2020
Het gaat erom waar ik heenga, niet waar ik geweest ben
Januari 2020


Jongvolwassenen

Het gaat erom waar ik heenga, niet waar ik geweest ben

De auteur woont in Utah (VS).

Ik ben meerdere keren van het rechte en smalle pad afgeweken, maar ben door dat alles te weten gekomen dat de kracht van de Heiland en zijn verzoening echt is.

Afbeelding
young adult walking on train tracks

Mijn leven is niet helemaal verlopen zoals ik in gedachten had.

Ik had gedacht dat ik op mijn 18e op zending zou gaan, niet lang daarna zou trouwen en zo rond mijn 25e een gezin zou stichten. Ik ben inmiddels 32. Ik heb geen zending vervuld en ik ben bijna mijn hele volwassen leven niet actief in de kerk geweest. Ik ben getrouwd, gescheiden en opnieuw getrouwd.

Ik ben meerdere keren van het rechte en smalle pad afgeweken. Daardoor heb ik niet altijd het gevoel gehad dat ik er in de kerk bij hoorde. Ik ben me echter gaan realiseren dat er wel een plek voor mij is. Ik heb ervaren dat de kracht van de Heiland en zijn verzoening echt is en dat het er niet zozeer om gaat waar ik geweest ben, maar waar ik nu heenga.

Ik begon mijn geloof in twijfel te trekken omdat ik dacht dat mijn getuigenis niet sterk genoeg was om op zending te gaan. Ik weet nog dat ik aan het einde van de middelbare school dacht: wat als mijn getuigenis niet helemaal van mezelf is? Wat als ik te veel op het getuigenis van anderen heb geleund?

Dat zat me dwars. Ik wilde wel op zending gaan, maar ik vroeg me af of de geestelijke ervaringen die ik tot dan toe had gehad genoeg waren om een in mijn ogen succesvolle zendeling te worden – iemand met voldoende geestelijke kracht en voldoende evangeliekennis om anderen te onderwijzen.

Ik had, achteraf gezien, God moeten vragen om me de raad in Leer en Verbonden 124:97 duidelijk te maken: ‘Laat hij ootmoedig voor mijn aangezicht zijn […], en hij zal van mijn Geest ontvangen, ja, de Trooster, die hem de waarheid van alle dingen zal bekendmaken en hem, op het juiste moment, zal ingeven wat hij zeggen moet.’

Maar ik verzuimde het aan God te vragen. Ik vergeleek mijn geestelijke ontwikkeling met die van anderen en was bang dat mensen zich door mijn tekortkomingen van het evangelie zouden afkeren.

Ik bleef als jongvolwassene proberen zelf uit te zoeken wat ik geloofde. Ik zag geen kwaad in beslissingen die volgens mij op zichzelf stonden en die niets aan mij als persoon afdeden. Ik begon me terug te trekken van hen die ik liefhad, omdat ik wist dat ze teleurgesteld zouden zijn in de keuzes die ik maakte. Ik omringde me in plaats daarvan met mensen die zich niets aantrokken van wat ik deed. Op een dag probeerde ik uit nieuwsgierigheid een alcoholisch drankje. Drinken ging er in mijn leven ter ontspanning bij horen. Maar uiteindelijk greep ik naar de drank om met moeilijke zaken om te kunnen gaan. De negatieve veranderingen in mijn leven kwamen toen niet zozeer door één bepaalde keuze, maar voltrokken zich geleidelijk. Ik zag pas na twee jaar in dat de kleine keuzes die ik in de loop der tijd had gemaakt, me in een situatie hadden gebracht die ik eigenlijk niet wilde.

Ik beweer niet dat je die tegenstelling moet meemaken om de waarheid van het evangelie te leren kennen. Mijn daden hebben niet alleen mijzelf pijn gedaan, maar ook mensen van wie ik hield – vaak onnodig. Ik ben dankbaar dat ik de nederigheid heb kunnen opbrengen om in te zien dat (1) ik me ellendig voelde en (2) ik het gelukkigst was toen ik Gods geboden naleefde. Dat was iets wat ik zelf wist, waar ik achter kon staan en wat ik aan anderen kon overbrengen.

Ik ging naar mijn bisschop om een en ander recht te zetten. We spraken elkaar regelmatig om me op een zending voor te bereiden. Mijn papieren waren bijna klaar toen ik de ingeving kreeg om na te gaan of hij de aard van sommige keuzes die ik had gemaakt wel helemaal begreep. Dat gesprek was niet makkelijk. Maar meer nog dan op zending gaan, wilde ik oprecht voor God kunnen staan. Ik was bereid om toe te geven wat ik allemaal verkeerd had gedaan en het bij Hem neer te leggen, zodat ik rein kon worden.

Kort daarna verscheen ik voor een disciplinaire raad. Het was in bepaalde opzichten best eng om toe te geven wat ik had gedaan aan mensen die jarenlang mijn leiders en mentoren waren geweest. Maar toen ik in de kamer om me heen keek, kreeg ik een rustig gevoel. Ik merkte dat ze er waren om me te begrijpen en te helpen. Na afloop voelde ik dat de Geest me verzekerde dat wat de beslissing ook was, ik mijn deel deed en dat het goed met me zou komen. God en de leiders die van me hielden, zouden met me aan de slag gaan zodat ik zou komen waar ik moest zijn. Ik voelde de liefde van de Heiland toen ik wegging en wist dat zijn verlossing voor mij nog mogelijk was.

Een plek voor onvolmaaktheid

Ondanks de gemoedsrust die ik had gevoeld, was het pijnlijk als mensen vroegen waarom ik niet op zending was. Het werd gedurende het bekeringsproces met de hulp van mijn bisschop steeds minder waarschijnlijk dat ik nog op zending zou gaan. Ik moest erachter komen hoe ik mijn leven verder vorm kon geven. Op mijn 21e viel ik niet in de categorie jongvolwassenen die op zending gingen, van zending teruggekeerd of getrouwd waren. Ik voelde me dan ook vaak een buitenbeentje.

Daten was ook moeilijk. Soms behandelden meisjes me anders nadat ik had verteld dat ik niet op zending en een tijdje inactief was geweest. Om de een of andere reden kwam ik doorgaans niet verder dan de eerste date.

Ik was blij dat ik uiteindelijk toch in de tempel kon trouwen, maar soms voelde ik me nog steeds een buitenbeentje. Ik had een getuigenis, maar wist nooit hoe ik het moest verwoorden. De lessen in de kerk zag ik ook meer als tests waarvoor mijn leeftijdsgenoten me zouden zien zakken. Ik meende dat de meesten het leven leidden dat ik graag wilde en dat ze dus niet zo hadden gezwalkt als ik.

Op een dag riep de bisschop me als leerkracht in het ouderlingenquorum. Dat verraste me, omdat ik het ouderlingenquorum het afgelopen jaar maar twee keer had bijgewoond. Ik voelde me vreselijk opgelaten, maar nam de roeping toch aan. Ik stelde mezelf die eerste zondag op een heel rare manier voor. Zoiets hadden ze waarschijnlijk nog nooit gehoord:

‘Hallo, broeders, ik ben Richard Monson. Ik heb geen zending vervuld en ben bijna mijn hele volwassen leven inactief geweest. Ik heb het ouderlingenquorum eigenlijk maar een paar keer bijgewoond, omdat ik niet het gevoel heb dat ik er echt bij hoor. Ik zal niet al uw vragen kunnen beantwoorden, maar ik hoop dat u aan de les meedoet zodat we samen kunnen leren. Als u er geen problemen mee hebt waar ik vandaan kom, dan gaan we maar beginnen.’

Ik realiseerde me die dag dat ik aan anderen – en aan mezelf – kon toegeven dat ik, ook al beschouwde ik mezelf niet als een ‘sterk lid’ (iemand die op zending is geweest, zijn hele leven lang actief is gebleven en geen ernstige fouten heeft begaan), dezelfde kant op ging als zij, daar ging het om. Ik kwam er tot mijn verbazing achter dat meerdere mannen van wie ik dacht dat ze een volmaakt leven leidden, ook fouten hadden gemaakt. Dat heeft ons allemaal doen inzien dat je niet volmaakt hoeft te zijn om iets aan de les of de kerk als geheel bij te dragen.

Afbeelding
looking out into the light

Moeilijke tijden en een besluit

Helaas duurde mijn actieve deelname in de kerk niet lang. Mijn huwelijk liep stroef en ik verviel in oude ondeugden om aan mijn pijn te ontsnappen. Hobby’s namen steeds meer de plaats van kerkbezoek in.

Drie jaar later bereikte ik een dieptepunt. Ik moest een keuze maken. Kon ik het evangelie voor mezelf naleven, wat er ook in mijn leven gebeurde? Of zou ik me gewoon aan de duisternis overgeven? Ik wist dat de keuze voor het rechte en smalle pad betekende dat ik me van de negatieve invloeden in mijn leven moest ontdoen. Door mijn verlangen om naar de kerk terug te keren, werd het ook duidelijk dat mijn echtgenote en ik op verschillende sporen zaten. Ons huwelijk stond er toen al niet rooskleurig voor en we koersten op een scheiding af.

Ik was bang. Er was geen garantie dat mijn inspanningen mij de goede dingen zouden opleveren die ik in dit leven verlangde. Maar mijn beslissing kwam neer op wat ik jaren daarvoor had geleerd: dat ik het gelukkigst was als ik het evangelie naleefde. Ik besloot me volledig toe te wijden en mezelf in Gods handen te leggen, wat er ook gebeurde. Van toen af aan was het Hij en ik.

Ik ging weer naar de kerk terug en kreeg mijn leven op de rails. Een van de gelukkigste dagen van mijn leven was de dag waarop ik weer een tempelaanbeveling kreeg. Ik vond troost in de tempel toen mijn huwelijk verder afbrokkelde en uiteindelijk op de klippen liep.

Mijn bron van eigenwaarde vinden

Hoe eng die beslissing ook was, ik ben Gods hand op mijn pad gaan herkennen en erkennen. Ook al was ik gestruikeld, de race was nog niet verloren. Ik nam het tegen niemand anders op. Toen ik me voor mijn gevoel van eigenwaarde op de Heiland verliet, hoefde ik niet meer uit alle macht te proberen om mensen een andere kijk op mij te geven.

Ik vond het prima om in de kerk alleen te zitten of tussen leden die zich in verschillende levensfasen bevonden. Ik deed mijn best om me niet te verstoppen en met mensen in mijn wijk te praten. Ik woonde de diensten en lessen bij voor de redenen waarvoor ze bedoeld waren.

Die gemoedsrust hielp ook toen ik weer ging daten. Er kwamen nog steeds niet veel tweede afspraakjes, maar ik wist inmiddels dat ik mijn normen niet hoefde te verlagen omdat ik in het verleden een misser had begaan. Ik leefde het evangelie naar mijn beste vermogen na en ik was goed genoeg om mensen te daten die het evangelie ook naar hun beste kunnen naleefden.

Uiteindelijk vond ik een trouwe dochter van God met wie ik in de tempel trouwde. Zij had een heel ander pad afgelegd dan ik, maar onze liefde voor de Heiland en ons begrip van zijn verzoening kwamen met elkaar overeen.

In de loop der jaren heb ik geleerd om mijn huidige eigenwaarde niet van mijn verleden of de goedkeuring van anderen te laten afhangen. Ik heb het idee losgelaten dat succes gelijkstaat aan één bepaalde reeks levenservaringen. Niet iedereen kan op waarde schatten waar ik nu ben en hoe ik hier ben gekomen, maar dat geeft niet. Ik hoef ze niet te overtuigen. Ik wil me blijven bekeren en dichter bij de Heiland komen. Dankzij Hem hoef ik, net als Alma de jonge na zijn bekering, ‘niet meer verscheurd door de gedachte aan mijn zonden’ (Alma 36:19) te worden. Ik heb innerlijke rust omdat ik de kant van de Heiland op ga – daar gaat het om.