Devotionals 2021
De instituutsreis: nemen of brengen?


De instituutsreis: nemen of brengen?

Naar een toespraak gehouden tijdens de devotional voor jongvolwassenen in de gebieden Europa en Afrika, 7 maart 2021.

Geliefde jongvolwassen broeders en zusters in dit enorme virtuele publiek, het is mij een grote eer om jullie in deze devotional toe te spreken. Eén reden dat ik mij zo vereerd voel, is omdat dit evenement valt onder en gericht is op het programma van het instituut voor godsdienstonderwijs van de kerk en eigenlijk het ‘eerste in zijn soort’ is. Vanavond doen we iets waarmee we ver buiten eerdere grenzen treden.

In het verleden was het gebruikelijk dat een van de algemene autoriteiten of algemene functionarissen van de kerk naar één instituutsgebouw ging om zijn of haar boodschap aan dat ene publiek te brengen. Die benadering voldeed toen de kerk nog klein was en er maar een paar instituten waren. Maar nu de kerk en het aantal jongvolwassenen zijn gegroeid, moeten we de tijd van onze broeders en zusters effectiever gaan gebruiken. Vanavond onderwijzen en getuigen we niet tot slechts één instituut, maar dankzij de voordelen van de technologie wordt deze bijeenkomst naar misschien wel een van de grootste multi-instituutspublieken ooit uitgezonden – van Newcastle tot Novosibirsk, van Kopenhagen tot Kaapstad. Het is geweldig om daar deel van uit te maken. Jullie schrijven vanavond geschiedenis.

Ik vind het ook een voorrecht om vanavond in het gezelschap van bisschop Gérald Caussé, zuster Bonnie Cordon en broeder Chad Webb te zijn. Ze zijn eerder als leiders in de kerk geïntroduceerd, maar ik introduceer ze nu als mijn lieve en heel dierbare vrienden.

En ten slotte is deze devotional speciaal voor mij omdat ik 55 jaar geleden aan de BYU afstudeerde en mijn eerste heuse voltijdbaan kreeg. Het was waarschijnlijk een ernstige fout van hen, maar de bestuurders in de kerkelijke onderwijsinstellingen namen mij als instituutsleerkracht en -hoofd aan. Het was een geweldige ervaring, en sindsdien draag ik het instituutsprogramma en de instituutscursisten in mijn hart.

Nu wil ik meteen duidelijk maken dat wij vieren niet van plan zijn jullie te forceren naar het instituut ‘te komen’ of, zoals sommige cursisten zeggen, ‘een cursus te nemen’. Wij zijn geen recruiters, en jongvolwassenen moeten niet het gevoel krijgen dat het doel van deze devotional of van het instituutsprogramma zelf is om de klassen vol te krijgen. Het is niet jouw taak om van het instituut een succesvol kerkprogramma te maken. Nee, het is juist andersom. Het instituut is er zodat jij een succesvolle heilige der laatste dagen kunt worden. We willen eerder dat het instituut jou ergens naartoe brengt, dan dat jij een instituutscursus neemt. De titel van mijn toespraak vanavond is dan ook: ‘De instituutsreis: nemen of brengen?’ En waar zou die reis je heen moeten brengen?

Allereerst willen we je dichter tot je Vader in de hemel brengen, dichter tot zijn Zoon, Jezus Christus en dichter tot de Heilige Geest. Door de ervaringen die we wereldwijd tijdens onze kerkopdrachten opdoen, hebben we het gevoel dat sommigen van jullie ver van God af staan, afgescheiden van persoonlijk gevoel voor de zending en verzoening van Jezus Christus, en vervreemd van de dagelijkse ervaringen met de Heilige Geest en de leiding die Hij je geeft. Natuurlijk voelt niet iedereen zich zo, maar velen van jullie wel. Dat is een grote zorg voor ons allen, omdat de Heiland zelf in zijn grote gebedsvolle verklaring heeft gezegd: ‘Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.’1

De instituutsreis is dus niet alleen een fijne spirituele ervaring of een beetje troost op een treurige dag. Nee, onze kennis van en onze relatie tot de leden van de Godheid is de kern van onze zoektocht naar het eeuwige leven. Een van de bestemmingen waar het instituut je heen kan brengen, is het diepzinnige, krachtige, verbluffende besef dat jouw geluk, jouw veiligheid, jouw gemoedsrust en uiteindelijk jouw heil de kern zijn van alles wat deze Goddelijke Wezens doen. Ik bedoel dus niet sommige dingen die Zij doen; ik bedoel alles wat Zij doen. Alles wat God, Christus, en de Heilige Geest doen, om nog maar te zwijgen van alle engelen die onder hun bevel staan, heeft te maken met jouw wensen, jouw dromen en jouw eeuwige leven. Als iets niet bijdraagt aan jouw geluk en groei, dan doen Ze het niet. Hoe kun je dat weten? Je komt het te weten in een instituutsles die jou naar het woord van God ‘brengt’. In dit geval zou ze je bijvoorbeeld naar het Boek van Mormon kunnen brengen.

Hoe dichter de profeet Nephi bij het eind van zijn leven kwam, des te vrijmoediger en, voor mij, mooier zijn prediking en leringen werden. In de Engelse uitgave van het Boek van Mormon beslaan zijn geschriften de eerste 117 pagina’s. Maar let op de laatste 20 pagina’s van zijn tekst, de pagina’s die zijn afsluitende getuigenis bevatten. Daarin schrijft hij deze eenvoudige waarheid voor ons, die de kern van zijn geloof is: ‘Ik zeg u dat de Here God […] niets [doet], tenzij het voor het welzijn van de wereld is.’2

Wat een eenvoudige uitspraak, maar wat een krachtige troost als het tot ons doordringt dat jij en ik zijn wereld zijn. Dat vers, samen met zoveel andere Schriftteksten, zegt mij dat we Gods hoogste prioriteit zijn. Dat het zijn primaire doel – zijn werk – is om ons te zegenen. Als zodanig heeft Hij ons nog nooit aan ons lot overgelaten, noch zal Hij ons ooit verlaten of vergeten. Deze liefde, deze zorg voor ons, is oneindig. Mormon heeft gezegd: ‘Wat van God is, nodigt uit en verlokt om voortdurend goed te doen.’3 Voortdurend. Ondanks dat Hij een universum beheert – planeten die Hij in hun baan houdt, zonnestelsels die Hij behoedt voor verpulvering, sterren zonder tal die Hij niettemin telt en waarvan Hij de namen weet, en alle bloemen die in de lente moeten ontspruiten – moet ik nog verdergaan? Willen jullie dat ik alle werken van God opnoem om duidelijk te maken dat die alle gericht zijn op en ondergeschikt zijn aan ons, onze kinderen, zijn kinderen, en dat zijn liefde voor ons, ons welzijn, ons geluk, ons heil, constant is?

‘Dit is mijn werk en mijn heerlijkheid,’ heeft Hij gezegd, ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’4

‘Hij doet niets, tenzij het voor het welzijn van [zijn kinderen] is.’5

‘Wat van God is, nodigt uit en verlokt om voortdurend goed te doen.’6

‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft.’7

Zo kunnen we nog even doorgaan. Het doel van het instituut is jou dichter bij een begrip van die getrouwe, betrouwbare, onfeilbare God te brengen.

In de Schriftteksten die ik net aanhaalde, proef je op wat voor een fijne reis het instituut je kan meenemen. Die reis brengt je naar de Schriften, waar je ontzagwekkende dingen zult aantreffen. Een van mijn vele geestelijke ervaringen met de Schriften vond plaats op de dag dat we in een les aan de BYU afdeling 5 van de Leer en Verbonden bestudeerden. (De Leer en Verbonden wordt dit jaar toevallig ook behandeld in de cursus Kom dan en volg Mij.)

In deze afdeling laat de Heer aan Joseph Smith weten dat het zijn taak is om het Boek van Mormon te publiceren. Joseph is dan pas 23 jaar, net zo oud als sommigen van jullie. Hij had de gouden platen al anderhalf jaar in zijn bezit, maar er kwam zoveel op hem af en er waren zoveel obstakels dat hij niet veel had kunnen vertalen.

Bovendien was hij zich er voortdurend van bewust wat hem nog allemaal te wachten stond. Denk je eens in wat er nog allemaal moest gebeuren om het koninkrijk van God te herstellen. De herstelling van de kerk met haar apostelen, profeten, functionarissen en priesterschappen lag grotendeels op zijn schouders. Hij zou openbaring over tiende en zendingswerk, het woord van wijsheid, en kerkbestuur ontvangen. Hij moest beginselen over zelfredzaamheid onderwijzen, de ZHV stichten en tempels bouwen. Hij moest plannen maken voor het nieuwe Jeruzalem en zendelingen naar de vier hoeken van de aarde sturen. Hij had al die dingen te doen en hij had, zo zou later blijken, niet erg lang te leven om die te doen. Dit alles lag hoe dan ook nog in het verschiet voor hem in de lente van 1829.

Maar dit is wat de Heer zei:

‘[Joseph,] u hebt een gave om de platen te vertalen; en dat is de eerste gave die Ik u heb verleend; en Ik heb u geboden op geen andere gave aanspraak te maken totdat mijn doel ermee is bereikt; want Ik zal u geen andere gave schenken voordat het is voltooid.’8

Ik kan me de dag dat we dat vers in de godsdienstles bestudeerden nog herinneren. Ik besefte toen voor het eerst hoe cruciaal de Schriften zijn voor onze hemelse Vader, en voor de herstelling van het evangelie, en voor ons in ons dagelijks leven. De boodschap van afdeling 5 is dat Joseph, hoewel hij veel te doen had, niets moest doen. Hij moest geen andere gave nastreven, voordat hij de vertaling van het Boek van Mormon af had en die verheven Schriftuurlijke getuige van Christus wereldkundig had gemaakt. Hij moest beginnen bij het begin, en de Schriften waren het begin van Josephs taken. Pas daarna mocht hij zich aan andere taken wijden, niet eerder. Er was geen succesvolle herstelling of oprichting van de kerk mogelijk geweest zonder het fundament van deze geopenbaarde Schrift. Zo kan ons leven ook niet op de voorgeschreven koers verdergaan zonder het fundament van de Schriften waarop we verder kunnen bouwen. Dat is wat het instituut kan bieden. Dat is waar het je naartoe kan ‘brengen’.

Schriftstudie is een cruciale voorbereiding op een andere belangrijke reis die velen van jullie moeten maken. We hopen dat iedere geschikte jongvolwassen man, en iedere jongvolwassen vrouw die ervoor kiest, een voltijdzending zal vervullen. Maar voordat je dat doet, behoor je de Schriften te bestuderen en lief te hebben. Dat was wat de Heer tegen Hyrum Smith zei toen die een zending wilde vervullen nog voordat de kerk officieel was opgericht. Slechts twee maanden nadat de Heer tegen Joseph had gezegd dat hij de hoogste prioriteit aan de vertaling van het Boek van Mormon moest geven, gaf Hij deze openbaring aan de geweldige en getrouwe broer van de profeet. Let op de rol van de Schriften om het onderwijs van een zendeling kracht bij te zetten.

En ik citeer: ‘Zie, het veld is reeds wit om te oogsten; daarom, laat wie verlangt te maaien, zijn sikkel inslaan met zijn macht […] en ernaar [streven] de zaak van Zion voort te brengen en te vestigen. […] Zie, Ik gebied u dat u [nog] niet hoeft te veronderstellen dat u geroepen bent om te prediken. […] Wacht nog wat langer, totdat u mijn woord, mijn rots […] en mijn evangelie hebt, zodat u mijn leer met zekerheid zult kennen.’

‘Tracht niet mijn woord te verkondigen, maar tracht eerst mijn woord te verkrijgen, en dan zal uw tong worden losgemaakt; dan, indien u dat verlangt, zult u mijn Geest en mijn woord hebben, ja, de macht van God om mensen te overtuigen.’9

Ik herinner me het verhaal van president Hugh B. Brown die eens een zendingsgebied bezocht. Tijdens een conferentie wilde hij een getuigenisbijeenkomst houden. De ene zendeling na de andere stond op en zei: ‘Ik weet dat het evangelie waar is.’ Aan het einde van de bijeenkomst stond president Brown op en zei: ‘Ik ben dankbaar dat jullie “weten dat het evangelie waar is”, maar ik heb zitten wachten tot een van jullie “Ik ken het evangelie” zou zeggen. Dan zou ik meer onder de indruk zijn als je zegt dat je weet dat het waar is.’10

Uiteraard probeerde hij die zendelingen iets te leren. Hij speelde een onderzoeker die de zendingslessen voor het eerst te horen kreeg. Hij wilde dat de zendelingen inzagen dat ze behoorlijke kennis van de kerkleer moesten hebben voordat hun getuigenis daarvan enige invloed kon hebben. Dat geldt nu net zozeer voor de zendelingen en toekomstige zendelingen als het eens voor Hyrum Smith gold. Ken de Schriften. Dan zal de Geest je helpen om te onderwijzen met ‘de macht van God om mensen te overtuigen’.11 Wat een geweldige formule voor succes in het zendingswerk. En tegen hen die al op zending zijn geweest, zeg ik: blijf zendingsbewust. Blijf de Schriften bestuderen. Houd je kennis ervan op peil met instituutslessen. Je moet er je hele verdere leven uit onderwijzen en van getuigen.

Ik wil jullie nog over een laatste reis vertellen waarop de standaardwerken en het instituut je kunnen meenemen. Het is een reis naar de stem van de Heer horen, iets waar we vast en zeker allemaal naar verlangen. Luister naar deze leer.

Na een openbaring die in de Leer en Verbonden als afdeling 18 zou worden opgenomen, gegeven net voordat Petrus, Jakobus en Johannes kwamen om het Melchizedeks priesterschap te herstellen, zei de Heer over de openbaringen die werden opgeschreven en gebundeld:

‘Deze woorden zijn niet van mensen, noch van de mens, maar van Mij; […]

want het is mijn stem die ze tot u spreekt; want ze worden u door mijn Geest gegeven, en door mijn macht kunt u ze elkaar voorlezen; en anders dan door mijn macht zou u ze niet kunnen hebben;

‘Daarom,’ luister goed, ‘daarom kunt u getuigen dat u mijn stem hebt gehoord en mijn woorden kent.’12

De Schriften aan ‘elkaar voorlezen’? Dat klinkt als een instituutsles. Maar of het nu gaat om een les of een avondmaalsdienst, een ringconferentie of privéstudie, als we de Schriften lezen of horen, horen we de stem van God, en dat is een bijzondere, heilige ervaring. Dat is een reis die het ondernemen waard is.

Laat een instituutsklas die reis mogelijk maken. Geliefde jonge vrienden, jullie hebben belangrijk werk te doen. Jullie zijn, net als Esther, voor een tijd als deze geboren. Wees niet bang en raak niet ontmoedigd. God zal altijd bij je zijn op je reis. Zorg er alleen voor dat je Hem en zijn woord meeneemt. Bid altijd om zijn stem in die Schriften te horen.

Ik zal aan het eind van deze bijeenkomst de gelegenheid krijgen om mijn getuigenis te geven, maar laat me nu alvast zeggen dat ik van de Schriften houd en me afvraag waar mijn levensreis me zonder de Schriften gebracht zou hebben. Ik weet dat Jezus de Christus is en ik weet dat het evangelie waar is, onder andere doordat ik de Schriften heb bestudeerd en lessen zoals die van het instituut van godsdienstonderwijs heb bijgewoond. Ik kan zeggen dat ik ‘weet dat Jezus de Christus en dat het evangelie waar is’, omdat ik kan zeggen: ‘Ik ken Jezus Christus en ik ken het evangelie’ – althans, ik begin ze te leren kennen, en dat is het grootste voorrecht van mijn leven. Ik nodig jullie uit om dezelfde reis te ondernemen. In de naam van Jezus Christus. Amen.