EnglishConnect voor zendelingen
Les 5: Familie en vrienden


‘Les 5: Familie en vrienden’, EnglishConnect 2 voor beginners (2022)

‘Les 5’, EnglishConnect 2 voor beginners

glimlachende mannen in de buitenlucht

Lesson 5

Family and Friends

Doel: Ik leer mensen met elkaar vergelijken.

Personal Study

Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m E te doen.

pictogram a
Study the Principle of Learning: Learn by Study and by Faith

Leren door studie en geloof

In EnglishConnect, we rely on God to learn by study and by faith.

In EnglishConnect vertrouwen we op God om door studie en geloof te leren.

In 1832 kregen Joseph Smith en enkele leiders uit de begintijd van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen de ingeving om een school te beginnen. God wilde dat ze zouden leren, groeien en zich zouden voorbereiden om anderen te leiden. Deze groep leden had geen universitaire diploma’s of veel andere scholing. Ze hadden niet veel geld of middelen. In de Schriften gaf God ze een leerpatroon:

‘En omdat niet allen geloof hebben, moet u ijverig woorden van wijsheid zoeken en ze elkaar leren; ja, put woorden van wijsheid uit de beste boeken; zoek kennis, ja, door studie en ook door geloof’ (Leer en Verbonden 88:118).

God zegt dat we door studie moeten leren, en ook moeten leren door geloof. We doen ons uiterste best, en we vragen God om zijn Geest te sturen en ons verstand en ons hart te openen. De Geest geeft ons meer inzicht dan we zelf kunnen ontwikkelen. Een geweldige leerkracht of een geweldig lesboek kan nuttig zijn, maar God kan ons ook zonder die hulpmiddelen onderwijzen. Als we door studie en geloof leren, kunnen we met Gods hulp meer leren dan we voor mogelijk hadden gehouden.

man studeert

Ponder

  • Hoe kunnen we ‘door studie en door geloof’ kennis vergaren?

  • Denk aan je ervaring met EnglishConnect. Hoe helpt God je met leren?

pictogram b
Memorize Vocabulary

Leer de betekenis en uitspraak van elk woord voordat je naar de gespreksgroep gaat. Probeer flashkaarten te gebruiken om nieuwe woorden uit het hoofd te leren. Je kunt papier of een app gebruiken.

different

anders

Nouns

Zie het aanhangsel voor family nouns.

Adjectives 1

shorter

kleiner

taller

langer

older

ouder

younger

jonger

louder

luider

Adjectives 2

athletic

sportief

beautiful

mooi

energetic

energiek

generous

vrijgevig

intelligent

intelligent

outgoing

vlot

patient

geduldig

quiet

stil

thoughtful

bedachtzaam

pictogram c
Practice Pattern 1

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Je kunt de onderstreepte woorden door woorden uit ‘Memorize Vocabulary’ vervangen.

Q: How are you and your (noun) different?A: I am (adjective 1).

Questions

patroon 1 waarin verschillen jij en jouw zelfstandig naamwoord

Answers

patroon 1 antwoord ik ben bijvoeglijk naamwoord 1

Examples

vader en zoon in een park

Q: How are you and your son different?A: He is shorter.

Q: How are you and your daughter different?A: I am taller.

Q: How are you and your cousins different?A: They are louder.

pictogram d
Practice Pattern 2

Oefen het gebruik van de patronen totdat je zelfverzekerd vragen kunt stellen en beantwoorden. Probeer de patronen hardop uit te spreken. Je kunt een geluidsopname van jezelf maken. Let op je uitspraak en spreekvaardigheid.

Q: How are your (noun) and (noun) different?A: My (noun) is more (adjective 2).

Questions

patroon 2 vraag waarin verschillen jouw zelfstandig naamwoord en zelfstandig naamwoord

Answers

patroon 2 antwoord mijn zelfstandig naamwoord is bijvoeglijk naamwoord 2

Examples

familie in Hawaï

Q: How are your sisters and brother different?A: My sisters are more thoughtful.

Q: How are your mother and father different?A: My father is less outgoing.

pictogram e
Use the Patterns

Noteer vier vragen die je aan iemand kunt stellen. Noteer een antwoord op elke vraag. Lees ze hardop voor.

Additional Activities

Doe de lesactiviteiten en toetsen online op englishconnect.org/learner/resources of in het EnglishConnect 2 Werkboek.

Act in Faith to Practice English Daily

Blijf dagelijks Engels oefenen. Gebruik je ‘Persoonlijke studietracker’. Bekijk je studiedoel en evalueer je leerinspanningen.

Conversation Group

Discuss the Principle of Learning: Learn by Study and by Faith

(20–30 minutes)

man studeert

pictogram 1
Activity 1: Practice the Patterns

(10–15 minutes)

Neem met een partner de woordenlijst door.

Oefen patroon 1 met een partner:

  • Oefen het stellen van vragen.

  • Oefen het beantwoorden van vragen.

  • Oefen een gesprek met gebruik van de patronen.

Herhaal dit voor patroon 2.

pictogram 2
Activity 2: Create Your Own Sentences

(10–15 minutes)

Part 1

Kijk naar de afbeeldingen. Stel en beantwoord vragen om de mensen op elke foto met elkaar te vergelijken. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af.

Example: Luis and Carlos
opa speelt honkbal met kleinzoon
  • A: How are Luis and Carlos different?

  • B: Luis is younger. Carlos is older. Luis is less athletic. Carlos is less patient.

Image 1: Susan and her mom

moeder en dochter arm in arm

Image 2: Sam and Rachel

man en vrouw poseren

Image 3: Anya and Yash

een stel praat bij zonsondergang op het strand

Part 2

Stel en beantwoord vragen om jezelf met je familieleden te vergelijken. Zeg zoveel mogelijk. Wissel elkaar af.

Example
  • A: How are you and your mother different?

  • B: I am younger. She is more generous. She is less energetic.

pictogram 3
Activity 3: Create Your Own Conversations

(15–20 minutes)

Stel en beantwoord vragen om jezelf met je partner te vergelijken. Gebruik zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden. Wissel elkaar af.

New Vocabulary

We are both tall.

We zijn allebei lang.

Example

  • A: How old are you?

  • B: I’m twenty-nine years old. How old are you?

  • A: I’m thirty-nine years old. I am older. You are younger.

  • B: Are you athletic?

  • A: Yes, I am athletic. Are you athletic?

  • B: Yes, I am. We are both athletic!

Evaluate

(5–10 minutes)

Evalueer je vooruitgang aan de hand van de doelen en je inspanningen om dagelijks Engels te oefenen.

Evaluate Your Progress

I can:

  • Compare myself to others.

    Mezelf met anderen vergelijken.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht
  • Compare other people to each other.

    Anderen met elkaar vergelijken.

    neutraal gezicht, tevreden gezicht, blij gezicht

Evaluate Your Efforts

Evalueer je inspanningen inzake:

  1. Het leerbeginsel bestuderen.

  2. De woorden uit het hoofd leren.

  3. De patronen oefenen.

  4. Dagelijks oefenen.

Een doel stellen. Overweeg de studiesuggesties in de ‘Persoonlijke studietracker’.

Bespreek je doel met een partner.

Act in Faith to Practice English Daily

‘Vanwege onze heilige achting voor het menselijk intellect zien wij het volgen van een opleiding als een godsdienstige taak. […] Onze Schepper verwacht van al zijn kinderen dat zij zich scholen.’ (Russell M. Nelson, ‘Where is Wisdom?’, Ensign, november 1992, 6.)