2010–2019
De stem van de Heer
Oktober 2017


De stem van de Heer

Ik getuig dat we tijdens deze conferentie de stem van de Heer gehoord hebben. De toets voor ieder van ons is hoe wij daarop reageren.

Allereerst een vriendelijk woord voor de kleine kinderen. Ja, dit is de laatste bijeenkomst, en ja, ik ben de laatste spreker.

Ik bewonderde laatst bij een bezoek aan de Provo City Centertempel (Utah, VS) een schilderij met de titel Het eerste visioen van veraf. Op het schilderij zijn het licht en de hemelse macht afgebeeld die met het bezoek van de Vader en de Zoon aan de jonge Joseph Smith gepaard gingen.

Afbeelding
Het eerste visioen van veraf

Hoewel ik geen vergelijking wil trekken met de uiterst heilige gebeurtenis die de herstelling inluidde, kan ik me een soortgelijk tafereel voorstellen van het licht en de geestelijke kracht van God die op deze algemene conferentie neerdaalt en die vervolgens met kracht en licht de hele wereld over gaat.

Afbeelding
Licht en geestelijke kracht dalen op de algemene conferentie neer
Afbeelding
Kracht en licht gaan de hele wereld over

Ik getuig dat Jezus de Christus is, dat Hij leiding geeft aan dit heilige werk, en dat de algemene conferentie een van de uiterst belangrijke gelegenheden is waarbij hij leiding aan zijn kerk en aan ons persoonlijk geeft.

Van omhoog onderwezen

Op de dag van de oprichting van de kerk wees de Heer Joseph Smith als profeet, ziener en apostel van de Heer Jezus Christus1 aan en zei tegen de kerk:

‘want zijn woord zult u aanvaarden, alsof uit mijn eigen mond, in alle geduld en geloof.

‘Want door die dingen te doen, zullen de poorten van de hel u niet overweldigen; […] en de Here God zal de machten van duisternis voor u uit verjagen, en de hemelen doen schudden voor uw welzijn.’2

Later werden alle leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen ook als profeten, zieners en openbaarders gesteund en geordend.3

Nu wij op aanwijzing van president Thomas S. Monson, bijeenkomen, verwachten wij dat we ‘de wil van de Heer, […] de zin van de Heer […], het woord van de Heer […], en de macht van God tot behoudenis’ zullen horen.4 Wij vertrouwen op zijn belofte: ‘Hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde.’5

In de beroering en verwarring van onze hedendaagse wereld is het voor onze geestelijke groei en volharding van essentieel belang om op de woorden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf te vertrouwen en die te geloven.6

We zijn voor deze geweldige conferentie bijeengekomen. Miljoenen heiligen der laatste dagen en andersgelovigen in meer dan tweehonderd landen, met meer dan 93 talen, wonen deze conferentiebijeenkomsten bij of lezen de toespraken.

Wij hebben gebeden en zijn voorbereid gekomen. Velen onder ons staan onder druk door zorgen of prangende vragen. We willen ons geloof in onze Heiland, Jezus Christus, hernieuwen en ons vermogen vergroten om verleiding te weerstaan en afleidingen te mijden. Wij komen om ons van omhoog te laten onderwijzen.

De zin en wil van de Heer

Voor het Eerste Presidium en de Twaalf, die doorgaans elke conferentie spreken, is de enorme verantwoordelijkheid van het opstellen van hun boodschappen zowel een steeds weer terugkerende taak als een gewijde plicht.

Jaren geleden, voordat ik algemeen autoriteit werd, vroeg ik ouderling Dallin H. Oaks of hij voor elke ringconferentie een afzonderlijke toespraak voorbereidde. Hij antwoordde dat dit niet het geval was, maar hij voegde daar aan toe: ‘Maar mijn toespraken voor de algemene conferentie zijn anders. Ik herschrijf ze wel twaalf tot vijftien keer om er zeker van te zijn dat ik zeg wat de Heer me wil laten zeggen.’7

Wanneer en hoe krijgen we onze inspiratie voor een toespraak voor de algemene conferentie?

Daar er geen onderwerpen worden toegewezen, zien we dat de hemelen elke conferentie weer op prachtige wijze de onderwerpen en thema’s van eeuwige waarheid coördineren.

Een van mijn ambtgenoten vertelde me dat hij het onderwerp voor deze conferentie meteen na zijn toespraak in april van dit jaar kreeg. Een ander zei dat hij drie weken geleden nog steeds aan het bidden en op de Heer aan het wachten was. Een ander antwoordde op de vraag hoe lang het had geduurd om een buitengewoon moeilijke toespraak op te stellen: ‘Vijfentwintig jaar.’

Soms valt het thema ons snel in, maar is het een hele geestelijke klim naar de inhoud en de details. Vasten en gebed, studie en geloof maken altijd deel uit van het proces. De Heer aanvaardt geen enkel excuus dat iets aan zijn boodschap tot zijn heiligen afdoet.

De inspiratie voor een conferentietoespraak komt vaak ’s nachts of ’s morgens vroeg, als we totaal niet met de toespraak bezig zijn. Plotseling vallen ons onverwachts inzichten en soms zelfs concrete woorden en zinsneden als zuivere openbaring in.8

Bij het luisteren kunnen de boodschappen die u krijgt heel letterlijk zijn, of juist op u toegespitst zijn.

Toen ik jaren geleden op een algemene conferentie sprak, vertelde ik over een zinsnede die mij inviel toen ik me afvroeg of ik er klaar voor was om op zending te gaan. Die zinsnede luidde: ‘Je weet niet alles, maar je weet genoeg!’9 Een jongevrouw die op die dag de algemene conferentie bijwoonde, vertelde me dat ze aan het bidden was over een huwelijksaanzoek en zich afvroeg hoe goed ze de jonge man kende. Toen ik zei: ‘Je weet niet alles, maar je weet genoeg!’ getuigde de Geest tot haar dat ze hem inderdaad goed genoeg kende. Ze zijn al vele jaren gelukkig getrouwd.

Ik beloof u dat als u uw geest voorbereidt, en als u komt met de verwachting dat u de stem van de Heer zult horen, u gedachten en gevoelens zult krijgen die speciaal op u zijn toegespitst. U hebt ze tijdens de conferentie al gevoeld, of dat gebeurt nog als u in de komende weken de toespraken bestudeert.

Voor nu en de komende maanden

President Monson heeft gezegd:

‘[Neem] de tijd […] om de conferentieboodschappen te lezen.’10

‘Overdenk ze. […] Ik heb zelf ondervonden […] dat ik meer uit deze geïnspireerde toespraken haal als ik ze nader bestudeer.’11

De leringen van de algemene conferentie zijn wat de Heer wil dat wij nu en in de komende maanden overwegen.

De herder ‘gaat […] voor [zijn schapen] uit, en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen.’12

Vaak wijst zijn stem ons op iets dat we moeten veranderen. Zij nodigt ons uit om ons te bekeren. Zij nodigt ons uit om Hem te volgen.

Denk eens over de volgende uitspraken uit deze conferentie na:

President Eyring zei vanochtend: ‘Ik geef u mijn getuigenis dat God de Vader leeft en dat Hij wil dat u naar Hem terugkeert. Dit is de ware kerk van de Heer Jezus Christus. Hij kent u, Hij heeft u lief, en Hij waakt over u.’13

President Uchtdorf zei gisteren: ‘Ik getuig dat ons leven, als we die ongelofelijke tocht terug naar God beginnen of vervolgen, erop vooruit zal gaan. […] De Heer zal opmerkelijke manieren vinden om ons te gebruiken. We zullen mensen om ons heen tot zegen zijn en zijn eeuwige doeleinden tot stand brengen.’14

President Nelson zei gistermiddag: ‘Ik beloof u dat als u zich dagelijks in het Boek van Mormon onderdompelt, u immuun wordt voor het kwaad van die dag, inclusief zelfs de nijpende plaag van pornografie en andere geestdodende verslavingen.’15

Ouderling Oaks zei gisteren: ’Ik getuig dat de proclamatie over het gezin een verklaring van eeuwige waarheid is, de wil van de Heer voor zijn kinderen die naar het eeuwig leven streven.’16

En ouderling Ballard zei nog slechts enkele minuten geleden: ‘We moeten Gods kinderen met mededogen omarmen en vooroordeel, waaronder racisme, seksisme en nationalisme uitbannen.’17

Omdat we wat tijd over hebben, wil ik even iets over ouderling Robert D. Hales zeggen. Het Eerste Presidium had tegen ouderling Hales gezegd dat hij in de zondagmorgenbijeenkomst een korte boodschap kon brengen als zijn gezondheid dat toeliet. Maar hoewel zijn gezondheid het eigenlijk niet toeliet, stelde hij toch een boodschap op. Afgelopen week had hij die klaar, en hij liet mij die lezen. Gezien zijn overlijden een uur of drie geleden, wil ik drie regels uit zijn toespraak aanhalen.

Ouderling Hales: ‘Als wij ervoor kiezen om geloof te hebben, zijn wij er klaar voor om in Gods aanwezigheid te verkeren. […] De Heiland verscheen na zijn kruisiging alleen aan hen ‘die getrouw waren geweest in het getuigenis van [Hem] tijdens hun sterfelijk leven.’ [LV 138:12.] Wie ‘de getuigenissen van de profeten vanouds verwierpen, [zagen] de aanwezigheid [van de Heiland niet], noch aanschouwden zij zijn gelaat.’ [LV 138:21.] […] Ons geloof bereidt ons voor om bij de Heer te komen.’

Wat goed van de Heer dat Hij president Nelson de ingeving gaf om meteen na de ochtendbijeenkomst snel het gebouw te verlaten, zijn lunch over te slaan en zich naar het ziekenhuisbed van ouderling Hales te haasten, waar hij, als diens quorumpresident, tijdig kon arriveren om bij de engelachtige Mary Hales te zijn toen ouderling Hales het sterfelijk leven verliet.

Gehoor aan de stem van de Heer geven

Ik getuig dat we tijdens deze conferentie de stem van de Heer gehoord hebben.

We hoeven niet verontrust te zijn als de woorden van de dienaren van de Heer tegen de denkwijze van de wereld, en soms ook onze eigen denkwijze, indruisen. Zo is het altijd geweest. Ik kniel vaak met de autoriteiten in de tempel. Ik kan zonder meer zeggen dat ze een goed leven leiden. Hun grootste verlangen is de Heer te behagen en Gods kinderen in zijn tegenwoordigheid terug te helpen brengen.

De prachtige muziek, de diepzinnige gebeden, de leden van de Zeventig, de leden van de Presiderende Bisschap, de leidsters van de jongevrouwen en het jeugdwerk, en andere leidinggevenden van hulporganisaties hebben ontzaglijk veel inspiratie aan deze conferentie toegevoegd.

Er is een schat aan hemelse leiding te ontdekken in de boodschappen van de algemene conferentie. De toets voor ieder van ons is hoe wij reageren op wat we horen, wat we lezen, en wat wij voelen.

Laat ik u iets vertellen over gehoor geven aan profetische woorden. Het overkwam president Russell M. Nelson:

In 1979, vijf jaar vóór zijn roeping als algemeen autoriteit, woonde broeder Nelson vlak voor de algemene conferentie een vergadering bij. ‘President Spencer W. Kimball gaf de aanwezigen de uitdaging om hun pas te vergroten in de verbreiding van het evangelie in de hele wereld. Een van de landen die president Kimball noemde, was China. Hij zei: “We zouden de Chinezen van dienst moeten zijn. We zouden hun taal moeten leren. We zouden voor ze moeten bidden en ze helpen.”’18

Afbeelding
President Russell M. Nelson als chirurg

Broeder Nelson, die toen 54 was, had tijdens die vergadering het gevoel dat hij Mandarijn moest leren. Hoewel hij het druk had met zijn werk als hartchirurg, nam hij meteen een privéleraar in dienst.

Niet zo lang nadat dr. Nelson aan zijn taalstudie was begonnen, woonde hij een congres bij en kwam hij onverwachts naast ‘een vooraanstaand Chinees chirurg, dr. Woe Jingkai te zitten. […] Omdat [broeder Nelson] Mandarijn aan het leren was, knoopte hij [een] gesprek [met dr. Woe] aan.’19

Afbeelding
Dokter Russell M. Nelson en dokter Woe Jingkai

Het verlangen van dr. Nelson om de profeet te volgen, leidde ertoe dat dr. Woe een bezoek aan Salt Lake City bracht, en dat dr. Nelson naar China ging om lezingen te houden en operaties uit te voeren.

Zijn liefde voor de Chinezen nam toe, en hun liefde en respect voor hem eveneens.

In februari 1985, tien maanden na zijn roeping tot het Quorum der Twaalf, kreeg ouderling Nelson tot zijn verrassing een telefoontje uit China waarin men hem smeekte om in Beijing een hartoperatie op de beroemdste Chinese operaster uit te voeren. Onder aanmoediging van president Hinckley reisde ouderling Nelson weer naar China. Die operatie in de Volksrepubliek China was de laatste die hij ooit uitvoerde.

Afbeelding
President Russell M. Nelson ontvangt een eerbetoon

Nog maar twee jaar geleden, in oktober 2015, werd president Russell M. Nelson nogmaals geëerd met een officiële verklaring, waarin hij ‘een oude vriend van China’ werd genoemd.

Gisteren hoorden we onze nu 93-jarige president Russell M. Nelson spreken over de smeekbede van president Thomas S. Monson [in de aprilconferentie van dit jaar] dat ieder van ons ‘het Boek van Mormon dagelijks onder gebed [zou] bestuderen en […] overdenken’.

Net als toen hij als drukke hartchirurg een privéleraar Mandarijn inhuurde, paste president Nelson de raad van president Monson onmiddellijk toe. En hij deed meer dan lezen. Hij zei: ‘[Ik heb] lijstjes gemaakt van wat het Boek van Mormon is, wat het bevestigt, wat het weerlegt, wat het vervult, wat het verduidelijkt en wat het openbaart.’20

Het is opmerkelijk dat president Henry B. Eyring vanochtend, als een tweede getuige, ook sprak over zijn reactie op de aansporing van president Monson. Herinnert u zich deze woorden? ‘Net als velen van u hoorde ik in de woorden van de profeet de stem van de Heer tot mij spreken. En, net als velen van u, besloot ik naar die woorden te luisteren.’21

Mogen wij deze voorbeelden ter harte nemen.

Een belofte en zegen

Ik beloof u dat als u naar de stem van de Heer tot u in de leringen van deze algemene conferentie luistert, en dan aan die ingevingen gehoor geeft, u de hemelse hand op u zult voelen rusten, en dat u en de mensen om u heen gezegend zullen worden.22

Gedurende deze conferentie waren onze gedachten bij onze geliefde profeet. We hebben u lief, president Monson. Ik besluit met woorden die hij vanaf dit spreekgestoelte heeft uitgesproken. Ik geloof dat het een zegen is die hij vandaag over ieder van ons zou willen uitspreken als hij bij ons kon zijn. Hij heeft gezegd: ‘Aan het slot van deze conferentie smeek ik de zegen des hemels over eenieder van u af. […] Ik bid dat onze hemelse Vader u en uw gezin zal zegenen. Mogen de boodschappen en de geest van deze conferentie tot uiting komen in alles wat u doet – bij u thuis, op uw werk, in uw bijeenkomsten en in uw hele handel en wandel.’

En hij besloot met: ’Ik heb u lief. Ik bid voor u. Moge God u zegenen. Moge de vrede die Hij heeft beloofd, de uwe zijn, voor nu en voor altijd.’23

In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Leer en Verbonden 21:1.

  2. Leer en Verbonden 21:5–6.

  3. Joseph Smith heeft opgetekend dat het volgende plaatsvond bij de inwijding van de Kirtlandtempel op 27 maart 1836:

    ‘Ik hield een korte toespraak en riep de verschillende quorums en alle heiligen op om de leden van het [Eerste] Presidium als profeet en ziener te erkennen en hen door middel van gebed steun te verlenen. Dat beloofden zij allemaal door op te staan.

    ‘Vervolgens riep ik de quorums en alle heiligen op om de twaalf apostelen, die aanwezig waren, te erkennen als profeet, ziener en openbaarder, en als bijzondere getuige tot alle landen op aarde, bezitters van de sleutels van het koninkrijk, om die landen te ontsluiten of daartoe opdracht te geven en hen door middel van gebed steun te verlenen. En ook dat beloofden zij door op te staan.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 214–215).

  4. Leer en Verbonden 68:4.

  5. Leer en Verbonden 1:38.

  6. President Henry B. Eyring heeft eens gezegd:

    ‘De keuze om de raad van profeten naast ons neer te leggen, verandert onze positie. Die positie verslechtert. Want als we de raad van de profeten nu niet opvolgen, wordt het steeds moeilijker voor ons om die later wel aan te nemen. Het beste moment om Noach met de bouw van de ark te helpen, was de eerste keer dat hij het vroeg. Elke keer dat hij het daarna vroeg, zou weigering de invloed van de Geest verminderd hebben. En dus zou elk volgend verzoek dwazer lijken, totdat het begon te regenen. En toen was het te laat.

    ‘Elke keer dat ik ervoor koos om niet meteen geïnspireerde raad op te volgen, of vond dat ik een uitzondering vormde, werd me duidelijk dat ik mezelf in gevaar had gebracht. Elke keer dat ik naar het advies van profeten luisterde, het in mijn gebed bevestigd werd en ik er gehoor aan gaf, merkte ik dat ik veilig was.’ (‘Finding Safety in Counsel’, Ensign, mei 1997, 25.)

  7. Zie Neil L. Andersen, ‘Teaching Our Children to Love the Prophets’, Ensign, april 1996, 47.

  8. Boyd K. Packer heeft eens gezegd:

    ‘Ik heb president Harold B. Lee, als hij het had over zaken die met openbaring te maken hadden, vaak zoiets horen zeggen als: “Toen ik vroeg in de ochtend over dat onderwerp nadacht […].” Hij maakte er een gewoonte van om vroeg in de ochtend aan problemen te werken waar openbaring voor nodig was, als hij nog helder en alert was.

    ‘Houd op lui te zijn; houd op onrein te zijn; houd op fouten te zoeken bij elkaar; houd op langer te slapen dan nodig is; ga vroeg naar bed, opdat u niet vermoeid zult zijn; sta vroeg op, opdat uw lichaam en uw geest versterkt zullen worden.’ (LV 88:124.) […]

    Ik heb geleerd dat er kracht schuilt in het gezegde, “de morgenstond heeft goud in de mond”. Als ik onder druk sta, zul je mij niet midden in de nacht aan het werk zien. Ik ga veel liever vroeg naar bed om ’s morgens vroeg op te staan als ik dicht bij Hem kan zijn die leiding aan zijn werk geeft.’ (Teach Ye Diligently [2005], 244–245.)

  9. Neil L. Andersen, ‘U weet genoeg’, Liahona, november 2008, 13.

  10. Thomas S. Monson, ‘Tot we elkaar weerzien’, Liahona, mei 2014, 115.

  11. Thomas S. Monson, ‘God zij met u tot w’u wederzien’, Liahona, november 2012, 110.

  12. Johannes 10:4.

  13. Henry B. Eyring, ‘Vrees niet om het goede te doen’, Liahona, november 2017, 103.

  14. Dieter F. Uchtdorf, ‘Een verlangen naar huis’, Liahona, november 2017, 22, 24.

  15. Russell M. Nelson, ‘Hoe zou ons leven er zonder het Boek van Mormon uitzien?Liahona, november 2017, 63.

  16. Dallin H. Oaks, ‘Het plan en de proclamatie’, Liahona, november 2017, 30–31.

  17. M. Russell Ballard, ‘De tocht gaat verder!Liahona, november 2017, 106.

  18. Spencer J. Condie, Russell M. Nelson: Father, Surgeon, Apostle (2003), 215.

  19. Spencer J. Condie, Russell M. Nelson, 215.

  20. Russell M. Nelson, ‘Hoe zou ons leven er zonder het Boek van Mormon uitzien?’, 61.

  21. Henry B. Eyring, ‘Vrees niet om het goede te doen’, 100.

  22. President Gordon B. Hinckley heeft eens gezegd:

    ‘Het gaat erom hoe we die leringen toepassen. Als we hierna een beetje vriendelijker zijn, een beetje beter voor onze naasten, als we dichter tot de Heiland zijn gekomen, en ons ernstig hebben voorgenomen om zijn leringen en voorbeeld te volgen, is deze conferentie een enorm succes geweest. Als we aan de andere kant geen verbeteringen in ons leven aanbrengen, dan hebben de sprekers grotendeels gefaald.

    ‘Dergelijke veranderingen zijn misschien niet in een dag, een week of een maand waar te nemen. We hebben vaak goede voornemens, maar die zijn we snel weer vergeten. Maar als we er over een jaar beter voorstaan dan voorheen, dan zijn de huidige inspanningen niet voor niets geweest’ (‘An Humble and a Contrite Heart’, Ensign, november 2000, 88).

  23. Thomas S. Monson, ‘Tot besluit’, Liahona, mei 2010, 113.