Studiewijzers
Juda


Juda

De vierde zoon van Jakob en Lea uit het Oude Testament (Gen. 29:35; 37:26–27; 43:3, 8; 44:16; 49:8). Jakob zegende Juda dat hij een natuurlijke leider zou zijn onder de zonen van Jakob en dat Silo (Jezus Christus) zijn nakomeling zou zijn (Gen. 49:10).

De stam Juda

De stam Juda nam de leiding toen de Israëlieten eenmaal in Kanaän waren gevestigd. Zijn grootste rivaal was de stam Efraïm. Mozes gaf de stam Juda een zegen (Deut. 33:7). Na de regering van Salomo werd de stam Juda het koninkrijk Juda.

Het koninkrijk Juda

Tijdens de regering van Rehabeam werd het rijk van koning Salomo opgesplitst in twee verschillende koninkrijken, grotendeels wegens de jaloezie tussen de stammen Efraïm en Juda. Het zuidelijke koninkrijk (Juda) omvatte de stam Juda en het overgrote deel van Benjamin. De hoofdstad was Jeruzalem. Over het algemeen genomen was het trouwer aan Jehova dan het noordelijke koninkrijk Israël. Juda stond minder bloot aan het gevaar van aanvallen uit het noorden of het oosten, terwijl de macht, tot aan de Babylonische ballingschap, in handen bleef van het geslacht van David. Het koninkrijk Juda slaagde erin nog 135 jaar stand te houden na de ondergang van het machtiger koninkrijk Israël, waarvan het aantal inwoners dat van Juda overtrof.

Het hout van Juda

Dit is de aanduiding van de Bijbel als kroniek van het huis van Juda (Ezech. 37:15–19). In de laatste dagen, wanneer de verschillende takken van het huis van Israël weer bij elkaar worden gebracht, zullen hun heilige kronieken eveneens worden bijeengebracht. Deze schriftuurlijke verslagen vullen elkaar aan en vormen een gezamenlijk getuigenis dat Jezus de Christus is, de God van Israël en van de gehele wereld (BJS, Gen. 50:24–36 [Aanhangsel]; 2 Ne. 3; 29).