2010–2019
De belangrijkste van u
April 2017


De belangrijkste van u

Gods grootste beloning gaat naar hen die zonder verwachtingen of beloning dienen.

Geliefde broeders, dierbare vrienden, ik ben erg dankbaar dat ik vanavond bij u in deze inspirerende priesterschapsbijeenkomst ben. President Monson, dank u voor uw boodschap en zegen. Wij nemen uw aanwijzingen, raad en woorden van wijsheid altijd ter harte. We hebben u lief, wij steunen u en bidden altijd voor u. U bent echt de profeet van de Heer. U bent onze president. We steunen u en houden van u.

Bijna twintig jaar geleden werd de Madridtempel (Spanje) ingewijd en ging deze dienst doen als een heilig huis van de Heer. Harriet en ik weten dat nog goed, want ik was in die tijd in het presidium van het gebied Europa werkzaam. Samen met vele anderen besteedden we talloze uren aan de gedetailleerde planning van alle evenementen die aan de inwijding voorafgingen.

Toen de dag van de inwijding naderbij kwam, merkte ik dat ik nog geen uitnodiging had ontvangen. Dat had ik niet verwacht. Tenslotte was ik vanuit mijn rol als gebiedspresident nauw bij dit tempelproject betrokken geweest en had ik het gevoel dat het een beetje mijn project was.

Ik vroeg Harriet of zij een uitnodiging had gezien. Dat had ze niet.

Er gingen een paar dagen voorbij en mijn onrust nam toe. Ik vroeg me af of we onze uitnodiging kwijtgeraakt waren. Misschien lag ze onder de kussens van de zitbank. Misschien was ze tussen de reclameblaadjes terechtgekomen en weggegooid. De buren hadden een nieuwsgierige kat en die begon ik ook al achterdochtig aan te kijken.

Tenslotte moest ik het onder ogen zien: ik was niet uitgenodigd.

Maar hoe was dat mogelijk? Had ik iets verkeerd gedaan? Had iemand gewoon maar aangenomen dat de reis te lang voor ons was? Was ik vergeten?

Uiteindelijk drong het tot me door dat die manier van denken me naar een plek bracht waar ik niet wilde zijn.

Harriet en ik beseften dat de tempelinwijding niet om ons draaide. Het draaide niet om wie een uitnodiging verdiende en wie niet. Het draaide helemaal niet om onze gevoelens of ons idee dat we er recht op hadden.

Het draaide om de inwijding van een heilig gebouw, een tempel van de allerhoogste God. Het zou een vreugdevolle dag voor de leden van de kerk in Spanje zijn.

Als ik ervoor was uitgenodigd, zou ik graag zijn gegaan. Maar als ik niet werd uitgenodigd, moest mijn vreugde even groot zijn. Harriet en ik zouden op afstand samen met onze vrienden, onze geliefde broeders en zusters, blij zijn. We zouden God in ons huis in Frankfurt net zo enthousiast voor die geweldige zegen loven als in Madrid.

Zonen van de donder

Onder de Twaalf die Jezus riep en ordende waren twee broers, Jakobus en Johannes. Herinnert u zich welke bijnaam Hij hun gaf?

Zonen van de donder (Boanerges).1

Achter zo’n bijnaam moet wel een boeiend verhaal schuilen. Jammer genoeg vinden we in de Schriften niet veel uitleg over de oorsprong van die naam. Maar we krijgen wel een kijkje in het karakter van Jakobus en Johannes. Deze twee broers stelden voor om vuur uit de hemel te laten neerdalen op een dorp in Samaria dat hen niet had verwelkomd.2

Jakobus en Johannes waren vissers en waarschijnlijk een beetje ruig, maar volgens mij kenden ze de elementen van de natuur goed. Zij waren beslist daadkrachtige mannen.

Toen de Heiland Zich voorbereidde op zijn laatste bezoek aan Jeruzalem, benaderden Jakobus en Johannes Hem met een speciaal verzoek. En misschien paste dat bij hun bijnaam.

‘Wij zouden willen dat U voor ons doet wat wij ook maar vragen’, zeiden ze.

Ik stel me zo voor dat Jezus naar hen glimlachte, toen Hij antwoordde: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’

‘Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan Uw rechter- en de ander aan Uw linkerhand, in Uw heerlijkheid.’

De Heiland liet ze nog wat dieper nadenken over wat ze vroegen en zei toen: ‘Het zitten aan Mijn rechter- en aan Mijn linkerhand is niet aan Mij om te geven; maar het zal gegeven worden aan hen voor wie het bestemd is.’3

Met andere woorden: je kunt geen eer in het hemels koninkrijk ontvangen door ervoor te lobbyen. Een ‘werklunch’ is evenmin het pad naar eeuwige heerlijkheid.

Toen de andere apostelen van dit verzoek van de zonen van de donder hoorden, werden ze daar niet bepaald vrolijk van. Jezus wist dat Hij niet veel tijd meer had en de onenigheid onder hen die zijn werk moesten voortzetten heeft Hem vast zorgelijk gestemd.

Hij sprak met de Twaalf over de aard van macht en welke invloed zij heeft op hen die ernaar streven en haar bezitten. ‘Zij die geacht worden leiders te zijn van de volken’, zei Hij, ‘[voeren] heerschappij over hen, en hun groten [oefenen] gezag over hen uit.’

Ik kan de Heiland bijna voor me zien. Hij kijkt die getrouwe, gelovige discipelen met oneindige liefde aan. Ik kan Hem bijna horen pleiten: ‘Zo zal het onder u niet zijn; Maar wie onder u belangrijk wil worden, die moet uw dienaar zijn. En wie van u de eerste zal willen worden, die moet slaaf van allen zijn.’4

In Gods koninkrijk betekent grootheid en leiderschap dat we anderen zien zoals ze werkelijk zijn; zoals God ze ziet. En dat we hen vervolgens de hand reiken en dienen. Het betekent ons verheugen met hen die blij zijn, wenen met hen die rouwen, opbouwen wie lijden en onze naaste liefhebben zoals Christus ons liefheeft. De Heiland houdt van alle kinderen van God ongeacht hun sociaal-economische omstandigheden, ras, godsdienst, taal, politieke voorkeur, nationaliteit of andere wijze van groeperen. Dat moeten wij ook doen!

Gods grootste beloning gaat naar hen die zonder verwachtingen of beloning dienen. Hij gaat naar hen die zonder ophef dienen; die stilletjes kijken hoe ze anderen kunnen helpen; die anderen dienen alleen maar omdat ze van God en van Gods kinderen houden.5

Niet inhaleren

Kort nadat ik als algemeen autoriteit geroepen was, kreeg ik de gelegenheid om president James E. Faust bij de reorganisatie van een ring te vergezellen. Ik zat achter het stuur op weg naar onze opdracht in het mooie zuidelijke deel van Utah en president Faust was zo vriendelijk om mij in die tijd te onderwijzen. Een les die ik nooit zal vergeten. Hij zei: ‘De leden van de kerk zijn beleefd tegen de algemene autoriteiten. Ze zullen je vriendelijk behandelen en vleiende dingen over je zeggen.’ Toen pauzeerde hij even en zei: ‘Dieter, wees daar altijd dankbaar voor, maar inhaleer het niet.’

Die belangrijke les over dienen in de kerk geldt voor iedere priesterschapsdrager in ieder quorum van de kerk. Zij geldt voor ons allemaal in deze kerk.

Als president J. Reuben Clark iemand raad gaf die een machtspositie in de kerk bekleedde, zei hij altijd dat ze regel zes niet moesten vergeten.

Uiteraard vroeg die persoon: ‘Wat is regel zes?’

‘Neem jezelf niet zo vreselijk serieus’, zei hij dan.

Natuurlijk leidde dat tot de volgende vraag: ‘Wat zijn de andere vijf regels?’

Dan zei president Clark met pretlichtjes in zijn ogen: ‘Die zijn er niet.’6

Om als kerkleider effectief te zijn, moeten we deze cruciale les leren: leiderschap in de kerk gaat niet zozeer om anderen aansturen. Het gaat om onze bereidheid om door God aangestuurd te worden.

Roepingen als kansen om te dienen

Als heiligen van de Allerhoogste God moeten wij ‘in alles aan de armen en de behoeftigen, de zieken en de bezochten [denken], want wie die dingen niet doet, is mijn discipel niet.’7 Er zijn oneindig veel gelegenheden om goed te doen en anderen te dienen. We kunnen die in onze woonwijk, onze wijk of gemeente, en zeker bij ons thuis vinden.

Bovendien krijgt ieder lid van de kerk bepaalde formele mogelijkheden om te dienen. We noemen die mogelijkheden ‘roepingen’. Een term die ons eraan moet herinneren Wie ons tot dienstbetoon heeft geroepen. Als we onze roeping als een kans zien om God te dienen en met geloof en nederigheid voor anderen te zorgen, wordt iedere dienstbare daad een uiting van ons discipelschap. Zo bouwt Jezus Christus niet alleen zijn kerk op, maar ook zijn dienstknechten. De kerk is zo georganiseerd dat wij ware, trouwe discipelen van Christus kunnen worden; goede, edele zoons en dochters van God. Dat gebeurt niet alleen als we naar bijeenkomsten gaan en naar toespraken luisteren, maar ook als we naar buiten treden en dienen. Zo worden we ‘belangrijk’ in het koninkrijk van God.

We aanvaarden roepingen welwillend, nederig en dankbaar. Wanneer we ontheven worden uit een roeping, aanvaarden we die verandering net zo welwillend, nederig en dankbaar.

In de ogen van God is de ene roeping in het koninkrijk niet belangrijker dan de andere. Ons dienstbetoon, groot of klein, verfijnt onze geest en maakt dat de vensters van de hemel opengaan. Zo worden Gods zegeningen niet alleen op hen die we dienen, maar ook op ons uitgestort. En als we anderen de hand reiken, weten we met nederig vertrouwen dat God ons dienstbetoon met goedkeuring erkent. Hij glimlacht als we zulke liefdevolle daden van mededogen doen, in het bijzonder daden die niet door anderen gezien of opgemerkt worden.8

 Elke keer dat we onszelf aan anderen geven, benaderen we het ideaal van goede, ware discipelen van Hem die alles voor ons gegeven heeft, onze Heiland, een beetje meer.

Van president tot parade

Bij het 150-jarige jubileum van de aankomst van de pioniers in de Salt Lake Valley, was broeder Myron Richins ringpresident in Henefer (Utah, VS). De viering omvatte het naspelen van de tocht van de pioniers door zijn dorp.

President Richins was intensief betrokken bij de plannen voor het feest en woonde veel besprekingen met algemene autoriteiten en anderen over het evenement bij. Hij was volledig betrokken.

Kort voor het feest werd de ring van president Richins gereorganiseerd en werd hij als president ontheven. Op de volgende zondag woonde hij de priesterschapsvergadering van de wijk bij en de leiders vroegen om vrijwilligers voor het feest. President Richins stak ook zijn hand op en kreeg de opdracht om zich in werkkleding met zijn truck en een schop te melden.

De ochtend van de grote dag brak aan en president Richins meldde zich voor het vrijwilligerswerk.

Slechts een paar weken daarvoor was hij nog een belangrijke speler in de planning en supervisie van dit grote evenement. Maar op die dag was het zijn taak om achter de paarden in de parade aan te lopen en de mest op te ruimen.

President Richins deed dat graag.

Hij begreep dat de ene vorm van dienen niet meer waard is dan de andere.

Hij kende en leefde naar deze woorden van de Heiland: ‘De belangrijkste van u zal uw dienaar zijn.’9

Een goede discipel zijn

Soms verlangen wij, net zoals de zonen van de donder, naar een positie met aanzien. Wij streven naar erkenning. Wij willen leiding geven en een onvergetelijke bijdrage leveren.

Het is prima dat we de Heer willen dienen, maar als we omwille van onszelf naar invloed in de kerk streven (om complimenten en bewondering van mensen te krijgen), dan hebben we onze beloning al. Als we de lof van anderen ‘inhaleren’, dan is die lof onze vergoeding.

Wat is de voornaamste roeping in de kerk? De roeping die u nu hebt. Het maakt niet uit hoe bescheiden of opvallend die lijkt. De roeping die u nu hebt, stelt u in staat om niet alleen anderen te verheffen, maar ook zelf de man te worden waartoe God u geschapen heeft.

Mijn geliefde vrienden en broeders in de priesterschap, verhef waar u bent!

Paulus schreef de Filippenzen: ‘Jullie moeten jezelf niet beter vinden dan een ander, of opscheppen over jezelf. Nee, jullie moeten bescheiden zijn, en een ander belangrijker vinden dan jezelf.’10

Eervol dienen

Als we in de kerk naar eer en roem streven ten koste van echte, nederige hulp aan anderen, doet dat denken aan de ruilhandel van Ezau.11 We krijgen misschien wel een aardse beloning, maar tegen een hoge prijs: het verlies van hemelse goedkeuring.

Laten we het voorbeeld van onze Heiland volgen. Hij was nederig en eenvoudig en gaf niet om de eer van mensen, maar wilde de wil van zijn Vader doen.12

Laten we anderen nederig dienen; energiek, dankbaar en eervol. Al lijken onze daden onbetekenend, bescheiden en van weinig waarde, zij die anderen vriendelijk en met mededogen de hand reiken, zullen eens de waarde van hun dienstverlening kennen door de eeuwige en gezegende genade van de almachtige God.13

Mijn geliefde broeders, goede vrienden, mogen wij deze allervoornaamste les van priesterschapsbestuur overdenken, begrijpen en naleven, namelijk: ‘De belangrijkste van u zal uw dienaar zijn.’ Dat is mijn gebed en mijn zegen in de heilige naam van onze Meester, onze Verlosser. In de naam van Jezus Christus. Amen.