen voor zendingsgerelateerde doeleinden. Ze worden niet voor persoonlijke uitgaven gebruikt, opgespaard of naar familieleden of anderen gestuurd. Zendelingen retourneren ontvangen bedragen die ze niet nodig hebben naar het zendingsgebied.

Zendelingen bekostigen andere uitgaven met eigen middelen. Die persoonlijke uitgaven blijven beperkt. (Zie Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus, 4.8.)

24.3.4.2

De zending bekostigen van seniorzendelingen die worden uitgezonden

Maandelijkse toegezegde bijdrage. Seniorzendelingen die naar een andere plaats zijn geroepen, dragen maandelijks aan het zendingsfonds van hun thuiswijk bij. Die bijdragen dienen voor huisvesting en voertuigkosten (zie ook ‘Aanvullende uitgaven’ verderop in deze paragraaf). De bijdragen mogen de waarde van door de kerk bekostigde huisvesting of voertuigen overstijgen.

  • Seniorzendelingen uit landen die aan de nivelleringsregeling van de kerk deelnemen, dragen een vastgesteld bedrag bij dat in de zendingsoproep wordt vermeld.

  • In andere landen stellen de bisschop, ringpresident en zendeling in overleg het bedrag van de maandelijkse bijdrage vast. Kerkleiders moedigen financiële offers aan op basis van de omstandigheden van de zendeling. Ze komen een bedrag overeen en vermelden dat in de zendingsaanbeveling. Dat bedrag is minimaal het bedrag voor seniorzendelingen dat (in overleg met de afdeling Zendingswerk) door het gebiedspresidium is vastgesteld. Anderen die in het thuisland van de zendeling wonen, mogen ook aan dit bedrag bijdragen.

De bisschop gaat na of de bijdragen aan het fonds elke maand plaatsvinden. Bijdragen boven het maandelijkse bedrag moeten niet vooruit worden betaald.

Aanvullende uitgaven. Naast de maandelijkse toegezegde bijdrage voor huisvesting en voertuigkosten, moeten seniorzendelingen alle andere uitgaven, waaronder die voor eten, zelf bekostigen.

24.3.4.3

De zending bekostigen van zendelingen die vanuit huis dienen

Zendelingen die vanuit huis dienen, bekostigen alles zelf. Wie financiële steun nodig heeft, kan een beroep doen op familieleden en vrienden. Zendingsgerelateerde behoeften worden niet uit wijk- of ringfondsen gefinancierd.

24.3.4.4

Ziektekostenverzekering en medische uitgaven

Alle zendelingen, ook jonge onderwijszendelingen, wordt sterk aangeraden hun bestaande ziektekostenverzekering zo mogelijk aan te houden.

Zendelingen die vanuit huis dienen, zorgen voor hun eigen ziektekostenverzekering en andere benodigde verzekeringen. Seniorzendelingen die in een andere plaats op zending zijn, zorgen daar ook zelf voor. Seniorzendelingen die naar een ander land worden geroepen, kunnen zich mogelijk verzekeren via het Senior Service Medical Plan.

24.3.5

Rol van familieleden en leidinggevenden in de voorbereiding van zendelingen

Familieleden, de bisschop en andere leidinggevenden helpen jongeren zich op een zending voor te bereiden. De bisschop vraagt iedere jonge man, maar ook iedere jonge vrouw die verlangt te dienen, een zending te vervullen.

  • Ze helpen om doeltreffende zendingsactieve kerkleden te worden door het evangelie uit te dragen voordat ze een zendingsoproep krijgen.

  • Ze gelegenheden bieden om te dienen en te onderwijzen.

  • Regelen dat ze voltijdzendelingen kunnen vergezellen.

  • Zendelingen die nu dienen of anderen die een zending vervuld hebben vragen om over hun ervaringen te vertellen.

  • Iedereen liefhebben en inspireren om zich op een zending voor te bereiden.

  • Ze aanmoedigen om extra tijd te besteden aan gebed en Schriftstudie, met name van het Boek van Mormon.

  • Een cursus ter voorbereiding op een zending organiseren.

Familieleden en leidinggevenden moedigen leden op leeftijd aan om een zending te overwegen. De volgende aspecten komen daarbij mogelijk aan bod:

  • Ze helpen hun lichamelijke gesteldheid en financiële situatie onder de loep te nemen met het oog op een zending, in een andere plaats of vanuit huis.

  • Ze op geschikte zendingsmogelijkheden wijzen.

  • Ze helpen om doeltreffende zendingsactieve kerkleden te worden door het evangelie uit te dragen voordat ze een zendingsoproep krijgen.

  • Ze laten inzien dat een zending hun familie tot zegen zal zijn (zie Leer en Verbonden 31:5–6).

Familieleden en leidinggevenden sporen alle kandidaat-zendelingen aan tot studie van:

Familieleden en leidinggevenden sporen alle kandidaten aan om zich aan de zendingsnormen te houden. Ze moedigen de kandidaten aan om het handboek met zendingsnormen voor hun vermoedelijke taak te bestuderen:

24.4

Zendelingen aanbevelen

Sommige kandidaten hebben niet minimaal één jaar aaneensluitend in de wijk gewoond. In die situaties spreekt de bisschop vroeg in het aanbevelingsproces met de bisschop van de eerdere wijk van de betrokkene.

24.4.1

Gezondheidscontroles

Zendingswerk is lichamelijk, psychisch en emotioneel veeleisend. Alle kandidaten moeten door bevoegde medici laten beoordelen of hun gezondheid toereikend is.

Het gebiedskantoor en de afdeling Zendingswerk kijken goed naar de gezondheidstoestand van de betrokkene. Soms kunnen gezondheidsproblemen iemand belemmeren om uitgezonden te worden. In sommige gevallen stuurt men de aanbeveling terug met instructies hoe de betrokkene zijn of haar gezondheid kan verbeteren.

24.4.2

Gesprekken en aanbevelingsformulieren

De bisschop en de ringpresident voeren diepgaande, geestelijke en opbouwende gesprekken met elke kandidaat. Ze gebruiken de vragen voor het zendingsaanbevelingsgesprek. Ze bespreken in hoeverre de kandidaat:

  • Een getuigenis van Jezus Christus en zijn herstelde evangelie heeft (zie 24.3.1).

  • Zich aan de gestelde evangelienormen houdt (zie 24.3.2).

  • Lichamelijk, psychisch en emotioneel gezond genoeg is (zie 24.3.3).

  • Financieel voorbereid is (zie 24.3.4).

De bisschop en de ringpresident nemen ook de informatie over naleving van de evangelienormen en de gezondheidstoestand door in het online systeem voor zendingsaanbevelingen. Ringpresidenten in de Verenigde Staten of Canada nemen bij vragen contact op met de afdeling Zendingswerk (zie 24.9.3). Elders nemen zij contact op met het gebiedskantoor. De bisschop en de ringpresident hanteren geen extra geschiktheidseisen of -normen. Ze veranderen evenmin de vragen voor het aanbevelingsgesprek.

De informatie in het aanbevelingsformulier draagt bij aan het openbaringsproces inzake zendingsoproepen. Kerkleiders zorgen ervoor dat alle gevraagde informatie volledig boven tafel komt.

Als de bisschop en de ringpresident zich afvragen of een kandidaat wel waardig of gezond genoeg is om een zending te vervullen, overleggen ze met elkaar en bespreken ze hun twijfels met de persoon in kwestie. Ze overleggen met toestemming van een jonge kandidaat eventueel ook met zijn of haar ouders. De bisschop en de ringpresident sturen pas een aanbeveling in als de betrokkene zich van ernstige zonden heeft bekeerd (zie 24.3.2.1). Ze bespreken eventueel de mogelijkheid van een servicezending, afhankelijk van de lichamelijke, psychische of emotionele gezondheid van de betrokkene.

Wanneer de bisschop of ringpresident niet beschikbaar is, mag hij in dringende gevallen een van zijn raadgevers machtigen om deze gesprekken te voeren.

In districten voert de zendingspresident of een aangewezen raadgever gesprekken met kandidaat-zendelingen en beveelt ze aan. Districtspresidenten voeren die gesprekken niet.

Afbeelding
zendelingen spreken met man

24.4.3

Aanbevelingen insturen

De ringpresident mag een aanbeveling voor een jonge kandidaat-zendeling maximaal 120 dagen vóór zijn of haar beschikbaarheidsdatum insturen. De ringpresident mag een aanbeveling voor een kandidaat-seniorzendeling maximaal negen maanden vóór zijn of haar beschikbaarheidsdatum insturen. De beschikbaarheidsdatum moet aan alle volgende voorwaarden voldoen:

  • De betrokkene heeft de zendingsleeftijd bereikt.

  • De betrokkene is ten minste één jaar bevestigd lid van de kerk.

  • De betrokkene heeft een diploma van of gaat niet langer naar de middelbare school of vergelijkbaar onderwijs. (Dit geldt voor jonge kandidaat-zendelingen van 18 jaar.)

Jonge kandidaat-zendelingen plannen met hun ringpresident wanneer deze de aanbeveling gaat insturen. Daarbij kunnen ze het stappenplan voor een zending en de ontheffingsdatumplanner als hulpmiddel gebruiken.

Zendingsaanbevelingen worden doorgaans via de thuiswijk en -ring ingestuurd. De bisschop van een wijk met leden die niet thuis wonen, bijvoorbeeld een jonge-alleenstaandenwijk, kan ook een zendingsaanbevelingsprocedure afhandelen. Hij spreekt dan wel eerst met de bisschop van de thuiswijk. De thuiswijk wordt als bekostigende wijk opgegeven.

24.4.4

Wie niet in staat zijn om een voltijdzending te vervullen

Soms wordt een lid dat graag op zending wil niet als voltijdzendeling geroepen. Daar kunnen medische redenen, waardigheidskwesties, juridische kwesties, of andere omstandigheden aan ten grondslag liggen. De bisschop en de ringpresident uiten hun liefde en dank voor de bereidheid van het lid om een zending te vervullen. De ringpresident kan hem of haar van een voltijdzending vrijstellen.

De ringpresident en de bisschop moedigen de betrokkene aan om als levenslange discipel van Jezus Christus op het verbondspad voorwaarts te gaan. Ze bevelen ook aan dat ze andere belangrijke zaken nastreven, zoals een opleiding of werk in het geval van jonge leden.

24.5

Na de zendingsoproep

Pasgeroepen zendelingen worden aangemoedigd om het Boek van Mormon te lezen of te herlezen voordat hun zending begint. Ze volgen de raad van koning Benjamin: ‘[Let] op uzelf, en op uw gedachten en op uw woorden en op uw daden’ (Mosiah 4:30).

Ze reageren direct op bij de oproep behorende instructies. Ze nemen ook het informatieboekje Wennen aan het zendingsleven of Wennen aan het servicezendingsleven door. Ze doen er ook goed aan om zich met hun familieleden te verdiepen in de omstandigheden van hun zending.

Familieleden en leidinggevenden staan zendelingen hierin bij. Ze beklemtonen ook het belang van goed doen en de Geest waardig blijven.

24.5.1

Tempelbegiftiging en tempelbezoek

Pasgeroepen zendelingen die hun tempelbegiftiging nog niet hebben ontvangen, doen dat waar mogelijk voordat ze aan hun zending beginnen (zie Leer en Verbonden 43:15–16; 105:33). Dit geldt ook voor servicezendelingen als dat in hun situatie gepast is. Zie 27.2 voor informatie over de begiftiging ontvangen.

Pasgeroepen zendelingen die begiftigd zijn, kunnen voordat hun zending begint eventueel als verordeningswerker worden ingezet (zie 25.5).

24.5.2

Avondmaalsdiensten

De bisschap vraagt pasgeroepen zendelingen vóór aanvang van hun zending in de avondmaalsdienst te spreken. Het betreft een reguliere avondmaalsdienst. Het avondmaal en de Heiland dienen centraal te staan. De zendeling spreekt over Jezus Christus, zijn herstelde evangelie en de vreugde die het evangelie uitdragen en anderen dienen brengt.

Familieleden en vrienden van de zendeling spreken doorgaans niet. De dienst eindigt op de gewone tijd.

De leden en kerkleiders moeten afzien van alles wat afdoet aan het heilige karakter van de zendingsoproep of wat onnodige kosten met zich meebrengt. Zo vermijden ze bijvoorbeeld:

  • Het drukken van speciale programma’s voor de avondmaalsdienst.

  • Lange receptierijen na de avondmaalsdienst.

  • Open huizen, behalve in familieverband. Een eventuele familiebijeenkomst vindt bij voorkeur buiten de zondagsdienst en lessen om plaats.

24.5.3

Zendelingen aanstellen

De president van de thuisring stelt iedere zendeling zo kort mogelijk vóór de begindatum van zijn of haar zending aan. Wanneer de ringpresident niet beschikbaar is, mag hij in dringende gevallen een van zijn raadgevers machtigen om zendelingen aan te stellen. Hij mag het aanstellen van seniorservicezendelingen ook aan een raadgever delegeren.

De zendingspresident of een van zijn raadgevers stelt de zendelingen uit de districten in zijn zendingsgebied aan. De districtspresident stelt geen zendelingen aan.

Een broeder die als zendeling wordt uitgezonden, moet het Melchizedeks priesterschap hebben ontvangen voordat hij als zendeling wordt aangesteld. Een broeder die een servicezending gaat vervullen, draagt het Melchizedeks priesterschap als zijn situatie daarom vraagt. Zie 18.10 voor instructies over ordening tot een ambt in het Melchizedeks priesterschap.

Kort vóór de aanstelling van de zendeling heeft de ringpresident of een aangewezen raadgever een gesprek met hem of haar. Als de zendeling niet meer aan de evangelienormen voldoet of als er (potentiële) gezondheidsproblemen zijn, wordt hij of zij niet aangesteld. De ringpresident raadpleegt in dat geval de afdeling Zendingswerk (zie 24.9.3) of het gebiedskantoor.

De aanstelling moet een bijzondere gebeurtenis zijn. Familie en goede vrienden mogen daarbij aanwezig zijn. De ringpresident doordringt ze van de heiligheid en het belang van de roeping om Jezus Christus en zijn herstelde kerk te vertegenwoordigen.

De aanstelling en bijbehorende zegen worden niet opgenomen. De zendeling wordt echter wel aangeraden om erover in zijn of haar dagboek te schrijven, en delen uit de zegen op te schrijven die bijzondere indruk hebben gemaakt.

De ringpresident legt uit dat de betrokkene na de aanstelling geacht wordt zich aan de zendingsnormen te houden.

De betrokkene wordt als zendeling aangesteld, niet voor een specifieke zendingstaak. Als de toegewezen taak verandert, wordt hij of zij niet opnieuw aangesteld. Als een zendeling ontheven wordt en de zending later mag hervatten (zie 24.6.3.2), wordt hij of zij wel opnieuw als zendeling aangesteld.

24.6

Zending in een andere plaats

24.6.1

Vertrek naar het zendingsveld

De kerk betaalt de reiskosten van jonge zendelingen naar en van het opleidingscentrum voor zendelingen en de toegewezen zending. De kerk betaalt die kosten ook voor seniorzendelingen die langer dan een jaar uitgezonden worden.

Naaste familieleden mogen een zendeling naar het opleidingscentrum brengen. Ze moeten zich daar echter niet toe verplicht voelen. Het opleidingscentrum heeft geen bijeenkomst waarin familieleden afscheid van hun zendeling nemen.

Familieleden en anderen wordt om veiligheids- en andere redenen ontraden om zendelingen op de luchthaven uit te zwaaien wanneer ze vanaf het opleidingscentrum naar hun zendingsbestemming vertrekken.

Afbeelding
zendingsechtpaar onderwijst vrouwen

24.6.2

In het veld

24.6.2.1

Standplaats van zendelingen

De zendingspresident bespreekt met de ringpresidenten de behoefte aan zendelingen in bepaalde wijken en gemeenten. Er hoeven geen zendelingen aan elke unit toegewezen te worden. Sommige units hebben meerdere koppels zendelingen. De zendingspresident bepaalt de standplaats van zendelingen.

24.6.2.2

Hulp aan kerkleden en dienstverlening in de gemeenschap

De zendingspresident bespreekt met de ringpresidenten hoe zendelingen kerkleden en de gemeenschap van dienst kunnen zijn. Ze gebruiken eventueel JustServe.org indien beschikbaar.

24.6.2.3

Huisvesting, maaltijden en vervoer

De betreffende ringpresident en de zendingspresident bepalen of en in welke mate de plaatselijke kerkleden voor huisvesting en maaltijden voor de zendelingen zorgen. De kerkleden moeten in dat opzicht niet overvraagd worden.

Van de leden wordt niet verwacht dat ze regelmatig vervoer regelen voor zendelingen, mensen die ze onderwijzen of mensen die onlangs gedoopt zijn.

Het gebiedspresidium verschaft eventueel richtlijnen om zendelingen in het gebied van huisvesting, maaltijden en vervoer te voorzien.

24.6.2.4

Afbeelding
pictogram, richtlijnen voor aanpassing
Zendelingen in gemeentefuncties

Bij hoge uitzondering vervullen zendelingen die elders dienen functies in een gemeente. Als een gemeente in een ring is gelegen, wordt de zendeling op aanwijzing van het ringpresidium aangesteld, met goedkeuring van de zendingspresident.

Bevindt de gemeente zich in een district, dan wordt de zendeling niet aangesteld. Het gezag om in een unit een functie te bekleden, valt onder de aanstelling tot zendeling. Als zendelingen een taak vervullen waarvoor de priesterschapssleutels nodig zijn, doen ze dat met gedelegeerd gezag van de zendingspresident.

24.6.2.5

Verzoeken om anderen financieel of met een opleiding of emigratie te ondersteunen

Zendelingen en hun familieleden bieden geen financiële ondersteuning aan mensen die in het gebied wonen waar de zendeling werkzaam is, ook niet voor een opleiding. Zendelingen en hun familieleden werken ook niet actief mee aan de emigratie van personen die naar een ander land willen emigreren (zie 38.8.19).

24.6.2.6

Medicatie

Zendelingen zijn zelf verantwoordelijk voor eventuele medicatie die ze nodig hebben. Familieleden of anderen gelieven geen medicatie aan zendelingen op te sturen of af te geven. Als de nodige medicatie in het zendingsgebied niet verkrijgbaar is, raadpleegt de zendeling de zendingspresident.

24.6.2.7

Overlijden van een naast familielid

Als iemand uit de naaste familie van de zendeling overlijdt, mag de zendeling ervoor kiezen om tijdelijk naar huis terug te gaan om de uitvaart bij te wonen. De zendeling wordt echter doorgaans aangeraden om in het zendingsveld te blijven. Hij of zij kan de uitvaartdienst wellicht via internetstreaming volgen.

Als een zendeling verkiest om voor de uitvaart naar huis terug te gaan, neemt de zendingspresident contact met de afdeling Zendingswerk op.

24.6.2.8

Lidmaatschapskaarten en tiende

De lidmaatschapskaart van een zendeling blijft in de thuiswijk. De thuiswijk registreert ook zijn of haar tiendestatus. Zendelingen betalen geen tiende over ontvangen gelden van de zending. Ze betalen echter wel tiende over eventuele persoonlijke inkomsten.

24.6.3

Van een zending terugkeren

24.6.3.1

Volgens het oorspronkelijke schema terugkeren

Zendelingen en hun familieleden moeten niet om vervroegde ontheffing of verlenging van een zending verzoeken omdat het ze beter uit zou komen.

Jonge zendelingen reizen na hun zending in beginsel rechtstreeks naar huis. Uitzonderingen worden alleen toegestaan als de zendeling wordt vergezeld door minstens één ouder of voogd(es).

Zendelingen worden niet ontheven voordat ze met hun ringpresident hebben gesproken. Tot die tijd houden ze zich aan de zendingsnormen.

24.6.3.2

Vervroegd terugkeren

Sommige zendelingen worden om gezondheids-, waardigheids- of andere redenen vervroegd ontheven. Bisschoppen en ringpresidenten bieden die teruggekeerde zendelingen extra steun. Kerkleiders helpen ze indien mogelijk aan hun gezondheid te werken of hun zending te hervatten.

De ringpresident neemt in verband met zendelingen die er klaar voor zijn om hun zending te hervatten contact op met de afdeling Zendingswerk om dat aan te bevelen (zie 24.9.3). Sommige zendelingen hervatten hun zending in een ander gebied of als servicezendeling.

Als hervatting niet mogelijk is, moedigen kerkleiders de betrokkene aan om als levenslange discipel van Jezus Christus op het verbondspad voorwaarts te gaan. Kerkleiders bevelen ook aan dat ze andere belangrijke zaken nastreven, zoals een opleiding of werk als het jonge zendelingen betreft.

24.7

Servicezending

24.7.1

Mogelijkheden voor servicezendelingen vaststellen

De bisschop, ringpresident en servicezendeling brengen samen plaatselijke mogelijkheden voor dienstverlening in kaart. Voor jonge servicezendelingen nemen een servicezendingsleider en de ouders of voogden aan de bespreking deel.

Mogelijkheden voor jonge servicezendelingen worden ná hun oproep vastgesteld. Mogelijkheden voor seniorservicezendelingen worden vóór of ná hun oproep vastgesteld.

De dienstverlening kan persoonlijk of op afstand via technologie plaatsvinden. De volgende informatiebronnen staan leidinggevenden ter beschikking om dienstverleningsprojecten te vinden:

24.7.2

Huisvesting en vervoer

Servicezendelingen wonen thuis of bij een ander familielid, na goedkeuring van het servicezendingskantoor. Ze regelen indien nodig zelf hun vervoer naar de plek waar ze het vrijwilligerswerk doen.

24.7.3

Instructie en toezicht

Servicezendelingen worden onderricht en begeleid op hun toegewezen werkplek. De servicezendingsleider kan ook instructies geven en toezicht houden. Ze staan onder de dagelijkse leiding van de servicezendingsleider (voor jonge servicezendelingen) of de manager van hun servicetaak (voor seniorservicezendelingen).

De ringpresident is de priesterschapsleider van de zendeling. Hij legt de betrokkene ook de normen voor servicezendelingen uit (zie Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus – servicezending).

24.7.4

Servicezendelingen in wijk- of ringroepingen

De bisschop of ringpresident mag servicezendelingen een roeping in de wijk of ring geven als die roeping de uitvoering van de zendingstaken niet belemmert. Deze kerkleiders stemmen de werkzaamheden voor jonge servicezendelingen met de servicezendingsleider af.

24.7.5

Duur van een servicezending

De ringpresident, servicezendingsleider (voor jonge zendelingen) en servicezendeling zelf stellen in overleg met elkaar vast wanneer de zendingstaak eindigt.

Een servicezending voor jonge zendelingen duurt voor mannen niet langer dan 24 maanden. Voor vrouwen duurt die zending niet langer dan 18 maanden.

Seniorservicezendelingen mogen hun zending in overleg met de ringpresident voortzetten tot een afgesproken datum.

Afbeelding
vrouw spreekt vanaf spreekgestoelte

24.8

Na een zending

24.8.1

Tempelaanbevelingen

24.8.1.1

Jonge zendelingen die zijn uitgezonden

Zie 26.5.3 voor instructies inzake tempelaanbevelingen voor jonge terugkerende zendelingen.

24.8.1.2

Seniorzendelingen die zijn uitgezonden

De zendingspresident voert indien nodig een tempelaanbevelingsgesprek. Als de zendeling daartoe waardig is, verstrekt de zendingspresident een nieuwe aanbeveling die twee jaar geldig is.

24.8.1.3

Servicezendelingen

Servicezendelingen regelen zelf een gesprek met plaatselijke kerkleiders om hun tempelaanbeveling te verlengen (zie 26.3.1).

24.8.2

Ontheffingsgesprek met zendeling

De ringpresident ontheft zendelingen en voert een ontheffingsgesprek. Een van zijn raadgevers mag seniorservicezendelingen ontheffen. In districten ontheft doorgaans de zendingspresident of een aangewezen raadgever zendelingen. Zie 6.3 voor uitzonderingen.

De volgende richtlijnen voor dit gesprek komen mogelijk van pas.

  • Prijs ze voor hun zending.

  • Laat ze over hun zendingservaringen vertellen.

  • Moedig ze aan hun leven lang een discipel van Jezus Christus te blijven.

  • Raad ze aan om goede gewoonten die ze als zendeling ontwikkeld hebben vast te houden.

  • Spoor ze aan om de Geest dagelijks te volgen en eerbaar te leven.

  • Moedig ze aan om zich bedachtzaam op de toekomst voor te bereiden, met inbegrip van een opleiding en werk als het jonge zendelingen betreft. Help ze waar nodig doelen te stellen en plannen te maken. Neem de vooruitgang in My Plan met jonge zendelingen door.

  • Beloof geen specifieke zegeningen als beloning voor de vervulde zending.

  • Moedig ze aan tot een tempelwaardige levenswijze.

24.8.3

Zendingsverslag uitbrengen en in avondmaalsdienst spreken

Ring- en districtspresidenten nodigen onlangs ontheven zendelingen uit om verslag in een vergadering van de hoge raad of districtsraad uit te brengen. Dat geldt ook voor servicezendelingen. Bisschoppen nodigen onlangs ontheven zendelingen eventueel ook uit om in een wijkraadsvergadering verslag uit te brengen.

Het kan zijn dat vanwege afstand of andere omstandigheden het voor onlangs ontheven zendelingen beter uitkomt om via technologie of alleen in een wijkraad verslag te doen.

De bisschap ruimt tijd in voor recent ontheven zendelingen om in een avondmaalsdienst te spreken. Dat geldt ook voor servicezendelingen. Het betreft een gewone avondmaalsdienst. De bisschap ziet erop toe dat de beginselen in 24.5.2 worden gevolgd.

Onlangs ontheven zendelingen spreken op uitnodiging van het ring- of districtspresidium desgewenst ook in avondmaalsdiensten van andere wijken. Een lid van de hoge raad of de districtsraad mag ze daar ook voor uitnodigen.

24.8.4

Roepingen

Leidinggevenden zien erop toe dat onlangs ontheven zendelingen snel een bedieningstaak en roeping krijgen. Ze kunnen waar dat gepast is prima als verordeningswerker ingezet worden (zie 25.5).

24.9

Informatiebronnen voor zendingsaanbevelingen en -taken

24.9.1

Handleidingen en formulieren

24.9.2

Websites

24.9.3

Contactgegevens afdeling Zendingswerk

  • Telefoon: +1 801 240 2222 of +1 800 453 3860, toestel 2-2222