2012
Je gewas zal bevriezen!
Februari 2012


Je gewas zal bevriezen!

Ben E. Fowler (Utah, VS)

Bij onze voorbereiding om als gezin in de Logantempel (Utah) te worden verzegeld, besloten we het evangelie van Jezus Christus met een hernieuwd voornemen na te leven. In het bijzonder beloofden we de Heer dat we altijd onze tiende zouden betalen. Vlak na onze verzegeling verhuisden we naar Wyoming (VS) om daar een boerderij te beginnen.

Eind april begonnen we met de ontginning van onze 121 hectare grond. We verbrandden het kreupelhout, egaliseerden het land en groeven geulen. Toen we uiteindelijk gingen zaaien, was het zaaiseizoen al ver gevorderd. Ik besloot gerst te zaaien, wat een korte groeiperiode had.

Ik had enkele hectares ingezaaid toen een veeboer uit de omgeving langskwam en zei: ‘Je verspilt je tijd, energie en geld hiermee. Je bent er te laat mee. Je gewas zal tegen 21 augustus bevriezen!’

Hij pakte een handjevol aarde op en vervolgde: ‘Je hebt de grond uitgedroogd door al het harken, verbranden en egaliseren. Je zaden zullen niet ontkiemen zonder vocht.’

Ik wist dat de grond te droog was, maar we hadden al zo veel van ons geld in het gewas geïnvesteerd dat ik besloot om door te zetten. Ik had geloof omdat we ons best hadden gedaan het land gereed te maken. En omdat we volledige-tiendebetalers waren, zou onze hemelse Vader ons zeker helpen. Nadat alles was ingezaaid, knielde ik met mijn gezin in gebed neer en vroegen we Hem om hulp.

De volgende dag begon het te regenen — een perfecte, milde regen die het zaad en de zachte aarde van de glooiende landerijen niet wegspoelde. Onze vurige gebeden en lange dagen van noeste arbeid waren niet vergeefs geweest.

Het verdere voorjaar en de zomer waren we twaalf tot veertien uur per dag, zes dagen per week druk met irrigatie, omheiningen aanleggen en voorbereidingen treffen voor de oogst. We hielden ons ook aan onze belofte aan de Heer door onze tiende te betalen en onze roepingen in de wijk ijverig uit te oefenen. Het graan groeide prachtig en uitbundig; de gerst leek wel uit de grond omhoog te schieten. Tegen het einde van het seizoen maakten we ons echter zorgen dat de gewassen de kou niet zouden overleven. We baden dat God onze gewassen zou beschermen en vertrouwden erop dat Hij zijn belofte hield aan wie tiende betalen: ‘Ik zal de afvreter om uwentwil berispen en hij zal de vrucht van uw land niet verderven’ (Maleachi 3:11).

De gevreesde dag, 21 augustus, kwam en daarmee de vorst. Maar toen ik de volgende dag het land in ging, zag ik dat onze gewassen ongedeerd waren. Enkele weken later vulde onze gerstoogst ettelijke truckladingen vol, die we tegen een aanzienlijke winst konden verkopen.

De daaropvolgende zomer vormden onze lappen alfalfa en gerst een lichtgroene deken midden in het stoffige landschap met kreupelhout. Op een dag eind augustus was ik bezig met irrigatie toen ik een hevige donkere storm aan zag komen. O nee, dacht ik, hagel! Ik knielde op de akker in gebed neer, in het besef dat de gewassen eraan konden gaan. De storm naderde snel. Ik zag hagel ten noorden en ten zuiden van mijn landerijen neerkomen. Ik liep naar de omheining aan de noordkant. De hagel was net binnen de omheining gevallen, maar niet verder. Ik liep snel naar de omheining aan de zuidkant. Daar was de hagel net buiten de omheining gevallen. Onze gewassen waren niet geraakt!

Onze buren stonden versteld van het geluk dat we hadden gehad. Ik moest denken aan de woorden van Maleachi: ‘Alle volken zullen u gelukkig prijzen’ (Maleachi 3:12). Wij waren werkelijk gezegend. Ik ben dankbaar dat God zijn beloften nakomt als wij ons best doen om zijn geboden te gehoorzamen.