Het leven vóór dit aardse leven. Alle mannen en vrouwen hebben als zijn geestkinderen bij God gewoond voordat zij als sterfelijk mens naar de aarde kwamen. Dit wordt ook wel de eerste staat genoemd (Abr. 3:26 ).
Toen God de aarde grondvestte, juichten al de kinderen van God, Job 38:4–7 .
De geest keert terug tot God die hem gegeven heeft, Pred. 12:7 .
Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend, Jer. 1:4–5 .
Wij zijn allen van zijn geslacht, Hand. 17:28 .
God heeft ons uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld, Efez. 1:3–4 .
Wij moeten ons onderwerpen aan de Vader van de geesten, Hebr. 12:9 .
De engelen die hun oorspronkelijke staat niet hebben bewaard, heeft Hij met eeuwige boeien in verzekerde bewaring gesteld, Judas 1:6 (Abr. 3:26 ).
De duivel en zijn engelen werden neergeworpen, Openb. 12:9 .
Christus zag uit op de weidse uitgestrektheid van de eeuwigheid en de heerscharen van de hemel voordat de wereld was gemaakt, LV 38:1 .
De mens was eveneens in het begin bij God, LV 93:29 (Hel. 14:17 ; LV 49:17 ).
Edele geesten werden in het begin gekozen om heerser in de kerk te zijn, LV 138:53–55 .
Velen ontvingen hun eerste lessen in de geestenwereld, LV 138:56 .
Alle dingen werden geestelijk geschapen voordat ze op de aarde waren, Moz. 3:5 .
Ik heb de wereld gemaakt, en de mensen, voordat zij in het vlees waren, Moz. 6:51 .
Abraham zag de intelligenties die waren georganiseerd eer de wereld was, Abr. 3:21–24 .