2018
De islam begrijpen
April 2018


De islam begrijpen

Afbeelding
mosaic of kaaba in mecca

Foto’s © Getty Images

Een 19e-eeuws mozaïek van de Kaäba in Mekka, de stad waar Mohammed is geboren en de heiligste stad in de islamitische wereld.

Er gaat bijna geen dag voorbij dat de islam en moslims niet de koppen van het nieuws halen, in goede of kwade zin. Het is begrijpelijk dat veel niet-moslims, waaronder heiligen der laatste dagen, nieuwsgierig en zelfs bezorgd zijn. Hebben we iets met onze islamitische buren gemeen? Kunnen we samen leven en werken?

Om te beginnen is het goed om wat historische achtergrond te geven:

In het jaar 610 n.C. beklom een Arabische koopman van middelbare leeftijd, Mohammed, de heuvels bij zijn geboorteplaats Mekka om na te denken en te bidden over de religieuze verwarring om hem heen. Later zei hij dat hij een visioen had gekregen waarin hij als profeet voor zijn volk werd geroepen. Hiermee werd de godsdienst die bekendstaat als de islam (is-LAAM) geboren. Het woord islam betekent ‘onderwerping’ (aan God). Een aanhanger van de islam wordt moslim genoemd, wat ‘iemand die zich overgeeft’ betekent.

Mohammed zei dat hij daarna tot aan zijn dood, bijna 25 jaar later, nog veel andere openbaringen ontving. De eerste mensen die hij daarover vertelde, waren de inwoners van zijn geboorteplaats. Hij waarschuwde hen voor de komende oordelen van God en riep hen op zich te bekeren en de weduwen, wezen en armen goed te behandelen. Hij predikte de universele opstanding van de doden en het laatste oordeel van God.

Maar Mohammed en zijn volgelingen werden zo bespot en vervolgd dat ze moesten vluchten naar Medina, een stad ten noorden van Mekka die per kameel in ongeveer vier dagen te bereiken was.

Daar ging Mohammed een hele andere rol spelen.1 Van iemand die alleen maar predikte en waarschuwde werd hij de wetgever, rechter en politieke leider van een belangrijke Arabische stad en uiteindelijk het Arabische schiereiland. Met deze eerste vestiging van een gemeenschap van gelovigen kreeg de islam een religieuze identiteit waarin de wet en rechtvaardigheid centraal stonden. Tot op de dag van vandaag is dat een van de opvallendste en belangrijkste kenmerken ervan.

Na Mohammeds dood in 632 n.C. vond er een scheuring onder zijn volgelingen plaats, omdat ze het niet eens werden over wie hem als leider van de islamitische gemeenschap moest opvolgen.2 De grootste groep, de soennieten, dankt zijn naam aan hun geloof in de soenna, de overgeleverde leefregels van Mohammed, en is vrij flexibel betreffende opvolging. De andere groep vormde zich rond Mohammeds schoonzoon Ali en werd shi‘at ‘Ali (de factie van Ali) of simpelweg shi‘a of sjiieten genoemd. In tegenstelling tot de soennieten geloven de sjiieten dat het recht om Mohammed als leider van de gemeenschap op te volgen toebehoort aan het dichtstbijzijnde mannelijke familielid van de profeet Mohammed, Ali en zijn nakomelingen.

Ondanks die verschillen vormt de islamitische wereld in godsdienstig opzicht een sterkere eenheid dan het christendom. Ook was de islamitische beschaving gedurende enkele eeuwen na ongeveer 800 n.C. duidelijk de hoogst ontwikkelde op het gebied van wetenschap, geneeskunde, wiskunde en filosofie.

Oorsprong van de islamitische leer en gebruiken

De openbaringen die Mohammed beweerde ontvangen te hebben, werden ongeveer twintig jaar na zijn dood bijeengebracht in een boek dat de Koran werd genoemd (afgeleid van het Arabische werkwoord qara’a, wat ‘lezen’ of ‘reciteren, opzeggen’ betekent). De Koran, die 114 hoofdstukken telt, is geen verhaal over Mohammed. Net als de Leer en Verbonden is het geen vertelling. Moslims zien dit boek als het woord (en de woorden) die God direct aan Mohammed heeft gegeven.3

Afbeelding
reading the quran

Christenen die erin lezen, zullen veel thema’s bekend voorkomen. Zo wordt er gezegd dat God het universum in zeven dagen schiep, Adam en Eva in de hof van Eden plaatste, zij daar door de duivel werden verleid wat tot de zondeval leidde, en dat er daarna verschillende profeten werden geroepen (van wie de meeste ook in de Bijbel voorkomen). Deze profeten worden in de Koran beschreven als moslims die hun wil aan God hadden onderworpen.

Abraham, de vriend van God genoemd, speelt een belangrijke rol in de tekst.4 (Zo zou hij openbaringen hebben ontvangen die hij heeft opgeschreven, maar die sindsdien verloren zijn gegaan.5) Ook Mozes, de farao en de exodus van de kinderen van Israël komen erin voor.

Opvallend genoeg wordt Maria, de moeder van Jezus, 34 keer in de Koran genoemd. In het Nieuwe Testament is dat 19 keer. (Ze is zelfs de enige vrouw die in de Koran wordt genoemd.)

Een thema dat steeds in de Koran terugkomt, is de leer van tawhied, een woord dat vertaald zou kunnen worden met ‘monotheïsme’, of letterlijker ‘één maken’. Dat is een van de basisbeginselen van de islam: er is maar één volledig uniek goddelijk wezen. ‘Hij verwekt niet en is ook niet verwekt’, zo staat er in de Koran, ‘en er is niemand zoals Hij.’6 Wat hieruit volgt, is beslist het belangrijkste onderscheid tussen de islam en het christendom: moslims geloven niet dat Jezus Christus of de Heilige Geest goddelijk zijn. Wat er ook uit volgt, is dat alle mensen volgens de islamitische leer weliswaar door God zijn geschapen, maar niet zijn kinderen zijn.

Toch geloven moslims dat Jezus een zondeloze profeet van God was, geboren uit een maagd en voorbestemd om een centrale rol in de gebeurtenissen van de laatste dagen te spelen. Hij wordt vaak en met eerbied in de Koran genoemd.

Fundamentele islamitische leerstellingen en gebruiken

In de ‘vijf zuilen van de islam’ (die in hun meest beknopte vorm niet in de Koran staan maar in een uitspraak die volgens de traditie aan Mohammed wordt toegeschreven) worden enkele fundamentele islamitische leerstellingen beschreven:

1. De geloofsbelijdenis

Als de islam al een universeel credo heeft, is dat de sjahada, ofwel de ‘geloofsbelijdenis’ of ‘het getuigenis’. De term verwijst naar een Arabische frase die als volgt vertaald kan worden: ‘Ik getuig dat er geen god is dan alleen God [Allah] en dat Mohammed de gezant van God is.’ De sjahada is de toegangspoort tot de islam. Deze met oprecht geloof reciteren, is moslim worden.

Het Arabische equivalent van het woord God is Allah. Dat is een samentrekking van de woorden al- (‘de’) en ilah (‘god’). Het is geen eigennaam maar een titel, nauw verwant aan het Hebreeuwse woord Elohim.

Omdat de islam geen priesterschap kent, zijn er geen priesterschapsverordeningen. Ook is er niet één islamitische ‘kerk’. In die zin is het belijden van de sjahada het islamitische equivalent van de doop. Het ontbreken van een formele, verenigde, wereldwijde leiderschapsstructuur heeft nog andere gevolgen. Zo is er niet één leider van alle moslims in de wereld, niemand die namens de hele gemeenschap spreekt. (Mohammed wordt vrijwel algemeen als de laatste profeet gezien.) Dat betekent dat er ook geen kerk is waarvan terroristen of ‘ketters’ geëxcommuniceerd kunnen worden.

2. Gebed

Afbeelding
ritual prayer

Veel niet-moslims weten dat de moslims een ritueel gebed hebben dat salat (sa-LAAT) wordt genoemd. Daarbij buigt men zich vijf keer per dag een vast aantal keren neer. Het reciteren van voorgeschreven verzen uit de Koran en met het voorhoofd de grond aanraken, laat zien dat men zich nederig aan God onderwerpt. Spontaan bidden kan ook, dat wordt dua genoemd. Dat kan op elk moment en daarbij hoeft men zich niet neer te buigen.

Voor het middaggebed op vrijdag zijn islamitische mannen verplicht en worden islamitische vrouwen aangespoord om in een moskee te bidden (afgeleid van het Arabische masjid, ofwel ‘plaats van nederwerping’). Mannen en vrouwen worden daar van elkaar gescheiden, waarna ze rijen vormen en bidden onder leiding van de imam (ie-MAAM, afgeleid van het Arabische amama, wat ‘vooraan’ betekent) en luisteren naar een korte preek. Vrijdagen zijn echter niet helemaal het equivalent van de sabbat. Hoewel het ‘weekend’ in de meeste islamitische landen in het teken van de yawm al-jum‘a (‘de vergaderdag’) of vrijdag staat, wordt het niet als een zonde beschouwd om op die dag te werken.

3. Aalmoezen

Zakat (za-KAAT, ofwel ‘dat wat zuivert’) is het doen van liefdadige giften om de armen en ook moskeeën en andere islamitische initiatieven te steunen. Boven een bepaald minimum wordt hiervoor over het algemeen 2,5% van het totale bezit van een moslim gerekend. In sommige islamitische landen wordt dit door overheidsinstellingen geïnd. In andere is het vrijwillig.

4. Vasten

Elk jaar onthouden gelovige moslims zich een maanmaand lang van zonsopgang tot zonsondergang van eten, drinken en seksuele omgang. Dat wordt de ramadan genoemd. Die maand doen ze ook extra veel aan liefdadigheid voor de armen en het lezen van de Koran.7

5. Pelgrimstocht

Afbeelding
Mecca

Moslims die daarvoor de gezondheid en middelen hebben, moeten minstens één keer in hun leven een pelgrimstocht naar Mekka maken. (Een bezoek aan Medina, de op één na heiligste stad in de islam, hoort daar meestal bij maar is niet verplicht.) Voor gelovige moslims is dat een diep geestelijke en ontroerende gebeurtenis, iets als de algemene conferentie fysiek bijwonen of voor het eerst naar de tempel gaan.

Actuele kwesties

Er zijn drie dingen in verband met de islam waar niet-moslims zich op dit moment zorgen om maken: godsdienstig geweld; de islamitische wet, of sharia; en de manier waarop de islam vrouwen behandelt.

Sommige extremisten gebruiken de term jihad alleen voor ‘heilige oorlog’. Letterlijk betekent het woord ‘fysieke inspanning’, in tegenstelling tot ‘slechts’ gebed en Schriftstudie.

Islamitische juristen en denkers hebben een uiteenlopende visie op de jihad. Zo moet een militaire jihad volgens gangbare wetboeken altijd defensief zijn, en moeten vijanden vooraf gewaarschuwd worden en de kans krijgen om met hun provocaties te stoppen. Sommige juristen en andere islamitische denkers stellen nu dat jihad elke actie kan betekenen die tot doel heeft de islamitische samenleving te dienen of de wereld in het algemeen te verbeteren. Van Mohammed wordt gezegd dat hij onderscheid maakte tussen de ‘grote of innerlijke jihad’ en de ‘kleine of uiterlijke jihad’. Die laatste, zei hij, is oorlog. Maar de grote jihad is de strijd tegen ongerechtigheid en het verzet binnenin onszelf tegen een deugdzaam leven.

De moslimterroristen van nu zeggen uit naam van hun godsdienst te handelen, maar hebben duidelijk sociale, politieke en economische motieven die weinig of niets met godsdienst te maken hebben.8 Het is belangrijk om te beseffen dat het overgrote deel van de moslims in de wereld het geweld van de terroristen niet steunt.9

Ook de sharia baart sommige niet-moslims zorgen. De sharia is een islamitische gedragscode op basis van de Koran en de Hadith (een verzameling korte beschrijvingen van wat Mohammed en zijn naaste medewerkers hebben gezegd en gedaan. Zij dienen als voorbeeld voor islamitisch gedrag en als aanvulling en uitleg voor de Koran.10) De sharia bevat onder meer kledingvoorschriften voor mannen en vrouwen (zoals de hidjab of sluier). In sommige islamitische landen vormen deze voorschriften een verplichting, in andere mogen mensen zelf kiezen. De sharia gaat ook over zaken als persoonlijke hygiëne, het tijdstip en de inhoud van gebeden, en regels voor huwelijk, scheiding en erfenissen. Dus als ondervraagde moslims zeggen dat ze volgens de sharia willen leven, kan dat een politieke uitspraak zijn, maar dat hoeft niet. Misschien zeggen ze alleen maar dat ze oprecht als moslim willen leven.

Afbeelding
woman wearing the hijab

Als het gaat om de behandeling van vrouwen in de islam, denken veel niet-moslims direct aan polygamie en sluiers. Maar de culturele realiteit is veel complexer. Er zijn veel passages in de Koran waarin gezegd wordt dat vrouwen gelijkwaardig aan mannen zijn. Uit andere passages zou opgemaakt kunnen worden dat ze ondergeschikt zijn. Het is zeker zo dat veel islamitische landen gebruiken hebben (vaak met wortels in de pre-islamitische stammencultuur of andere al eerder bestaande tradities) waarin de vrouw ondergeschikt is. Maar de opvattingen van moslims betreffende de rol van de vrouw verschilllen van land tot land, en zelfs binnen hetzelfde land zijn er soms verschillende opvattingen.

Mormoonse visie op de islam

Hoe kunnen heiligen der laatste dagen een goede band met moslims opbouwen, ondanks verschillen in geloofsovertuiging?

Ten eerste moeten we het recht van moslims erkennen om ‘hoe, waar of wat’ te aanbidden wat zij willen [Geloofsartikelen 1:11]. In 1841 namen heiligen der laatste dagen die zitting hadden in de gemeenteraad van de stad Nauvoo een verordening aan die godsdienstvrijheid garandeerde met ‘volledige tolerantie en gelijke privileges’ voor ‘de katholieken, presbyterianen, methodisten, baptisten, heiligen der laatste dagen, quakers, episcopalen, universalisten, unitariërs, mohammedanen [moslims] en alle andere religieuze sekten en gezindten.’11

Laten we ook niet vergeten dat onze kerkleiders zich in het algemeen opvallend positief over de stichter van de islam hebben uitgelaten. Zo hielden in 1855, in een tijd waarin Mohammed in de christelijke literatuur over het algemeen bespot werd, de ouderlingen George A. Smith (1817–1875) en Parley P. Pratt (1807–1857) van het Quorum der Twaalf Apostelen lange toespraken waarin zij niet alleen blijk gaven van een grondige en onbevooroordeelde kennis van de islamitische geschiedenis, maar ook Mohammed zelf prezen. Ouderling Smith zei dat ‘God Mohammed zonder twijfel doelbewust had doen opstaan’ om tegen afgoderij te prediken. Hij sprak zijn waardering voor de moslims uit die, net als de heiligen der laatste dagen, veel moeite moeten doen om ‘hun geschiedenis eerlijk’ opgeschreven te krijgen. Hij werd direct gevolgd door ouderling Pratt, die zei dat hij veel bewondering had voor de leringen van Mohammed en voor de deugdzaamheid en gevestigde gewoonten van de islamitische samenleving.12

Een recentere officiële uitspraak werd in 1978 door het Eerste Presidium gedaan. Daarin werd Mohammed specifiek genoemd als een van de ‘grote godsdienstige wereldleiders’ die, net als die leiders, ‘een deel van Gods licht [heeft] ontvangen. [Deze leiders] ontvingen morele waarheden van God’, zo schreven de presidenten Spencer W. Kimball, N. Eldon Tanner en Marion G. Romney, ‘om hele volken verlichting te brengen en de mensen daarin groter begrip te geven.’13

Naar overeenkomsten zoeken

Hoewel heiligen der laatste dagen en moslims duidelijk op belangrijke punten van inzicht verschillen (met name de goddelijkheid van Jezus Christus, zijn rol als Heiland en het roepen van hedendaagse profeten) hebben we veel met elkaar gemeen. Zo geloven wij beide dat we aan God verantwoording schuldig zijn, dat we moeten streven naar deugd en een goede en rechtvaardige samenleving, dat er een opstanding zal zijn en dat we voor God zullen worden gebracht om geoordeeld te worden.

Afbeelding
family

Zowel moslims als heiligen der laatste dagen geloven in het essentiële belang van sterke families, in het goddelijke gebod om de armen en behoeftigen te helpen, en dat we ons geloof moeten omzetten in daden die bij een discipel van God passen. Er lijkt geen reden te zijn waarom heiligen der laatste dagen en moslims dat niet zij aan zij kunnen doen en zelfs, als die gelegenheid zich aandient, als buren samen kunnen werken in een samenleving en wereld die steeds ongodsdienstiger worden. Samen kunnen we laten zien dat godsdienstig geloof een positieve kracht kan zijn, niet alleen een bron van conflicten en zelfs geweld, zoals sommige critici beweren.

De Koran zelf geeft aan hoe we ondanks onze verschillen vreedzaam kunnen samenleven: ‘Als God het gewild had, zou Hij u allen tot één volk hebben gemaakt. Maar Hij wilde u beproeven met wat Hij u heeft gegeven. Wedijver dus met elkaar in goede werken. Tot God zult u allen terugkeren, dan zal Hij u mededelen waarover u van mening verschilt.’14

Noten

  1. Het is zelfs zo dat het jaar 622 n.C. (het jaar van Mohammeds Hijra, of immigratie, naar Medina) het eerste jaar van de islamitische kalender (Hijri) is. De in de Koran bijeengebrachte openbaringen worden aangeduid als ontvangen in Mekka of Medina.

  2. Door de eeuwen heen zijn de twee stromingen ook op andere, minder essentiële punten uit elkaar gegroeid.

  3. Hoewel vertaling van de Koran in andere talen is toegestaan, wordt opmerkelijk genoeg alleen het oorspronkelijke Arabisch als de echte Koran en echte schriftuur beschouwd.

  4. Zie Koran 4:125.

  5. Zie Koran 53:36–62; 87:9–19; zie ook Daniel C. Peterson, ‘News from Antiquity’, Ensign, januari 1994, 16–21.

  6. Koran 112:3–4. De vertalingen uit de Koran zijn van Daniel C. Peterson.

  7. Juist om die reden worden de standaardedities van de Koran in 30 gelijke delen verdeeld.

  8. Zie bijvoorbeeld Robert A. Pape, Dying to Win: The Strategic Logic of Suicide Terrorism (2005); Graham E. Fuller, A World without Islam (2010); Robert A. Pape en James K. Feldman, Cutting the Fuse: The Explosion of Global Suicide Terrorism and How to Stop It (2010).

  9. Zie Charles Kurzman, The Missing Martyrs: Why There Are So Few Muslim Terrorists (2011); zie ook John L. Esposito en Dalia Mogahed, Who Speaks for Islam? What a Billion Muslims Really Think (2008); James Zogby, Arab Voices: What They Are Saying to Us, and Why It Matters (2010).

  10. Zij lijkt in feite nogal veel op de rabbijnse wet in het judaïsme.

  11. Ordinance in Relation to Religious Societies, City of Nauvoo, [Illinois] headquarters of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 1 maart 1841.

  12. Zie Journal of Discourses, 3:28–42.

  13. Verklaring van het Eerste Presidium, 15 februari 1978. In zijn revisie van Introduction to the Qur’an (1970) van Richard Bell noemt W. Montgomery Watt, vooraanstaand deskundige op het gebied van de islam en anglicaanse priester, een manier waarop een gelovige christen de Koran als geïnspireerd kan beschouwen.

  14. Koran 5:48; vergelijk 2:48.