2010–2019
Bespiegelingen op een toegewijd leven
Oktober 2010


Bespiegelingen over een toegewijd leven

Echt succes zal ons deel zijn als we ons leven — dat wil zeggen onze tijd en onze keuzes — toewijden aan de doeleinden van God.

Als jongeman ben ik in 1964 naar de World’s Fair in New York geweest. Een van mijn lievelingsgebouwen daar was het paviljoen van de kerk met zijn indrukwekkende replica van de torens van de Salt Laketempel. Daar zag ik voor het eerst de film De mens op zoek naar het geluk. De verfilming van het heilsplan, met ouderling Richard L. Evans als verteller, had grote invloed op vele bezoekers. Zo ook op mij. Ouderling Evans zei onder andere:

‘Het leven biedt u twee kostbare gaven — de ene is tijd, de andere keuzevrijheid — de vrijheid om met uw tijd te kopen wat u wilt. U bent vrij om de u toegewezen tijd in te ruilen voor sensatie. U kunt hem verhandelen voor lage begeerten. U kunt hem investeren in hebzucht. (…)

‘De keuze is aan u. Maar het zijn geen koopjes, want u vindt er geen blijvende voldoening in.

‘Van elke dag, elk uur, elke minuut van uw tijd op aarde moet u eens rekenschap afleggen. In dit leven wandelt u in geloof en laat u zien dat u goed boven kwaad verkiest, recht boven onrecht, blijvend geluk boven louter vermaak. En uw eeuwige beloning hangt af van uw keuzes.

‘Een profeet van God heeft gezegd: “De mensen zijn, opdat zij vreugde zullen hebben” — de vreugde die voortvloeit uit een vol leven, een leven toegewijd aan dienstbetoon, aan liefde en harmonie thuis, aan eerlijke arbeid, en aan het evangelie van Jezus Christus met zijn vereisten en geboden.

Alleen daardoor zult u echt geluk vinden; het geluk dat niet uitdooft als het licht, de muziek en de menigte verdwijnen.’1

Deze woorden geven overduidelijk aan dat ons leven een rentmeesterschap van tijd en keuzes is dat onze Schepper ons heeft toegekend. Het woord rentmeesterschap doet ons denken aan de wet van toewijding (zie bijvoorbeeld LV 42:32, 53) die weliswaar een economische rol heeft, maar bovendien de celestiale wet toepasbaar maakt op dit leven (zie LV 105:5). Toewijden is iets opdragen of wijden aan God, in dienst stellen van heilige doeleinden. Echt succes zal ons deel zijn als we ons leven — dat wil zeggen onze tijd en onze keuzes — toewijden aan de doeleinden van God (zie Johannes 17:1, 4;LV 19:19). Daarmee staan we Hem toe ons tot onze hoogste bestemming te verheffen.

Ik wil vijf elementen van een toegewijd leven met u bespreken: reinheid, arbeid, respect voor ons lichaam, dienen en integriteit.

Zoals de Heiland ons liet zien, is een toegewijd leven een rein leven. Hoewel Jezus de enige is die een zondeloos leven heeft geleid, hebben zij die tot Hem komen en zijn juk op zich nemen recht op zijn genade, die hen zal maken zoals Hij is, schuldeloos en vlekkeloos. Met diepe liefde moedigt de Heer ons aan met de woorden: ‘Bekeert u, al gij einden der aarde, en komt tot Mij en laat u dopen in mijn naam, zodat gij door het ontvangen van de Heilige Geest kunt worden geheiligd, zodat gij ten laatsten dage vlekkeloos voor mijn aangezicht kunt staan’ (3 Nephi 27:20).

Toewijding betekent dus bekering. We laten koppigheid, opstandigheid en rationalisatie varen, en in plaats daarvan onderwerpen we ons, verlangen we naar correctie en aanvaarden we alles wat de Heer van ons kan vragen. Dit noemde koning Benjamin de natuurlijke mens afleggen, zich overgeven aan de ingevingen van de Heilige Geest, en ‘een heilige worden door de verzoening van Christus, de Heer’ (Mosiah 3:19). Aan wie dat doet wordt de voortdurende nabijheid van de Heilige Geest beloofd, een belofte waaraan we herinnerd worden en die we hernieuwen bij elke gelegenheid waarbij we als bekeerlijke ziel deelnemen aan het avondmaal van de Heer (zie LV 20:77, 79).

Ouderling B. H. Roberts heeft dit proces als volgt uitgelegd: ‘Hij die in het licht, de wijsheid en de macht van God wandelt, zal zich, zuiver door de kracht van die omgang, uiteindelijk het licht, de wijsheid en de macht van God eigen maken — hij zal die heldere stralen tot een goddelijke ketting weven, en zichzelf voor altijd met God verbinden en God met hem. Dat [is] de essentie van de mystieke woorden van de Messias: “Gij, Vader, in Mij en Ik in U” — iets hogers kan de mens niet bereiken.’2

Een toegewijd leven is een ijverig leven. Al vroeg in zijn leven was Jezus bezig met de werken van zijn Vader (zie Lucas 2:48–49). God zelf wordt verheerlijkt door zijn werk: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van zijn kinderen tot stand brengen (zie Mozes 1:39). Van nature verlangen wij ernaar om met Hem deel te nemen aan zijn werk, en daarbij moeten we erkennen dat alle eerlijke arbeid het werk van God is. Met de woorden van Thomas Carlyle: ‘Elk eerlijk werk is heilig; elk eerlijk werk, ook handenarbeid, heeft iets goddelijks. Arbeid, waar dan ook op aarde, reikt tot de hemel.’3

God heeft dit aardse bestaan zo ontworpen dat het bijna voortdurende inspanning vereist. Ik herinner me de eenvoudige uitspraak van Joseph Smith: ‘Door voortdurende arbeid waren we in staat om een gerieflijk leven te leiden’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:55). Door te werken blijven we in leven en verrijken we ons leven. Daardoor kunnen wij de teleurstellingen en de tragiek van dit sterfelijk leven aan. Het resultaat van onze toegewijde arbeid vergroot ons gevoel van eigenwaarde. Werken ontwikkelt en verfijnt karakter, schept schoonheid en stelt ons in staat elkaar en God te dienen. Een toegewijd leven bestaat uit veel werk, soms eentonig, soms gering, soms ondergewaardeerd, maar altijd werk dat verbetert, orde schept, ondersteunt, verheft, dient en omhoog streeft.

Nu ik het heb over arbeid, wil ik ook een lans breken voor vrije tijd. Net zoals eerlijke inspanning de rust zoet maakt, zo is gezonde ontspanning de vriend en stabiliserende metgezel van arbeid. Muziek, literatuur, kunst, dans, toneelspel, sport — ze kunnen alle het plezier verschaffen dat iemands leven verrijkt en verder toewijdt. Tegelijkertijd hoeven we nauwelijks te vermelden dat veel van wat tegenwoordig plezier genoemd wordt grof is, verlagend, gewelddadig, geestdodend en tijdverslindend. Wel kun je het ironisch noemen dat het soms veel werk kost om goede ontspanning te vinden. Als vermaak van deugd in ondeugd verandert, zal het toegewijde leven worden verwoest. ‘Welnu, zie toe, (…) dat gij hetgeen slecht is niet aan God toeschrijft’ (Moroni 7:14).

Iemand die toegewijd leeft, respecteert de onvergelijkelijke gave van zijn stoffelijke lichaam, een goddelijke schepping naar het evenbeeld van God. Een belangrijk doel van het sterfelijke leven is dat iedere geest zo’n lichaam ontvangt en zijn of haar morele keuzevrijheid leert te gebruiken in een tabernakel van vlees. Een stoffelijk lichaam is ook essentieel voor de verhoging, want de verhoging kan alleen in de volmaakte combinatie van het stoffelijke en het geestelijke tot stand worden gebracht, waar onze geliefde, herrezen Heer een voorbeeld van is. In deze verdorven wereld is het leven soms pijnlijk kort; soms is het lichaam misvormd, gebrekkig of nauwelijks levensvatbaar. Toch is voor iedere geest het leven lang genoeg, en elk lichaam zal in aanmerking komen voor de opstanding.

Wie van mening zijn dat ons lichaam niets meer is dan een evolutionaire toevalstreffer, zullen niet het gevoel hebben dat zij verantwoording verschuldigd zijn aan God of wie dan ook voor wat zij met hun lichaam doen. Wij, die een bredere kennis hebben van de voorsterfelijke, sterfelijke en nasterfelijke eeuwigheid, kunnen niet anders dan erkennen dat we het aan God verplicht zijn dit opperste meesterwerk van zijn schepping te respecteren. Met de woorden van Paulus:

‘Of weet gij niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?

‘Want gij zijt duur gekocht; zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn’ (1 Korintiërs 6:19–20; deels naar de Statenvertaling).

Als we deze waarheden accepteren, evenals de aanwijzingen van president Thomas S. Monson tijdens de afgelopen algemene aprilconferentie, dan takelen we ons lichaam niet toe met bijvoorbeeld tatoeages, noch ondermijnen we het met verdovende middelen of ontheiligen we het met ontucht, overspel of onfatsoen.4 Daar ons lichaam het instrument van onze geest is, is het van groot belang dat we het zo goed mogelijk verzorgen. We moeten het toewijden aan het werk van Christus. Paulus heeft gezegd: ‘Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer (…)’ (Romeinen 12:1).

Jezus liet zien dat een toegewijd leven een dienstbaar leven is. Slechts enkele uren voordat Hij zou lijden om de verzoening tot stand te brengen, waste de Heer nederig de voeten van zijn discipelen, en zei tot hen:

‘Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen;

‘Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb.

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een slaaf staat niet boven zijn heer, noch een gezant boven zijn zender’ (Johannes 13:14–16).

Mensen die rustig en attent goeddoen, zijn een goed voorbeeld van toewijding. Niemand belichaamt deze eigenschap volmaakter dan president Thomas S. Monson. Hij heeft een luisterend oor ontwikkeld dat zelfs de zachtste influistering van de Geest waarneemt, die aangeeft dat iemand zijn aandacht en hulp nodig heeft. Vaak gaat het om kleine daden die de bevestiging zijn van goddelijke liefde en oplettendheid, maar altijd en immer gaat Thomas Monson tot actie over.

Uit het leven van mijn grootvader en grootmoeder, Alexander De Witt en Louise Vickery Christofferson, ken ik een voorbeeld van zulke toewijding. Opa was een sterke man, goed in schapen scheren in de tijd dat er nog geen elektrische scheerapparaten waren. En zelfs zo goed dat hij, zo zei hij, op één dag 287 schapen had geschoren. En hij had er wel driehonderd kunnen doen als er meer schapen waren geweest. In het jaar 1919 schoor hij meer dan 12 duizend schapen en verdiende daar ongeveer tweeduizend dollar mee. Met dit geld had hij zijn boerderij flink kunnen uitbreiden en zijn huis kunnen opknappen, maar er kwam van de Twaalf een oproep om in de zuidelijke staten op zending te gaan, waaraan hij met de volledige steun van Louise gehoor gaf. Hij liet zijn vrouw (in verwachting van hun eerste zoon, mijn vader) en hun drie dochters achter met het geld van het scheren. Toen hij twee jaar later blij en gelukkig terugkeerde, zei hij: ‘Ons spaargeld was genoeg voor die twee jaar, en we hadden nog 29 dollar over.’

Een toegewijd leven is een integer leven. Wij zien dat aan echtparen ‘die de huwelijksgelofte met volledige trouw eren.’5 We zien dat aan ouders die van hun huwelijk de eerste prioriteit maken en veel aandacht besteden aan het lichamelijk en geestelijk welzijn van hun kinderen. We zien het aan hen die eerlijk zijn.

Jaren geleden maakte ik kennis met twee families die de samenwerking in een bedrijf wilden beëindigen. De twee eigenaars, die bevriend waren en tot dezelfde christelijke geloofsgemeenschap behoorden, hadden het bedrijf jaren daarvoor opgezet. In zaken waren zij over het algemeen gelijkgezind, maar toen ze ouder werden en de volgende generatie mee ging werken in het bedrijf, ontstonden er conflicten. Uiteindelijk besloten beide partijen dat ze de baten maar beter konden verdelen en apart verder gaan. Een van de twee oude partners ontwierp met zijn advocaten een listig plan om zich van een aanzienlijk financieel voordeel te verzekeren ten koste van de andere partner en zijn zoons. In een vergadering met de betrokkenen klaagde een van de zoons over deze oneerlijke handelwijze en deed een beroep op de eer en het christelijke geloof van de eerste partner. ‘Je weet dat het niet eerlijk is’, zei hij. ‘Hoe kun je op die manier misbruik van iemand maken, in het bijzonder van een broeder in dezelfde kerk?’ De advocaat van de eerste partner reageerde met: ‘Word eens volwassen! Hoe kun je zo naïef zijn?’

Integriteit is niet hetzelfde als naïviteit. Het is naïef om te veronderstellen dat we geen rekenschap aan God hoeven af te leggen. De Heer heeft verklaard: ‘Mijn Vader heeft Mij gezonden opdat Ik aan het kruis zou worden verhoogd; (…) opdat Ik (…) alle mensen tot Mij zou kunnen trekken, zodat evenals Ik door de mensen was verhoogd, ook de mensen zouden worden verhoogd door de Vader, om voor Mij te staan, om naar hun werken te worden geoordeeld, hetzij die goed, hetzij die kwaad zijn’ (3 Nephi 27:14). Iemand die toegewijd leeft, maakt geen misbruik van een ander, maar zal eerder de andere wang toekeren, en zal desgevraagd niet alleen zijn hemd weggeven maar ook zijn mantel (zie Matteüs 5:39–40). De strengste berispingen van de Heiland waren tegen huichelaars gericht. Huichelarij is vreselijk destructief, niet alleen voor de huichelaar zelf, maar voor allen die zijn of haar gedrag waarnemen of kennen, in het bijzonder kinderen. Zij verwoest geloof, terwijl eerbaarheid de rijke bodem is waarop het zaad van geloof gedijt.

Een toegewijd leven is prachtig. De kracht en sereniteit ervan zijn ‘als een zeer vruchtbare boom, die in een voortreffelijk land is geplant, bij een reine beek die veel kostbare vruchten draagt’ (LV 97:9). De invloed van een toegewijde man of vrouw op anderen, met name op hen die dichtbij en dierbaar zijn, is van bijzondere betekenis. De toewijding van velen die ons voor zijn gegaan, en van anderen die onder ons verkeren, heeft het fundament gelegd voor ons geluk. En op diezelfde wijze zullen toekomstige generaties moed putten uit uw toegewijde leven en beseffen dat ze aan u schatplichtig zijn voor al het goede dat zij hebben. Mogen wij onszelf toewijden als zoons en dochters Gods ‘opdat wij, wanneer Hij verschijnt, Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is; opdat wij die hoop zullen hebben’ (Moroni 7:48; zie ook 1 Johannes 3:2), bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

  1. Man’s Search for Happiness (brochure, 1969), pp. 4–5.

  2. B. H. Roberts, ‘Brigham Young: A Character Sketch’, Improvement Era, juni 1903, p. 574.

  3. Thomas Carlyle, Past and Present (1843), p. 251.

  4. Zie Thomas S. Monson, ‘Voorbereiding brengt zegeningen’, Liahona, mei 2010, pp. 64–67.

  5. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, oktober 2004, p. 49; De Ster, januari 1996, p. 93.