2010–2019
Moedig doen wij mee
Oktober 2011


Moedig doen wij mee

Van iedere man, jong en oud, die het priesterschap draagt, vraag ik om een krachtiger en toegewijder stem, (…) een stem voor het goede, een stem voor het evangelie, een stem voor God.

In de geest van die prachtige lofzang en met het krachtige gebed van ouderling Richard G. Hinckley in mijn hart wil ik er vandaag geen doekjes om winden, broeders. Ik richt me ook openhartig tot de jongemannen van de Aäronische priesterschap.

Wanneer we over de grootsheid van Joseph Smiths eerste visioen spreken, gaan we soms voorbij aan de dreigende confrontatie die er pal aan voorafging. Die confrontatie was bedoeld om de jongen te vernietigen als dat kon, maar in elk geval om de openbaring tegen te houden die zou volgen. We praten niet over de tegenstander tenzij dat echt nodig is, en ik praat liever helemaal niet over hem. Maar de ervaring van de jonge Joseph doet ons beseffen wat iedere man, inclusief iedere jongeman, onder u dient te beseffen.

Ten eerste: Satan, Lucifer of de vader der leugen — hoe we hem ook noemen — bestaat echt, het kwaad in eigen persoon. Zijn motieven zijn zonder uitzondering kwaadaardig. Hij stoort zich uitermate aan de verschijning van verlossend licht, aan iedere gedachte aan waarheid. Ten tweede: hij keert zich eeuwigdurend tegen de liefde van God, de verzoening van Jezus Christus en het werk van vrede en heil. Hij zal er altijd tegen vechten, waar en wanneer hij maar kan. Hij weet dat hij uiteindelijk wordt verslagen en uitgeworpen, maar hij is vastbesloten om zo veel mogelijk anderen mee te sleuren in zijn val.

Wat zijn enkele tactieken van de duivel in deze strijd waarbij het eeuwige leven op het spel staat? De gebeurtenis in het heilige bos is ook hier erg leerzaam. Joseph schreef dat Lucifer in een poging om alles te dwarsbomen wat komen zou ‘zo’n verbazingwekkende invloed op mij had, dat mijn tong gebonden werd, zodat ik niet kon spreken’.1

Zoals president Boyd K. Packer eerder vandaag zei, kan Satan zelf niemand het leven ontnemen. Dat is een van de vele dingen die hij niet kan doen. Maar hij slaagt er kennelijk al aardig in om het werk tegen te houden als hij de tong van de getrouwen kan binden. Broeders, met dat gegeven zoek ik vandaag naar mannen, jong en oud, die deze strijd tussen goed en kwaad belangrijk genoeg vinden om mee te doen en hun stem te laten horen. Wij zijn in oorlog, en de volgende paar minuten voer ik een eenmanswervingscampagne.

Moet ik een paar noten van ‘Moedig doen wij mee’ neuriën? Jullie kennen vast de regel: ‘Wij zien uit naar nieuwe strijders, neem dat besluit.’2 Het mooie van deze oproep tot de strijd is dat we niet om mensen vragen die met een geweer schieten of een handgranaat gooien. Nee, wij vragen om een moedig leger dat als wapen ‘ieder woord dat uit de mond Gods uitgaat’ hanteert.3 Ik ben vandaag op zoek naar zendelingen die hun tong niet vrijwillig laten binden, maar die met de Geest van de Heer en de macht van hun priesterschap hun mond opendoen en wonderen spreken. Met dergelijke taal, leerden de broeders aan het begin van deze bedeling, ‘zijn en worden de machtigste werken tot stand gebracht’ op basis van geloof.4

Ik vraag vooral de jongemannen met het Aäronisch priesterschap om rechtop te gaan zitten en goed te luisteren. Voor jullie draag ik een vergelijking met sport aan. Dit is een strijd op leven en dood, jongemannen. Ik ga dus even pal voor jullie neus staan en zeg je midden in het gezicht waar het op staat — zoals een coach doet wanneer de wedstrijd ten einde loopt en er gewonnen moet worden. De uitkomst van de wedstrijd staat op het spel, en deze coach zegt dat sommigen van jullie, om mee te mogen spelen, zedelijk reiner moeten zijn dan je nu bent. In deze strijd tussen goed en kwaad kun je niet steeds bij iedere verleiding voor de tegenstander spelen en je dan weer bij het team van de Heiland willen aansluiten in de tempel of op zending alsof er niets is gebeurd. Dat, mijn jonge vrienden, kun je niet maken. God laat niet met Zich spotten.

Wij staan dus voor een dilemma, jullie en ik. Het gaat om duizenden jongemannen in de AP-leeftijd die al in de boeken van deze kerk zijn ingeschreven en waaruit onze kandidaten voor het toekomstige zendingsleger voortkomen. Maar de uitdaging is om deze diakenen, leraren en priesters actief en waardig genoeg te houden om tot ouderling te worden geordend en als zendeling te dienen. Jullie, jongemannen die al in het team zitten, moeten er dus in blijven en niet het veld uit dribbelen terwijl we je juist nodig hebben om volop aan de wedstrijd deel te nemen! Voor zover ik weet zijn er bij vrijwel iedere sportwedstrijd lijnen op de vloer of op het veld aangebracht waarbinnen de spelers de strijd moeten aanbinden. Welnu, de Heer heeft lijnen van waardigheid getrokken voor wie geroepen zijn om met Hem dit werk te verrichten. Geen zendeling kan zonder wroeging een seksuele overtreding begaan, grove taal uitslaan of zich aan pornografie overgeven en dan denken anderen te kunnen oproepen om zich van diezelfde zaken te bekeren! Vergeet het maar. De Geest zal niet bij je zijn en de woorden zullen niet over je lippen komen als je ze probeert uit te spreken. Je kunt niet afdwalen op wat Lehi ‘verboden paden’5 noemt en verwachten anderen naar het ‘enge en smalle pad’6 te leiden — dat gaat gewoonweg niet.

Maar er is voor jou net zo goed een oplossing voor dit probleem als voor die onderzoeker tot wie je zult gaan. Wie je ook bent en wat je ook hebt gedaan, je kunt vergeving ontvangen. Iedere jongeman onder jullie kan iedere overtreding waarmee hij worstelt achter zich laten. Dat is het wonder der vergeving, dat is het wonder van de verzoening van de Heer Jezus Christus. Maar dat lukt je niet zonder actieve toewijding aan het evangelie. Je kunt het ook niet zonder bekering waar dat nodig is. Ik vraag jullie, jongemannen, om actief en rein te zijn. Indien nodig, vraag ik je: word actief en word rein.

Nu, broeders, wij spreken jullie krachtig toe omdat een subtielere aanpak niet lijkt te werken. Wij spreken onomwonden omdat Satan echt bestaat en jullie ondergang voor ogen heeft. Jullie ervaren zijn invloed op steeds jongere leeftijd. Dus grijpen we je bij de kladden en roepen je zo hard mogelijk toe:

Hoor, de oorlogskreet weerklinkt zo helder en luid;

doe met ons mee, doe met ons mee!7

Jonge vrienden, wij hebben tienduizenden meer zendelingen nodig in de maanden en jaren die voor ons liggen. Die moeten voor een hoger percentage uit de Aäronische priesterschap komen, geordend, actief, rein en waardig om te dienen.

Wie van jullie al heeft gediend of dat nu doen, betuigen wij onze dank voor het goede wat je hebt gedaan en voor de levens die je hebt beïnvloed. God zegene jullie! Wij beseffen ook dat sommigen er hun hele leven naar hebben uitgekeken om op zending te gaan, maar om gezondheidsredenen of door andere obstakels waar ze niets aan kunnen doen, daar niet toe in staat zijn. Wij zijn trots op deze groep en prijzen hen openlijk. Wij kennen jullie verlangens en juichen jullie toewijding toe. Wij hebben jullie lief en bewonderen jullie. Jullie maken deel uit van het team, en blijven dat doen, ook al zijn jullie eervol vrijgesteld van een voltijdzending. Maar de rest van jullie hebben we nodig!

Nu u, broeders van de Melchizedekse priesterschap, leun niet tevreden in uw comfortabele stoel achterover. Ik ben nog niet klaar. We hebben duizenden meer echtparen nodig in de zendingsgebieden van de kerk. Alle zendingspresidenten smeken erom. Overal waar ze werkzaam zijn, brengen onze echtparen een schat aan ervaring mee waar geen aantal negentienjarigen, hoe goed ze ook zijn, aan kunnen tippen.

Teneinde meer echtparen op zending te kunnen roepen, hebben het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf enkele van de stoutmoedigste en edelmoedigste maatregelen genomen die we in de afgelopen vijftig jaar in het zendingswerk hebben gezien. In mei van dit jaar kregen priesterschapsleiders in het veld bericht dat de woonlasten voor echtparen (let wel: alleen de woonlasten) uit de zendingsfondsen van de kerk worden aangevuld als de kosten boven een bepaald bedrag per maand uitkomen. Wat een zegen! Dit is een geschenk uit de hemel wat betreft de grootste kostenpost voor onze echtparen op hun zending. De leiders van de kerk hebben ook bepaald dat een zending voor echtparen 6 of 12 maanden kan beslaan, naast de gangbare 18 of 23 maanden. Nog een prachtig gebaar is dat echtparen, op eigen kosten, voor een korte periode terug naar huis mogen keren als belangrijke familieaangelegenheden daartoe aanleiding geven. En maakt u zich geen zorgen dat u langs de deuren moet gaan of dezelfde dagindeling als de negentienjarigen moet aanhouden! Dat wordt niet van u gevraagd. Er zijn talloze andere dingen die u kunt doen, waarbij u zelf goeddeels kunt bepalen hoe u ze doet.

Broeders, wij beseffen dat ook sommigen van u om gezondheidsredenen, familieomstandigheden of financiële redenen op dit moment of wellicht nooit kunnen gaan. Maar met een beetje planning is dat voor velen van u wel mogelijk.

Bisschoppen en ringpresidenten, breng deze behoefte in uw raden en conferenties ter sprake. Kijk tijdens uw bijeenkomsten vanaf het podium gebedsvol de zaal in en laat u inspireren wie u behoort te roepen. Ga met hen in gesprek en help ze een datum vast te stellen waarop ze aan het werk kunnen gaan. Broeders, wanneer dat gebeurt, vertel uw vrouw dan dat u bereid bent uw ligstoel en de afstandsbediening een paar maanden achter te laten. Dan moeten zij hun kleinkinderen toch wel kunnen achterlaten? Die kleine schatjes komen heus wel op hun pootjes terecht. Ik beloof u dat u dingen voor hen zult doen in dienst van de Heer die u in de eeuwigheid nooit kon doen als u ze thuis bleef vertroetelen. Er is geen groter geschenk dat grootouders aan hun nageslacht kunnen meegeven dan in woord en daad te zeggen: ‘In deze familie gaan we op zending!’

Zendingswerk is niet het enige wat nodig is in deze grote, prachtige, wereldwijde kerk. Maar voor vrijwel alle andere zaken die gebeuren moeten, zullen mensen eerst het evangelie van Jezus Christus moeten horen en het geloof moeten aannemen. Daarom was Jezus’ laatste opdracht aan de Twaalf vast zo elementair: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.’8 Daarna pas, en niet eerder, komen de verdere zegeningen van het evangelie aan bod — eenheid in het gezin, jeugdprogramma’s, priesterschapsbeloften en verordeningen die ons tot de tempel voeren. Maar zoals Nephi getuigde, kan daar geen sprake van zijn, totdat iemand is ‘in[ge]gaan door de (…) poort’.9 Met alles wat er te doen valt langs het pad naar het eeuwige leven zijn er veel meer zendelingen nodig om die poort te openen en anderen erdoor te helpen.

Van iedere man, jong en oud, die het priesterschap draagt, vraag ik om een krachtiger en toegewijder stem. Niet alleen een stem tegen het kwaad en tegen hem die het in eigen persoon vertegenwoordigt, maar ook een stem voor het goede, een stem voor het evangelie, een stem voor God. Broeders van alle leeftijden, maak uw tong los en zie uw woorden wonderen tot stand brengen in het leven van mensen ‘die alleen van de waarheid worden afgehouden omdat zij niet weten waar die te vinden is’.10

Haastig ten strijde, vlug naar het veld;

waarheid is ’t wapen, moedige held.

Vecht voor het vaandel, fier opgesteld,

tot wij verheugd samen marcheren naar ons huis.11

In de naam van Jezus Christus, onze Leidsman. Amen.