2010–2019
Van Alma en Amulek leren
Oktober 2016


Van Alma en Amulek leren

Ik hoop dat wie van het pad van het discipelschap zijn afgeweken, met hun hart zien en van Alma en Amulek leren.

Alma de jonge

Een van de meest gedenkwaardige personen in de Schriften is Alma de jonge. Hoewel hij de zoon van een groot profeet was, ging hij het verkeerde pad op en werd hij een ‘goddeloos en afgodisch man’. Wij kunnen er slechts naar raden waarom hij zijn vader actief tegenwerkte en de kerk probeerde te vernietigen. Dankzij zijn welsprekendheid en overtuigingskracht oogstte hij veel succes.1

Maar het leven van Alma veranderde toen een engel van de Heer aan hem verscheen en met de stem des donders sprak. Drie dagen en drie nachten werd Alma ‘door eeuwige kwelling gepijnigd, […] ja, met de pijnen van een verdoemde ziel’. En toen verlichte een vage herinnering op de een of andere manier de duisternis van zijn gedachten — een eeuwige waarheid die hij van zijn vader had geleerd: dat Jezus Christus zou komen ‘om voor de zonden der wereld verzoening te doen’. Alma had die denkbeelden al geruime tijd verworpen, maar nu ‘deze gedachte bij [hem] opkwam’ stelde hij nederig en oprecht zijn vertrouwen in de verlossende macht van Christus.2

Deze ervaring maakte van Alma de jonge een andere man. Hij wijdde zijn leven vanaf dat moment aan het ongedaan maken van de schade die hij had aangericht. Hij is een machtig voorbeeld van bekering, vergiffenis en volhardende getrouwheid.

Alma werd uiteindelijk gekozen om zijn vader als hoofd van de kerk van God op te volgen.

Elke burger in de Nephitische natie moet Alma’s verhaal gekend hebben. De Twitters, Instagrams en Facebooks van zijn tijd zouden met afbeeldingen en verhalen over hem gevuld zijn. Hij stond waarschijnlijk regelmatig op de voorpagina van het Zarahemla Nieuws en was het onderwerp van hoofdartikelen en tv-documentaires. Kortom, hij was misschien wel de bekendste beroemdheid in zijn tijd.

Maar toen Alma zag dat zijn volk God begon te vergeten en zich in hoogmoed en twist begon te verheffen, koos hij ervoor zijn openbaar ambt op te geven en zich ‘geheel aan het hoge priesterschap van de heilige orde van God’3 te wijden en bekering tot de Nephieten te prediken.

Alma ondervond aanvankelijk veel succes — totdat hij naar de stad Ammonihah reisde. De mensen daar waren zich ervan bewust dat Alma hun politieke leider niet meer was en zij respecteerden zijn priesterschapsgezag amper. Zij beschimpten en bespotten hem alvorens zij hem de stad uitwierpen.

Alma keerde de stad Ammonihah terneergeslagen de rug toe.4

Maar een engel zei hem terug te keren.

Denk daar eens over na: hem werd opgedragen naar de mensen terug te keren die hem haatten en die de kerk vijandig gezind waren. Het was een gevaarlijke en misschien wel levensbedreigende opdracht. Maar Alma twijfelde niet. ‘Hij keerde met spoed terug’.5

Alma had verschillende dagen gevast toen hij in de stad aankwam. Daar vroeg hij een volslagen vreemdeling: ‘Wilt u een ootmoedige dienstknecht van God iets te eten geven?’6

Amulek

De man heette Amulek.

Amulek was een welgestelde en bekende burger van Ammonihah. Hoewel zijn voorvaders gelovig waren geweest, was zijn eigen geloof bekoeld. Hij bekende achteraf: ‘Ik werd menigmaal geroepen, maar wilde niet luisteren; daarom wist ik van deze dingen, maar toch wilde ik niet [geloven]; daarom bleef ik mij […] tegen God verzetten’.7

Maar God was Amulek aan het voorbereiden en toen Alma en Amulek elkaar ontmoetten, verwelkomde hij de dienstknecht van de Heer in zijn huis en Alma vertoefde er vele dagen.8 Ondertussen opende Amulek zijn hart voor de boodschap van Alma, en er kwam een prachtige verandering over hem. Vanaf dat moment geloofde Amulek niet alleen, maar werd hij ook een voorvechter van de waarheid.

Toen Alma zich weer onder het volk van Ammonihah begaf om het onderwijs te geven, had hij een tweede getuige, Amulek, een van hen, aan zijn zijde.

Wat er daarna gebeurde, behelst een van de bitterzoetste verhalen uit heel de Schrift. U kunt erover lezen in Alma, hoofdstukken 8–16.

Vandaag wil ik u twee vragen ter overweging geven:

Ten eerste: ‘Wat kan ik van Alma leren?’

Ten tweede: ‘Hoe lijk ik op Amulek?’

Wat kan ik van Alma leren?

Laat ik om te beginnen alle eerdere, huidige of toekomstige leiders van de kerk vragen: ‘Wat kunt u van Alma leren?’

Alma was een uitzonderlijk begaafd en bekwaam man. Hij had makkelijk kunnen denken dat hij geen hulp nodig had. Wat deed Alma echter toen hij naar Ammonihah terugkeerde?

Alma vond Amulek en vroeg hem om hulp.

En Alma kreeg hulp.

Soms willen we als leider, om welke reden dan ook, onze Amuleks niet zoeken en om hulp vragen. Misschien denken we dat wij het werk zelf beter kunnen doen of willen we voor anderen geen ongemak veroorzaken. Of we veronderstellen dat anderen niet willen deelnemen. Te vaak aarzelen we om mensen te vragen om hun van God gekregen talenten te gebruiken en aan het grote heilswerk deel te nemen.

Denk aan de Heiland — vestigde Hij zijn kerk helemaal alleen?

Nee.

Zijn boodschap was niet: ‘Houd afstand. Ik regel dit wel.’ Nee, het was: ‘Kom dan en volg Mij.’9 Hij inspireerde, vroeg, instrueerde en vertrouwde er vervolgens op dat zijn volgelingen ‘de dingen [zouden] doen die u Mij hebt zien doen’.10 Zo bouwde Jezus Christus niet alleen zijn kerk op, maar ook zijn dienstknechten.

Welke roeping u momenteel ook vervult — of u nu quorumpresident diakenen, ringpresident of gebiedspresident bent — om succesvol te zijn, moet u uw Amuleks vinden.

Dat kan een bescheiden of zelfs onzichtbaar iemand uit uw gemeente zijn. Dat kan iemand zijn die niet bereid lijkt of niet in staat is te dienen. Uw Amuleks kunnen jong of oud zijn, man of vrouw, onervaren, vermoeid of niet actief in de kerk. Maar misschien is het niet onmiddellijk zichtbaar dat zij hopen van u de woorden: ‘De Heer heeft u nodig! Ik heb u nodig!’ horen.

Diep vanbinnen willen velen hun God dienen. Zij willen een werktuig in zijn handen zijn. Zij willen hun sikkel inslaan en met alle macht de aarde op de wederkomst van onze Heiland voorbereiden. Zij willen zijn kerk opbouwen. Maar ze vinden het lastig om de eerste stap te zetten. Zij wachten vaak totdat zij benaderd worden.

Ik vraag u te denken aan wie in uw gemeente of wijk, in uw zendingsgebied of ring een oproep nodig hebben. De Heer heeft met hen gewerkt — hen voorbereid, hun hart verzacht. Zie met uw hart en vind ze.

Reik hun de hand. Onderwijs ze. Inspireer ze. Vraag ze.

Vertel hun de woorden die de engel tot Amulek sprak — dat de zegen van de Heer op hen en hun huis zal rusten.11 Misschien ontdekt u tot uw verbazing wel een dappere dienstknecht van de Heer, die anders verborgen zou zijn gebleven.

Hoe lijk ik op Amulek?

Hoewel sommigen van ons een Amulek horen te zoeken, is de vraag voor anderen misschien: ‘Hoe lijk ik op Amulek?’

Misschien bent u in de loop der jaren minder toegewijd aan uw discipelschap geworden. Misschien is het vuur van uw getuigenis gedoofd. Misschien hebt u zich van het lichaam van Christus gedistantieerd. Misschien bent u ontgoocheld of zelfs kwaad. Zoals sommigen van de vroegchristelijke kerk in Efeze, hebt u misschien uw ‘eerste liefde’ verlaten12 — de verheven en eeuwige waarheden van het evangelie van Jezus Christus.

Misschien weet u net als Amulek dat u door de Heer ‘menigmaal geroepen werd’, maar u ‘wilde niet luisteren’.

Niettemin ziet de Heer in u wat Hij in Amulek zag — een in potentie dappere dienstknecht die een belangrijk werk te doen heeft en een getuigenis te geven. Er is dienstbetoon dat niemand anders op precies dezelfde manier kan doen. De Heer heeft u zijn heilige priesterschap, met het goddelijke potentieel anderen tot zegen te zijn en te verheffen, toevertrouwd. Luister met uw hart en volg de influisteringen van de Geest.

De reis van een lid

Ik was ontroerd door de moeitevolle reis van een broeder die zich afvroeg: ‘Zal ik luisteren als de Heer mij roept?’ Ik zal deze fijne broeder David noemen.

David werd ongeveer dertig jaar geleden lid van de kerk. Hij vervulde een zending en studeerde daarna rechten. Terwijl hij studeerde en werkte om zijn jonge gezin te onderhouden, ontdekte hij toevallig enige informatie over de kerk die hem in verwarring bracht. Hoe meer hij dit negatief materiaal las, des te meer hij onrustig werd. Uiteindelijk vroeg hij zijn naam uit het ledenregister van de kerk uit te schrijven.

Vanaf dat moment ging David, zoals Alma in zijn opstandige dagen, veelvuldig in discussie met leden van de kerk. Hij mengde zich in online gesprekken, met als doel hun geloofsopvattingen hard onderuit te halen.

Hij was daar erg goed in.

Een van de leden waarmee hij de degen kruiste, zal ik Jacob noemen. Jacob was altijd vriendelijk en respectvol jegens David, maar hij was ook standvastig in zijn verdediging van de kerk.

In de loop der jaren ontwikkelden David en Jacob een wederzijds respect en sloten vriendschap. Wat David echter niet wist, was dat Jacob voor David bad en dit getrouw meer dan tien jaar bleef doen. Jacob plaatste zelfs de naam van zijn vriend op de gebedsrol in een van de tempels van de Heer en hoopte dat Davids hart verzacht zou worden.

Langzaamaan veranderde David. Hij dacht met genegenheid aan de geestelijke ervaringen van vroeger en hij herinnerde zich het geluk dat hij als kerklid had gevoeld.

Net als Alma was ook David de evangeliewaarheden die hij eens had omarmd niet volledig vergeten. En net als Amulek voelde David dat de Heer hem de hand reikte. David was nu partner op een advocatenkantoor — een prestigieuze baan. Hij had de reputatie opgebouwd een criticus van de kerk te zijn. En hij was te trots om te vragen of hij weer als lid opgenomen mocht worden.

Niettemin kon hij de geleidelijk werkende invloed van de Herder niet ontkennen.

Hij had de volgende Schriftuur ter harte genomen: ‘En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en ze zal hem gegeven worden.’13 Hij bad: ‘Lieve God, ik wil opnieuw een heilige der laatste dagen zijn, maar ik heb vragen die beantwoord moeten worden. ’

Hij begon naar de influisteringen van de Geest en geïnspireerde antwoorden van vrienden te luisteren zoals hij dat nog nooit had gedaan. En stukje bij beetje veranderde zijn twijfel in geloof, totdat hij besefte dat hij opnieuw een getuigenis van Jezus Christus en zijn herstelde kerk voelde.

Vanaf dat moment wist hij dat hij zijn hoogmoed zou kunnen overwinnen en doen wat nodig was om opnieuw in de kerk opgenomen te worden.

Uiteindelijk daalde David af in de doopvont en begon hij de dagen af te tellen tot zijn zegeningen konden worden hersteld.

Het doet mij genoegen dat ik kan zeggen dat Davids zegeningen de voorbije zomer zijn hersteld. Hij is opnieuw volop actief in de kerk en dient in zijn wijk als leerkracht evangelieleer. Hij neemt elke gelegenheid te baat om anderen over zijn verandering te vertellen, de schade te herstellen die hij had veroorzaakt en om over het evangelie en de kerk van Jezus Christus te getuigen.

Tot besluit

Mijn geliefde broeders, mijn geliefde vrienden, laten we de Amuleks in onze wijken en ringen zoeken, vinden, inspireren en vertrouwen. Er zijn veel Amuleks in de hedendaagse kerk.

Misschien kent u er één. Misschien bent u er één.

Misschien is de Heer tegen u aan het fluisteren, dringt Hij er bij u op aan dat u naar uw eerste liefde terugkeert, uw talenten bijdraagt, het priesterschap waardig uitoefent, en zij aan zij met uw medeheiligen dichter tot Jezus Christus komt en het koninkrijk van God opbouwt.

Onze geliefde Heiland weet waar u bent. Hij kent uw hart. Hij wil u redden. Hij zal zijn hand naar u uitstrekken. Stel gewoon uw hart voor Hem open. Het is mijn hoop dat wie van het pad van het discipelschap zijn afgedwaald — al zijn het maar enkele graden — zich over de goedheid en genade van God bezinnen, met hun hart zien, van Alma en Amulek leren en de levensveranderende woorden van de Heiland horen: ‘Kom dan en volg Mij.’

Ik spoor u aan om gehoor aan zijn oproep te geven, want u zult zeker de oogst van de hemel ontvangen. De zegen van de Heer zal op u en uw huis rusten.14

Daarvan getuig ik en ik laat u mijn zegen als apostel van de Heer. In de naam van Jezus Christus. Amen.