2013
De ware en levende God aanbidden
Juni 2013


Evangelieparels

De ware en levende God aanbidden

Uit ‘The False Gods We Worship’ Tambuli, augustus 1977, pp. 1–4.

Afbeelding
President Spencer W. Kimball

Wat hebben we te vrezen als de Heer met ons is?

We vernemen uit de Schriften dat de vleselijke mens altijd meer de neiging heeft gehad om zijn vertrouwen in materiële zaken te stellen dan in God omdat geloof oefenen altijd moeilijker heeft geleken dan vertrouwen op tastbaarder zaken. Daarom hebben de mensen in alle tijdperken waarin zij in Satans macht zijn gekomen en het geloof zijn kwijtgeraakt in plaats daarvan vertrouwd op de ‘arm des vlezes’ en op ‘goden […] van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien of horen of kennis hebben’ (Daniël 5:23) — op afgoden. Ik merk dat dit een veel voorkomend thema is in het Oude Testament. Waar een mens zijn hart op richt en zijn vertrouwen op stelt, is zijn god; en als zijn god niet de ware en levende God van Israël is, dan doet die mens aan afgoderij.

Ik ben er vast van overtuigd dat wij, als wij deze Schriftteksten lezen en proberen ze op onszelf toe te passen (zie 1 Nephi 19:24) zoals Nephi heeft voorgesteld, veel overeenkomsten zullen zien tussen de aanbidding van gesneden beelden in tijden vanouds en patronen in ons eigen gedrag.

De Heer heeft ons gezegend. (…) De middelen die ons ter beschikking zijn gesteld, zijn goed. En ze zijn nodig voor ons werk hier op aarde. Maar ik ben bang dat velen onder ons (…) ze als afgoden zijn gaan aanbidden, en dat ze ons in hun macht hebben gekregen. Hebben we meer van die goede dingen dan ons geloof aankan? Veel mensen besteden het merendeel van hun tijd aan het in stand houden van een zelfbeeld waarvoor ze voldoende geld, aandelen, obligaties, investeringsportefeuilles, onroerend goed, creditcards, meubelen, auto’s en dergelijke nodig hebben om hun stoffelijke zekerheid te garanderen. (…)

Onze opdracht

Vergeten is het feit dat het onze taak is om deze vele hulpmiddelen in ons gezin en ons quorum te gebruiken voor de opbouw van Gods koninkrijk — om het zendingswerk, familiehistorisch en tempelwerk te bevorderen, onze kinderen op te voeden tot vruchtbare dienstknechten van de Heer, en anderen op alle denkbare manieren tot zegen te zijn opdat ook zij vruchtbaar mogen zijn. In plaats daarvan besteden we die zegeningen aan het bevredigen van onze eigen verlangens. Met de woorden van Moroni: ‘Waarom tooit gij u met hetgeen geen leven heeft, en laat gij de hongerigen en de behoeftigen en de naakten en de zieken en de ellendigen aan u voorbijgaan en merkt gij hen niet op?’ (Mormon 8:39.)

Zoals de Heer in onze tijd zelf heeft gezegd: ‘Zij zoeken niet de Heer om zijn gerechtigheid te vestigen, maar ieder mens wandelt op zijn eigen weg, en naar het beeld van zijn eigen god, wiens beeld naar de gelijkenis der wereld is en wiens wezen dat van een afgod is, die oud wordt en in Babylon zal vergaan, ja, het grote Babylon, dat zal vallen’ (LV 1:16; cursivering toegevoegd).

Een slechte ruil

Een kennis werd eens geroepen voor een functie in de kerk, maar hij vond dat hij die niet kon aanvaarden omdat zijn investeringen meer tijd en aandacht nodig hadden dan hij zou kunnen geven als hij ook het werk van de Heer deed. Hij verliet de dienst van de Heer op zoek naar de Mammon. Hij is nu miljonair.

Maar ik vernam onlangs een interessant feit: als iemand (…) een miljoen dollar aan goudwaarde bezit, dan bezit hij ongeveer 27 miljardste van al het goud dat in de dunne aardkorst aanwezig is. Dat is zo weinig dat de mens het zich niet kan indenken. Maar er is nog meer: de Heer die de hele aarde heeft geschapen en er macht over heeft, en nog veel andere werelden heeft geschapen, ja, ‘ontelbare werelden’ (Mozes 1:33). En toen deze man de eed en het verbond van het priesterschap ontving (LV 84:33–44), kreeg hij een belofte van de Heer aangaande ‘alles wat mijn Vader heeft’ (LV 84:38). Al die grote beloften opzijzetten voor een kist met goud en een gevoel van vleselijke veiligheid is een gigantische vergissing. Het is droevig en meelijwekkend te bedenken dat hij met zo weinig genoegen heeft genomen: de ziel van de mens is veel meer waard.

Een jonge man die op zending werd geroepen antwoordde dat hij daar niet zo goed in was. Hij was er wél goed in om zijn snelle nieuwe auto in topconditie te houden. (…) Zijn vader had de zaak telkens afgedaan met de woorden: ‘Hij werkt graag met zijn handen. Dat vindt hij genoeg.’

Genoeg voor een zoon van God? De jonge man besefte niet dat de kracht van zijn automotor oneindig klein was in vergelijking met de kracht van de zee of de zon. En er zijn veel zonnen die uiteindelijk allemaal bestuurd worden door de wet en het priesterschap — een priesterschapsmacht die hij in dienst van de Heer had kunnen ontwikkelen. Hij nam genoegen met een zielige god, een mengsel van staal, rubber en glimmend chroom.

Een ouder echtpaar ging met pensioen, niet alleen in werelds, maar ook in kerkelijk opzicht. Ze kochten een auto en een kampeerwagen en (…) trokken erop uit om wat van de wereld te zien. (… Ze hadden geen tijd voor de tempel, waren te druk voor genealogisch onderzoek en zendingswerk. Hij raakte het contact met zijn hogepriestersquorum kwijt en was niet genoeg thuis om aan zijn eigen geschiedenis te werken. Hun ervaring en leiderschap waren hard nodig in hun gemeente, maar (…) ze waren niet beschikbaar. (…)

Als wij erop staan om al onze tijd en middelen te besteden aan het opbouwen van een aards koninkrijk, dan is dat precies wat wij beërven.

Het wereldse verzaken

Ook al denken we graag dat we modern zijn, en hebben wij de neiging te denken dat we verfijnder zijn dan alle mensen in het verleden, over het algemeen gesproken zijn wij afgodische mensen — en dat vindt de Heer uiterst weerzinwekkend.

We worden (…) makkelijk afgeleid van onze taak om ons voor te bereiden op de komst van de Heer. (…) We vergeten dat als wij rechtschapen zij, de Heer onze vijanden niet zal toestaan om ons te overvallen, of (…) Hij levert slag voor ons (zie Exodus 14:14; LV 98:37, om maar twee van vele Schriftverwijzingen te geven). (…)

Wat hebben we te vrezen als de Heer met ons is? Kunnen we de Heer niet op zijn woord geloven en een sprankje geloof in Hem hebben? Onze taak is vastomlijnd: het wereldse verzaken en ze niet beschouwen als doelen op zich; en het evangelie uitdragen aan onze vijanden opdat zij onze vijanden niet meer zijn.

Oefen meer geloof

Wij moeten de aanbidding van hedendaagse afgoden vermijden en niet meer vertrouwen op de ‘arm des vlezes’ want de Heer heeft in onze tijd tegen de hele wereld gezegd: ‘Ik zal niemand sparen die in Babylon blijft’ (LV 64:24). (…) Wij geloven dat de manier voor iedere persoon en ieder gezin om zich volgens de aanwijzingen van de Heer voor te bereiden is meer geloof te oefenen en zich in te zetten voor het werk van zijn koninkrijk op aarde, namelijk De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Het mag aanvankelijk een beetje moeilijk lijken, maar als iemand de visie van het ware werk begint te krijgen, als hij iets van de eeuwigheid in zijn ware perspectief begint te zien, dan beginnen de zegeningen van de prijs ‘de wereld’ achterlaten al ver te boven te gaan.

Daarin schuilt het enig ware geluk. En daarom nodigen wij alle mensen overal uit om zich bij ons te voegen in de uitvoering van dit werk. Voor hen die vastbesloten zijn om de Heer tegen elke prijs te dienen, is dit de weg naar het eeuwige leven. Al het andere is slechts een middel om dat doel te bereiken.

Illustraties J. Beth Jepson