President Thomas S. Monson

(1927–2018)

Profeet en vriend


Thomas S. Monson, president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, is op 2 januari 2018 overleden. Hij vervulde de positie van president sinds februari 2008, was van 1985–2008 raadgever in het Eerste Presidium, en van 1963–1985 lid van het Quorum der Twaalf apostelen. Zijn vrouw, Frances, was hem in 2013 reeds voorgegaan. Ze hebben drie kinderen.

President Thomas S. Monson

De patiënt leek klaar om de eerste hulp van het ziekenhuis in Salt Lake City te verlaten, maar de dienstdoende arts en zijn personeel aarzelden. De man was volledig hersteld, maar zijn onverzorgde uiterlijk en onstabiele levensomstandigheden baarden hun zorgen. ‘Hebt u familieleden of vrienden die u met de rest van de behandeling kunnen helpen?’ vroeg de arts. ‘Niet echt’, antwoordde de patiënt. Maar plots kwam er een gedachte in hem op: ‘Ik heb wél een vriend die soms voor me zorgt. Zijn naam is Tom Monson.’2

President Thomas S. Monson zwaait op de ons bekende manier na een bijeenkomst van de aprilconferentie in 2013.

President Thomas Spencer Monson was ‘een bijzondere vriend van de underdogs’ en van ‘de stakkers’, aldus een goede vriend.3 Zijn hele leven, waaronder ruim dertig drukke jaren als lid van het Eerste Presidium, gaf hij prioriteit aan het bezoeken van bejaarde vrienden en vreemdelingen. En als de Geest hem ertoe aanspoorde, nam hij tijdens belangrijke vergaderingen zelfs de tijd om zieke kinderen te zalven. Als hij professionele sportwedstrijden bijwoonde, nodigde hij in plaats van vooraanstaande kennissen of overheidsfunctionarissen jeugdvrienden uit, met wie hij in een arme buurt opgegroeid was. Hij woonde elke reünie van de West High School bij en droeg telkens een naamplaatje met ‘Tom Monson’ erop. Diezelfde Thomas Monson maakte volgens een van zijn zoons ‘geen onderscheid op basis van publieke status, imago of indrukwekkende prestaties. Hij schonk een eenvoudige vriend van vijftig jaar geleden evenveel – en soms zelfs meer – aandacht als een gouverneur, senator of vooraanstaande zakenman.’4

IP-918533

President Thomas S. Monson. Foto Tom Smart, Deseret News.

Mensen van hoge en lage stand, en miljoenen vrienden en volgelingen binnen en buiten de kerk, zijn door het overlijden van de zestiende president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen een trouwe vriend kwijtgeraakt. President Monson heeft gezegd: ‘Ik heb altijd de hulp van de Heer nodig gehad, en heb er altijd om gevraagd.’5 Hij heeft tijdens zijn ambtstermijn de hele wereld de hand gereikt door middel van humanitaire hulp, kerkelijke webpagina’s die transparantie en verduidelijking van ingewikkelde kwesties verschaffen, pr-campagnes waardoor de wereld de kerk beter begrijpt, en een reeks vernieuwingen die het heilswerk bevorderen. Enkele van die vernieuwingen zijn de verlaging van de leeftijd waarop jonge mannen en vrouwen op zending kunnen gaan, uitbreiding van de manieren waarop zendelingen met anderen in contact komen (zoals het gebruik van technologie), en onlineforums die kerkleiders en leden in virtuele face-to-facegesprekken dichter bij elkaar brengen. Tijdens zijn ambtsperiode verscheen er een nieuw Handboek kerkbestuur, dat christelijk discipelschap beklemtoonde. Het familiehistorisch werk werd vereenvoudigd. Daarmee werd het makkelijker om te zoeken naar namen en die voor plaatsvervangende dopen en andere heilsverordeningen bij de tempel in te dienen.

President Thomas S. Monson buigt zich na een bijeenkomst van de algemene oktoberconferentie in 2013 voorover om een jongen de hand te schudden. Foto August Miller, Deseret News.

President Monson heeft veel bereikt, maar iedereen is het er over eens dat zijn krachtige voorbeeld zijn belangrijkste nalatenschap is. In een van zijn lievelingsteksten, Handelingen 10:38, staat dat Jezus van Nazareth ‘het land doorgegaan is, terwijl Hij goeddeed’. President Monson volgde de oproep van de Heiland op door hongerigen te voeden, vreemdelingen gastvrij te onthalen, naakten te kleden, zieken te bezoeken, en gevangenissen van eenzaamheid en wanhoop te betreden die vaak diep ongelukkigen gevangenhouden (zie Mattheüs 25:34–40). Doordat president Monson menslievend was, zich concentreerde op mensen in plaats van programma’s, en zich voor de indrukken van de Geest openstelde, schreef een journalist die hem tientallen jaren gevolgd heeft: ‘Ik ken maar weinig mensen die zich zo met hart en ziel toewijden aan het sterken, troosten en opbeuren van hun naasten.’6 Een leven dat in het teken stond van familie, tegenslag, kansen en, uiteraard, dienstbetoon maakte van Thomas S. Monsons bediening een fantastische, christelijke nalatenschap.


Een gul gezin

Op de hoek van 500 South en 200 West, dicht bij de spoorlijn die door Salt Lake City loopt, brachten George Spencer en Gladys Condie Monson in de crisisjaren van de vorige eeuw hun gezin groot. Gladys’ familieleden, nakomelingen van Schotse pioniers, woonden in de buurt. George’ grootouders waren in Zweden en Engeland lid van de kerk geworden voor ze naar Amerika emigreerden en zich in Salt Lake City vestigden. Op 21 augustus 1927 kregen George en Gladys hun eerste zoon en tweede kind. Ze noemden hem Thomas Spencer Monson, naar zijn moeders vader, Thomas Sharp Condie, en naar zijn vader.

George Spencer Monson en Gladys Condie, de ouders van Thomas S. Monson.

Het ouderlijk gezin van Thomas Monson schonk niet alleen hun familieleden liefde, maar ook veel anderen. Bezoeken van hongerige passanten, waren niet uitzonderlijk in hun buurt. Toms moeder, Gladys, ontving ze en gaf ze te eten ‘alsof ze hen allemaal persoonlijk uitgenodigd had’, zou president Monson later zeggen.7 Ze stuurde ook elke zondag een maaltijd naar ‘ouwe Bob’ die in hun straat woonde. Bob gaf Tom regelmatig een dubbeltje als hij het eten bracht. ‘Ik kan dat geld niet aannemen’, antwoordde Tom nadenkend. ‘Mijn moeder zou me levend villen.’8 Op zondag droeg Toms vader soms oom Elias, zijn broer die door artritis kreupel was geworden, naar zijn Oldsmobile uit 1928, en reed samen met Tom een rondje met hem door de stad.

‘Mijn ouders maakten in die periode van mijn leven een diepe indruk op me’, zei president Monson. ‘Ik besefte niet dat ze zelden naar de kerk gingen.’9 Hij herinnerde zich ook dat er thuis een sfeer van verdraagzaamheid en welwillendheid heerste: ‘Mijn vader zei nooit iets negatiefs over iemand anders. Hij verliet zelfs de kamer als iemand respectloos of negatief over iemand anders sprak.’10

Het is weinig verrassend dat Tom die houding en gewoonten overnam. Een keer met de kerst was hij dolgelukkig omdat hij een elektrische treinset gekregen had. Toch wist hij zijn moeder over te halen om hem ook nog een wagon te geven uit de minder mooie treinset die ze aan de zoon van een weduwe verderop in de straat gingen geven. Toen Tom en zijn moeder het geschenk afgaven en Tom zag hoe enthousiast de jongen over de schamele treinset was, begon hij zich schuldig te voelen. Hij rende naar huis en haalde niet alleen de wagon die hij uit de treinset gehaald had, maar ook nog een van de wagons uit zijn eigen treinset.11 Later bood Tom de familie van een vriend die nog nooit kalkoen of kip gegeten had zijn twee konijntjes als kerstmaal aan. En toen een vrouw bezwaar maakte omdat Tom met zijn makkers bij wedstrijdjes in de buurt honkballen in haar tuin sloeg (vaak nam ze de ballen in beslag) besloot Tom de crisis te bezweren. Zonder dat ze er een woord over wisselden, gaf hij in de zomer haar tuin regelmatig water en harkte hij in de herfst bladeren van haar gazon. Toen vroeg ze hem op een dag binnen om hem op melk en koekjes te trakteren – en gaf hem een doos vol honkballen.13

President Monson gaf echter vaak genoeg toe dat hij in zijn jeugd naast goede daden ook kattenkwaad uithaalde en daarvoor soms een uitbrander kreeg. Samen met zijn neef ving hij op een keer zwerfhonden in de buurt en sloot ze in de kolenschuur in de achtertuin op. Zes van die honden liepen Toms vader onder de voet toen die de deur opende.14 Op een dag nam de jeugdwerkpresidente Tom terzijde. Ze zei dat het wilde gedrag van veel jongens tijdens de opening van het jeugdwerk haar verdriet deed. Tom bood zijn hulp aan. ‘De problemen in het jeugdwerk bestonden vanaf die dag niet meer’, herinnerde hij zich.15 Maar verleiding was er nog wel. Op een dag overtuigde hij een vriend ervan om samen het door-de-weekse jeugdwerk over te slaan. Tom zou een cent uit zijn zak in de bijdragendoos voor het Primary Children’s Hospital stoppen, waarna ze zouden ontsnappen. Daarna wilden ze met het dubbeltje in zijn zak bij Hatch Dairy ijsjes gaan halen. Maar dat plan viel in het water toen de jongens ontdekten dat Tom per ongeluk het dubbeltje aan een goed doel had gegeven. Dus ze kwamen terug en Tom stopte terneergeslagen ook de laatste cent in de collectebus. ‘Ik heb lange tijd gedacht’, zei hij later, ‘dat ik misschien wel de grootste investering in het Primary Children’s Hospital gedaan had.’16

De jonge Tom Monson op zijn driewieler bij zijn ouderlijk huis.

De familie Monson verbleef vaak in een blokhut in de Provo Canyon. Daar ontstond zijn liefde voor de eendenjacht, kamperen, vissen en in de rivier zwemmen. Tom redde er zelfs een meisje dat in een gevaarlijke draaikolk terecht was gekomen.17 En een keer hadden een vriend en hij wat onkruid nabij de blokhut in brand gestoken. Zoals altijd legde hij aan de hand van het verhaal een belangrijk evangeliebeginsel uit.18

Thomas S. Monson – links als 13-jarige in Vivian Park en rechts met zijn zoon Clark op 19 juli 1971 – was graag in de buitenlucht.

Door wekelijks meermaals de Chapman-bibliotheek, dicht bij zijn huis in Salt Lake City, te bezoeken, ontwikkelde hij een voorliefde voor boeken en schrijvers. Daardoor kon hij later zijn favoriete dichters zoals Wordsworth, Longfellow, Bryant, Tennyson en Shakespeare uitvoerig citeren.19

Hij kreeg in zijn jeugd ook interesse in het houden van duiven. Op een dag leerde hij daardoor een belangrijke les over rentmeesterschap: een quorumadviseur Aäronische priesterschap gaf hem een duif die steeds naar de adviseur terugvloog. Zo had die de gelegenheid om wekelijks een priesterschapsgesprek met de jongen te houden.20 Maar volgens Tom was het Lucy Gertsch, zijn geliefde zondagsschoolleerkracht, die het fundament van zijn getuigenis van Jezus Christus gelegd heeft. Door haar liefde veranderde het onhandelbare gedrag van een klas wilde jongens die naar zuster Gertsch’ geestelijke lessen over de Bijbel luisterden.21


Volwassen worden

Vanwege de economische beperkingen tijdens de crisisjaren was Tom als 12-jarige genoodzaakt om in de drukkerij van zijn vader te werken.22 Maar tijdens Toms jaren op de middelbare school was de dreiging van de Tweede Wereldoorlog erger dan die van de crisis. ‘Iedere jonge man wist dat hij het leger in moest als [de oorlog] aanhield’, zei president Monson over zijn tienerjaren.23 Hij was een uitmuntende leerling met een voorliefde voor geschiedenis en ging op zijn 17e aan de University of Utah studeren.24 Hij overwoog serieus om docent geschiedenis te worden, maar ging uiteindelijk toch voor een diploma bedrijfskunde. Hij volgde tevens de instituutslessen van dr. Lowell Bennion en dr. T. Edgar Lyon.25

Tom Monson was een goede leerling. Hij haalde op zijn 17e zijn middelbare-schooldiploma aan de West High School in Salt Lake City (Utah), waarna hij aan de University of Utah ging studeren.

Aan de universiteit ontmoette hij de vrouw van zijn leven. Tom werd tijdens een kennismakingsdansavond aan Frances Johnson voorgesteld, waarna hij haar het hof maakte. Later vergeleek hij zijn eigen luidruchtige thuis met dat van de familie Johnson en zei: ‘Ik was niet voorbereid op de deftige en rustige sfeer die [bij haar thuis] heerste’.26 Frances’ vader hoorde dat hij de naam Monson droeg. Hij omhelsde Tom met tranen in de ogen toen ze beseften dat Toms oudoom Elias de familie Johnson in Zweden over het evangelie verteld had.27 Tom en Frances hielden van bigbands en gingen vaak naar dansavonden met bandleiders zoals Tommy Dorsey en Glenn Miller.28

In 1945 ging Tom bij de reservisten van de Amerikaanse marine. Over de eerste drie weken van het opleidingskamp zei hij later: ‘Ik [was] ervan overtuigd dat mijn leven gevaar liep. De marine probeerde me niet te drillen, ze probeerde me te doden.’ Maar naast moeilijke tijden kende hij ook geestelijke ervaringen. Op een zondag liet een bevelvoerende onderofficier iedereen in de houding staan, waarna hij de katholieken, joden en protestanten naar hun aanbiddingsplek stuurde. Vervolgens sprak hij Tom aan en vroeg: ‘En hoe noemen jullie jezelf?’

Tom Monson ging in 1945 bij de reservisten van de Amerikaanse marine.

‘Tot op dat moment’, herinnerde president Monson zich later, ‘had ik niet beseft dat er nog mensen naast of achter me stonden op het exercitieterrein. Vrijwel als één man antwoordden we: “Mormonen!”’29

Op een nacht voor Kerstmis begon Toms mormoonse vriend Leland Merrill, die in het aangrenzende bed lag, te kermen van de pijn. Hij fluisterde wanhopig: ‘Monson, Monson, jij bent toch ouderling?’ Hij vroeg om een zalving. Dat had Tom nog nooit gedaan. Tom bad stilletjes om hulp en ontving een antwoord: ‘Kijk onderin je plunjezak’. Om twee uur ’s nachts vond hij daar een Handboek zendeling, waarin instructies voor het zalven van zieken stonden. ‘Terwijl er zo’n zestig nieuwsgierige matrozen toekeken, gaf ik hem een zalving’, zei hij later. ‘Voordat ik mijn spullen weer had ingepakt, lag Leland Merrill als een roos te slapen.’30 Tom leerde tijdens zijn militaire dienst ook van anderen. Zo bewonderde hij een jonge katholiek die ’s avonds knielde om te bidden, terwijl ‘wij, mormonen, liggend in ons bed baden’.31

Tom was een jaar in militaire dienst en keerde toen terug naar huis. Hij studeerde cum laude af aan de University of Utah, waarna hij als manager van de advertentieafdeling bij Deseret News, de krant van de kerk, aan de slag ging. Enkele maanden later, op 7 oktober 1948, trad hij in de Salt Laketempel met Frances Beverly Johnson in het huwelijk. ‘Ik leerde al gauw op mijn eigen benen te staan’, zei zuster Monson over hun eerste jaren als echtpaar.32 De Heer vroeg de jonge broeder en zuster Monson bijna meteen om aan hun onophoudelijke dienst bij het opbouwen van Gods koninkrijk te beginnen.

Tom Monson trouwde op 7 oktober 1948 in de Salt Laketempel met Frances Johnson.


Persoonlijke bediening

In mei 1950 werd John R. Burt, de bisschop van Tom en Frances, als lid van het ringpresidium geroepen. De ringpresident vroeg bisschop Burt wie volgens hem zijn taak als bisschop moest overnemen, waarop die even stil werd: ‘Ik probeerde te bedenken hoe ik [de ringpresident] moest uitleggen waarom ik vond dat een 22-jarige me als bisschop moest vervangen.’33 En zo begon de bediening van Thomas S. Monson in de wijk Temple View 6–7, een wijk met 85 weduwen, die toentertijd grote behoefte aan welzijnszorg had. Als bisschop van die wijk werd Toms aanleg voor liefdadigheid versterkt. In de kersttijd bezocht hij iedere weduwe en gaf hun iets lekkers, een boek of een braadkip.34 Hij ontwikkelde een sterke band met ‘zijn weduwen’ en bleef velen van hen lang na zijn ontheffing als bisschop jaarlijks bezoeken. Hij sprak als algemeen autoriteit zelfs op alle 85 begrafenissen.35 ‘Mijn onbekwaamheid stemde me nederig’, zei hij over de vijf jaar dat hij als bisschop werkzaam was. Maar hij was ook dankbaar: ‘Ik ontwikkelde al heel vroeg medeleven voor mensen in nood, ongeacht hun leeftijd of omstandigheden.’36 Hij hielp iedereen binnen de grenzen van zijn wijk, ook andersgelovigen, en reikte minderactieve leden de hand. Eens betekende dat dat hij op zondagochtend naar een tankstation moest gaan om een jonge man, die in de garage in een smeerkuil werkte, voor zijn quorumvergadering uit te nodigen.37

Bisschop Monson (midden) met de laatste twee van zijn zes raadgevers: Elwood A. Blank (links) en William M. Larsen (rechts).

In die roeping leerde hij ook een moeilijke les. Tijdens een leidersvergadering op ringniveau kreeg bisschop Monson de duidelijke ingeving dat hij een oud lid van de wijk meteen in het ziekenhuis moest gaan bezoeken. De ringpresident was echter aan het woord. De jonge bisschop wachtte ongeduldig tot hij zijn toespraak beëindigd had en haastte zich naar het ziekenhuis. Toen hij naar de kamer van de man rende, hield een verpleegster hem tegen. ‘Bent u bisschop Monson?’ vroeg ze. ‘De patiënt vroeg naar u vlak voor hij stierf.’38 Terwijl bisschop Monson die avond huiswaarts reed, zwoer hij nooit nog een ingeving van de Heilige Geest te negeren. Dat voornemen is hem zijn hele leven bijgebleven.

Tom Monson ten tijde van zijn roeping als bisschop.

Als 27-jarige werd hij als raadgever in het ringpresidium geroepen, en als 31-jarige in 1959 als zendingspresident in Canada. De zendelingen onder zijn toezicht herinneren zich dat hun leider erg goed op de Geest afgestemd was. Vaak luisterde hij naar een ingeving zodat hij bij de flat van een zendeling aankwam vlak voor die iets fouts ging doen.39 Hij had aandacht voor de zendelingen, leerde hun naam, besprak problemen en zorgen met hen, en deed zijn uiterste best om een vroegtijdig vertrek of disciplinaire raad te voorkomen. De familie Monson telde ondertussen ook twee kleine kinderen, Thomas Lee en Ann Frances. Hun derde kind werd in Canada geboren. De gezinsleden konden tijdens die zending meer tijd met elkaar doorbrengen dan ze gewend waren. Canada kreeg een speciaal plekje in Toms hart, wat duidelijk tot uiting kwam toen hij in 2010 als president van de kerk de Vancouvertempel inwijdde. Hij had een Canadese vlag op zijn revers en veranderde de openingslofzang in ‘O Canada’.40

Toen ze terug in Salt Lake City waren, werd Tom algemeen directeur van de Deseret Press. Frances zorgde voor de kinderen, diende in de wijk en steunde haar man die in verschillende priesterschapscomités werkzaam was.

Tom Monson, assistent-manager van de drukkerij, keurt een proefdruk van de Improvement Era die door Deseret News Press gedrukt werd. Ook op de foto (v.l.n.r.): George Veenendaal, voorman; Herman deMik, drukker; Doyle L. Green, hoofdredacteur van het tijdschrift; en Louis C. Jacobsen, manager van de drukkerij.

Door Toms uitgebreide betrokkenheid bij verschillende comités van de kerk (bijvoorbeeld op het gebied van coördinatie van het leermateriaal voor volwassenen, zendingswerk en genealogie), dacht hij dat president David O. McKay het over zijn huidige roeping wilde hebben toen die hem op kantoor ontbood. Dat was niet het geval. President McKay riep hem als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen ter vervanging van ouderling N. Eldon Tanner die als raadgever in het Eerste Presidium geroepen was. Tom stond er perplex van. Hij kon geen woord uitbrengen. Hij verzekerde president McKay: ‘Ik zou elk talent waarmee ik gezegend was in de dienst van de Meester aanwenden. Ik zou er zelfs zo nodig mijn leven voor geven.’41

President Monson beloofde om niemand buiten zijn vrouw over de roeping te vertellen. Op de vooravond van de algemene conferentie op 4 oktober 1963 deed hij geen oog dicht. Toen hij aankwam, ging hij bij de andere leden van het huisonderwijscomité zitten. Hugh Smith, een vriend die naast hem zat, vertelde hem over een raar toeval: de laatste twee keer dat er een algemeen autoriteit geroepen werd, zat die man telkens naast Hugh.42 Toen Thomas Monsons naam bekend werd gemaakt, ‘keek Hugh Smith naar me en zei eenvoudigweg: “De bliksem is voor de derde keer op dezelfde plek ingeslagen.” De afstand van het publiek naar het podium was de langste die ik ooit afgelegd heb.’43

Thomas S. Monson in de algemene conferentie op 4 oktober 1963, vlak voor hij op 36-jarige leeftijd als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen gesteund werd.


Lid van het Quorum der Twaalf Apostelen

Thomas S. Monson werd op 36-jarige leeftijd de jongste man die als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen geroepen werd sinds Joseph Fielding Smith in 1910, die toen 33 was. Hij was 22 jaar lid van het Quorum der Twaalf: van 1963 tot 1985, toen hij als raadgever van president Ezra Taft Benson geroepen werd. Hij was ook bij elk hoofdcomité van de kerk betrokken, vaak als voorzitter.44 Het ledental ontwikkelde zich in die periode van een homogene groep in het westen van de Verenigde Staten tot een uitermate diverse wereldwijde gemeenschap.45 Hij werd door president David O. McKay als apostel geroepen, maar diende ook onder president Joseph Fielding Smith (1970–1972) en president Harold B. Lee (1972–1973). Het was tijdens de ambtstermijn van President Spencer W. Kimball (1973–1985) dat president Monson een Schriftuurcomité leidde dat in 1979 een King Jamesbijbel van 2400 pagina’s uitbracht. Die uitgave bevatte de Topical Guide, Bible Dictionary en een baanbrekend voetnotensysteem. President Monson was ook aanwezig toen president Kimball de historische openbaring ontving dat alle trouwe mannelijke leden het priesterschap zouden ontvangen.46

Ouderling Thomas S. Monson naast de ouderlingen Gordon B. Hinckley, Howard W. Hunter en Richard L. Evans. Ouderling Ezra Taft Benson spreekt tijdens de algemene conferentie.

Maar voor de leden die na de Tweede Wereldoorlog achter het IJzeren Gordijn woonden, was president Monsons grootste prestatie als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen zijn werk voor de Oost-Europese heiligen. Dieter F. Uchtdorf, Duits lid van het Eerste Presidium, zegt: ‘De zegeningen die hij ons land en Europa gebracht heeft, zijn zo wezenlijk, zo belangrijk en zo uniek en waardevol dat ik echt geloof dat de Heer hem voorbereid had om de geschiedenis van Duitsland te veranderen.’47 De communistische regering van de toenmalige Duitse Democratische Republiek onderdrukte godsdienstbeleving. De leden van de kerk bleven echter getrouw ondanks discriminatie, verlies van werk- en onderwijskansen, en toezicht als ze bijeenkwamen. President Monson bezocht hen vaak. Op een keer had hij het hele kerkelijke handboek zo goed als uit zijn hoofd geleerd om het in Oost-Duitsland te kunnen uittypen. Het was namelijk verboden om kerkmateriaal het land in te brengen. Hij ging in het kantoor van een gemeente zitten en begon eraan. Na een aantal pagina’s keek hij rond en zag hij op een boekenplank achter zich een exemplaar van het handboek staan.48 Hij onderhandelde onvermoeibaar met de Oost-Duitse overheid om enkele heiligen de algemene conferentie te laten bijwonen en de tempel in het buitenland te laten bezoeken. De Oost-Duitse heiligen snakten naar dezelfde mogelijkheden als de heiligen in de rest van de wereld.

In 1978 beloofde president Kimball president Monson: ‘De Heer zal die trouwe [Oost-Duitse] leden de zegeningen van de tempel niet ontzeggen.’ Hij voegde er met een glimlach aan toe: ‘Zoek maar een manier.’49 Toen president Monson en de Oost-Duitse kerkleider Henry Burkhardt de overheid om toestemming bleven vragen om zes echtparen per keer de Zwitserse tempel te laten bezoeken, deed de overheid een verrassend voorstel: ‘Waarom bouwt u hier geen tempel?’ In oktober 1982 kondigde het Eerste Presidium aan dat er in Freiberg in de Duitse Democratische Republiek een tempel zou worden gebouwd. Het zou de eerste tempel in een communistisch land worden. Die aankondiging was bijna net zo ongelofelijk als de wonderbaarlijke overeenkomst die president Monson, ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen en Oost-Duitse kerkleiders later met overheidsfunctionarissen en staatshoofd Erich Honecker sloten. Daardoor konden zendelingen het land al vóór de val van de Berlijnse muur betreden en verlaten.50 President Monson schreef: ‘Ik heb gezien hoe de hand van de Heer zich geopenbaard heeft en over de leden van de kerk gewaakt heeft in landen die eens onder een communistisch bewind vielen.’51

Voor de Freibergtempel die in 1985 ingewijd is. V.r.n.l.: ouderling Thomas S. Monson en zijn vrouw, Frances; ouderling Robert D. Hales en zijn vrouw, Mary; ouderling Joseph B. Wirthlin en zijn vrouw, Elisa; Emil Fetzer.

De wereldschokkende gebeurtenissen en zware bestuurlijke taken ten spijt bleef president Monson zich concentreren op de ingevingen van de Heilige Geest en op het individu. Nadat hij een vriend in het ziekenhuis een zalving gegeven had, had president Monson het gevoel dat hij ‘tijdens dat bezoek meer gedaan had dan in een hele week vergaderen aan de hoofdzetel van de kerk.’52 Er bestaan tal van verhalen waarin president Monson zijn taken als algemeen autoriteit even uitstelde, zodat hij naar een ziekenhuis, bejaardentehuis of woning kon gaan om een zieke of eenzame te bezoeken. In Shreveport (Louisiana) kon hij vanwege ringbijeenkomsten een terminaal ziek meisje niet bezoeken dat hem om een zalving gevraagd had. Maar tijdens de leidersbijeenkomst op zaterdagavond ‘hoorde ik een stem tot mijn geest spreken. De boodschap was kort. Ik herkende de woorden: “Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God” (Markus 10:14).’53 Hij reisde de volgende ochtend 130 kilometer naar het huis van Christal Methvin. De geest was sterk aanwezig. Hij gaf haar in aanwezigheid van haar familie een zalving. Vier dagen later overleed ze.

Als president Monson arme Oost-Duitse leden ontmoette, gaf hij zijn pak, schoenen, rekenmachine en zelfs een set Schriften met aantekeningen er in weg.54 Hij vergat ook de leden uit de wijk Temple View 6–7 niet. Hij zorgde voor oudere en arme vrienden zoals Ed Erickson, die president Monson voor familiebijeenkomsten uitnodigde en voor wie hij verjaardagsfeestjes gaf. In 2009 sprak hij in een toespraak over Ed: ‘Heb de moed om anderen niet te oordelen en te kritiseren, en de moed om ervoor te zorgen dat iedereen erbij betrokken wordt en ze het gevoel te geven dat ze dierbaar en waardevol zijn.’55

Door zijn eerlijkheid en vriendelijkheid sloeg president Monson bruggen tussen de kerk en verschillende godsdiensten, burgerlijke organisaties en vooraanstaande leden van de gemeenschap. Hij was in een diverse buurt opgegroeid, had een goede band met andersgelovige familieleden en zei oprecht: ‘Er zijn overal goede mensen.’56 Hij ging graag met anderen om ‘onder wie velen die geen lid van de kerk zijn’, zei hij, ‘maar die zich inzetten voor de gemeenschap en burgerzin hebben.’57 Vooraanstaande leden van de gemeenschap, zoals een voormalig uitgever van de Salt Lake Tribune, die katholiek is, uitten hun waardering: ‘Als Tom Monson je kent, is hij je vriend. […] De kerk bevorderde de eenheid in deze gemeenschap door vriendschap toen ze Tom Monson tot het Eerste Presidium riep.’58 Een advocaat in Salt Lake City heeft gezegd: ‘Ik weet niet of de mensen beseffen in welke mate de mormoonse kerk bij de non-profitwereld betrokken is. President Monson weet heel goed welke behoeften er zijn.’59 Een leider van een andere godsdienst schreef naar President Monson: ‘U stelt uw hart steeds open voor de behoeften en verzoeken van het Leger des Heils. Uw medewerkers en u hebben ons met uw warmte en vriendelijkheid overladen.’60 Hij woonde in 1993 de feestelijkheden rond de inwijdingsdienst van de gerenoveerde Cathedral of the Madeleine in Salt Lake City bij, waar hij ook spreker was. Hij sprak tevens op katholieke begrafenissen van goede vrienden.61

President en zuster Monson spreken in de Cathedral of the Madeleine met bisschop George H. Niederauer van het bisdom van Salt Lake City.

President Monson zocht in hobby’s zoals duiven houden rust van zijn plichten. Dat gaf zijn kleinkinderen het idee om hem ‘opa vogeltje’ te noemen. Hij kreeg voor het duiven houden zelfs een erkenning van de Boy Scouts of America. Hij werd in 1969 lid van de Scouts’ National Executive Board en bleef dat vele jaren. Hij ontving de Silver Beaver Award, de Silver Buffalo Award en in 1993 de hoogste internationale scoutingonderscheiding, de Bronze Wolf. Roy Williams, een voormalig algemeen directeur van de scouts, grapte echter dat president Monson de beslissing van de scouts om geen onderscheiding voor duiven houden meer toe te kennen nooit te boven gekomen is.62

President Monson zocht in hobby’s zoals duiven houden rust van zijn plichten. Dat gaf zijn kleinkinderen het idee om hem ‘opa vogeltje’ te noemen.

President Monson had vele interesses. Toen hij lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was, behaalde hij zijn masterdiploma bedrijfskunde. Op zijn reizen bezocht hij graag militaire kerkhoven. Dat zijn volgens hem heilige plekken die gedachten oproepen van ‘verbrijzelde dromen, onvervulde hoop, verdrietige harten en levens die door de scherpe zeis van de oorlog neergemaaid zijn’.63 Hij las graag over de Tweede Wereldoorlog en genoot ’s avonds van de Amerikaanse misdaadserie Perry Mason op tv, al viel hij soms in slaap zodat hij de ontknoping miste.64 Hij hield ook van musicals. ‘Ik ben wat mijn vrouw, Frances, een “musicalverslaafde” noemt’, zei hij eens in de algemene conferentie.65 Hij keek op nieuwjaarsdag ook graag naar een footballwedstrijd. Hij zei daarover: ‘Ik begin als neutrale kijker, maar na enkele minuten weet ik welk team van mij mag winnen.’66 Hij praatte gedurende een vliegreis lange tijd met de persoon naast hem over kippen. En tijdens een ontbijt van de Boy Scouts of America in 1989 in het Witte Huis, ontdekte hij dat de Amerikaanse president George Bush net zoveel van Engelse springerspaniëls hield als hij.67

Maar zijn familie met acht kleinkinderen en vier achterkleinkinderen was uiteraard het belangrijkst. Hoewel hij weinig thuis was, herinneren zijn kinderen zich dat ze samen speelden, visten, op eenden joegen, in de tuin werkten, naar de bioscoop gingen, zwommen en sleeden.68 Zoon Tom heeft twee bijzondere herinneringen: als jongen met zijn vader dammen, en die keer dat zijn vader speciaal naar Louisville (Kentucky) vloog om hem een zalving te geven toen hij in het leger een longontsteking opgelopen had.69 Dochter Ann vond het altijd leuk om op zondagavond het verslag van haar vader te horen als hij van zijn kerktaken thuiskwam. En Clark koestert de herinnering aan de rit van ruim 60 kilometer die hij met zijn vader maakte om in Randolph (Utah) naar een haviksnest te gaan kijken.70 President Monson vond het leuk om het gras te maaien en in de kelder van hun huis een tafeltennistoernooi te houden.71

Thomas S. Monson met zijn vrouw, Frances, en hun kinderen, Tom, Ann en Clark.


Lid van het Eerste Presidium

Thomas S. Monson was gedurende 22 jaar in het Eerste Presidium werkzaam. In 1985 werd hij tweede raadgever van president Ezra Taft Benson en in 1994 tevens tweede raadgever van president Howard W. Hunter. Van 1995–2008 was hij gedurende dertien jaar eerste raadgever van president Gordon B. Hinckley.72 In zijn ambtstermijn als raadgever in het Eerste Presidium had president Monson veel aan zijn ruime ervaring in kerkbestuur. Hij had het erg druk en bracht veel tijd op kantoor door. Omdat hij raadgever werd van president Hinckley, die van alle kerkpresidenten het meest reisde, moest president Monson leidinggeven aan het drukke thuisfront. Er werden nu kleinere tempels gebouwd. Daardoor konden er meer gebouwd worden. Er werd een enorm Conferentiecentrum gebouwd, zodat duizenden leden de algemene conferentie en andere bijeenkomsten konden bijwonen. Er werden via satelliet wereldwijde instructiebijeenkomsten uitgezonden. En de tweehonderdste verjaardag van de profeet Joseph Smith werd in het Rice-Eccles Stadium aan de University of Utah gevierd met optredens van 42.000 jongeren uit de Salt Lake Valley en Wyoming.73

President Ezra Taft Benson met zijn raadgevers Gordon B. Hinckley en Thomas S. Monson (1986).

Maar, zoals ouderling Ronald A. Rasband van het Quorum der Twaalf Apostelen het zegt, had president Monson ‘het nooit te druk voor mensen’.74 Een van de mensen aan wie hij in de winter van 2000 extra tijd besteedde, was zijn vrouw. Na een zware val belandde Frances in het ziekenhuis. President Monson nam zijn papierwerk een paar weken mee naar haar ziekenhuiskamer, totdat ze weer aanspreekbaar was. En dit was het eerste dat zij zei: ‘Ik ben vergeten onze belastingaanslag over het vierde kwartaal te betalen.’75 Hij was ook vriendelijk voor Church News-verslaggeefster Gerry Avant, die vaak over president Monsons reizen verslag uitbracht. Op een dag nodigde hij haar uit om wat sightseeing met de familie Monson te doen, want, zei hij: ‘U hebt hard gewerkt.’76


President van de kerk

President Gordon B. Hinckley overleed op 27 januari 2008. Het Eerste Presidium werd ontbonden en president Monson werd weer president van het Quorum der Twaalf Apostelen. De man die dicht bij de spoorlijn opgegroeid was, in het jeugdwerk kattenkwaad uitgehaald had, en zelfs tijdens de crisisjaren zijn schamele bezittingen weggeschonken had, zou spoedig de leider van miljoenen heiligen der laatste dagen in de hele wereld worden. ‘Ik heb nooit gespeculeerd over wat de toekomst me brengen zou’, zei hij in een interview kort voor hij in de algemene aprilconferentie in 2008 als president van de kerk gesteund zou worden. ‘Misschien zou president Hinckley wel langer leven dan ik.’ Hij zei: ‘Ik heb altijd deze opvatting gehuldigd: “Dien waar je geroepen bent, niet waar je geweest bent of misschien nog zult komen. Dien waar je geroepen bent.”’77

Thomas S. Monson werd op 3 februari 2008 als zestiende president van de kerk aangesteld en geordend. Hij riep president Henry B. Eyring als eerste raadgever. Als tweede raadgever koos hij president Dieter F. Uchtdorf, een meertalige Duitse bekeerling die sinds 2004 lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was. Het nieuwe Eerste Presidium symboliseerde het wereldwijde karakter van de groeiende kerk.78 Op een persconferentie op 4 februari 2008 zei president Monson tegen de verslaggevers: ‘We bieden als kerk niet alleen de helpende hand aan onze eigen mensen, maar ook aan mensen van goede wil in de hele wereld, in de geest van broederlijke liefde die van de Heer Jezus Christus afkomstig is.’79

Het Eerste Presidium van de kerk wordt op 4 februari 2008 tijdens een persconferentie bekendgemaakt: president Thomas S. Monson; president Henry B. Eyring, eerste raadgever; en president Dieter F. Uchtdorf, tweede raadgever.

President Monson volgde hem op, en zijn bediening werd door een geest van broederschap en dienstbetoon gekenmerkt. De leiders van de kerk werkten regelmatig met katholieken, evangelische christenen en andere godsdiensten en groeperingen uit de samenleving samen om humanitaire hulpacties en morele kwesties te steunen. De kerkleiders nodigden leiders van andere kerken uit om aan universiteiten van de kerk te spreken, en ze steunden met online media bewegingen voor de bevordering van godsdienstvrijheid.80 President Monson en de leden van het Quorum der Twaalf Apostelen begonnen de leden van de kerk aan te sporen om andersgelovigen te dienen en de gemeenschap op te bouwen. Ze versterkten ook de banden met andere organisaties om over de hele wereld slachtoffers van  natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen te helpen. In de eerste vijf jaar van president Monsons ambtsperiode, bood de kerk hulp in de nasleep van aardbevingen in Haïti en Nepal, een Tsunami in Japan en overstromingen in Thailand. De kerk vaccineerde ook mensen in ontwikkelingslanden, zorgde voor schoon water in afgelegen dorpen, verlichtte internationale voedselcrisissen en bood hulp bij rampen in de Verenigde Staten.Die wereldwijde hulp en invloed werd door Slate.com opgemerkt. Zij zetten president Monson op de eerste plek in een lijst van de tachtig machtigste tachtigers in Amerika. Volgens het artikel was hij ‘de enige persoon op de lijst die miljoenen mensen als profeet van God leidde’.81

Onder president Monsons leiderschap begon de afdeling public affairs van de kerk ook met een initiatief om anderen te laten zien hoe groot de diversiteit onder heiligen der laatste dagen is. In de campagne ‘Ik ben mormoon’ werden heiligen der laatste dagen die voor bijzondere organisaties zoals Harley Davidson, de Library of Congress en rockbands werkten, in de kijker gezet. De hoofdzetel van de kerk lanceerde ook websites voor jongeren en anderen. Het kanaal BYUtv, dat eigendom van de kerk is, begon programma’s van hoge kwaliteit uit te zenden om een breder publiek aan te spreken. Er werd op de website van de kerk een reeks video’s van hoge kwaliteit geplaatst die scènes uit het Nieuwe Testament uitbeelden, waar ook andersgelovigen iets aan hebben. Er werden online ook verschillende evangelieverhandelingen gepubliceerd, waarin ingewikkelde kwesties op een duidelijke en wetenschappelijke manier verklaard werden. Daarnaast werd de website Mormon and Gay gelanceerd, waar men kerkelijke leerstellingen in verband met homoseksualiteit en persoonlijke verhalen van homoseksuele heiligen der laatste dagen en hun familieleden kan vinden.

De grootste wijzigingen die gedurende het presidentschap van president Monson plaatsvonden waren misschien wel ontwikkelingen op bestuurlijk gebied. Die wijzigingen hadden invloed op de manier waarop de kerk leidt, werkt, onderwijst en zendingswerk doet. In 2009 bracht de kerk een dvd en brochure over welzijnszorg uit en in 2010 een nieuw handboek met instructies voor kerkleiders Ze werden in twee wereldwijde instructie-uitzendingen toegelicht. Het nieuwe handboek beklemtoonde het werken in raden door open en eerlijke discussies, het verlichten van het werk van de bisschop door te delegeren, en vooral het helpen van de leden van de kerk om ware discipelen van Jezus Christus te worden. In 2010 begonnen de leden van het Quorum der Twaalf Apostelen ook priesterschapsleidersconferenties en gebiedsbeoordelingen te houden, waarbij een uitgebreide toetsing van humanitaire diensten, welzijnsbehoeften, zendingswerk en tempelwerk hoorde.

President Thomas S. Monson tijdens een toespraak aan de Brigham Young University (Provo, Utah; 1 november 2011). Foto Ravell Call.

Een van de opvallendste beleidswijzigingen onder president Monson werd in de oktoberconferentie van 2012 bekendgemaakt. President Monson kondigde aan dat mannen vanaf 18 jaar op zending konden gaan en vrouwen vanaf 19 jaar. Die unieke beleidswijziging bracht een enthousiasme voor zendingswerk teweeg, waardoor het hoogste aantal mannelijke en vooral vrouwelijke zendelingen ooit bereikt werd. Het stijgend aantal zendelingen (85.000 aan het eind van 2014) ging gepaard met het bouwen van nieuwe opleidingscentra voor zendelingen en het stichten van nieuwe zendingsgebieden. De leden namen ook deel aan ‘het werk bespoedigen’ door hun zoons en dochters thuis beter op een zending voor te bereiden en een bijdrage aan het plaatselijke zendingswerk te leveren. De technologie en het onlinezendingswerk, alsook de taak van ‘leidster zusterstraining’ (een leiderschapstaak voor zendelingzusters), droegen bij tot het stimulerende gevoel van vooruitgang en vernieuwing dat door de verlaging van de zendingsleeftijd was ontstaan.

Jonge vrouwen op jongere leeftijd op zending laten gaan, paste precies bij de inspanningen die president Monson deed om vrouwen meer bij leiderschapstaken, beslissingen en de wijk- en ringraad te betrekken. Om heiligen der laatste dagen meer waardering te laten ontwikkelen voor de belangrijke rol die zusters in elke bedeling in het evangelie gespeeld hebben – vooral tijdens de bediening van de Heiland en de herstelling van 1830 tot nu – publiceerde de kerk Dochters in mijn koninkrijk en spoorde het gebruik ervan thuis, in de ZHV, bij de jongevrouwen en in quorums aan. In 2014 werden de algemene bijeenkomsten voor de ZHV en de jongevrouwen vervangen door de algemene vrouwenbijeenkomst. Die bijeenkomst werd twee kerk per jaar voor alle vrouwen en meisjes van 8 jaar en ouder gehouden.

Betere en meer interactieve lesmethoden, waarbij vooral jongeren gestimuleerd werden om het evangelie toe te passen, maakten ook deel uit van president Monsons administratieve vernieuwingen. In 2013 werd Kom dan en volg Mij gepubliceerd, een leerplan voor jongeren dat hen ‘tot zegen zal zijn in hun pogingen om zich volledig te bekeren tot het evangelie van Jezus Christus’.82 Dat leerplan bood zowel leerkrachten als jongeren de gelegenheid om zoals de Heiland te onderwijzen. Het maakte gebruik van onlineleermiddelen, deelname van jongeren en geestelijke gesprekken om hun geloof en begrip van het evangelie op te bouwen. In 2016 werd met de publicatie van Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland en de toepassing van de maandelijkse leerkrachtenraad het onderwijs in de hele kerk verbeterd.

Tijdens het presidentschap van president Monson werden er ook wereldwijd nieuwe tempels aangekondigd. President Monson reisde voor tempelinwijdingen en -herinwijdingen onder meer naar Cebu City (Filipijnen), Curitiba (Brazilië), Kiev (Oekraïne), Panama-Stad (Panama) en Kansas City (Missouri). Dankzij de introductie van onlinehulpmiddelen voor genealogisch onderzoek was er in 2013 een toename van 11 procent in het aantal namen dat de leden voor tempelwerk instuurden. 2013 werd ‘een prima jaar voor familiegeschiedenis’ genoemd.’83

President Thomas S. Monson tijdens de hoeksteenceremonie van de Twin Fallstempel in Idaho (24 augustus 2008). Foto Scott G. Winterton, Deseret News.

Ondanks zijn drukke schema bleef president Monson gewoon Thomas Monson, de kerkleider die, zoals ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen het zegt, ‘waarschijnlijk onaangekondigd op de begrafenis van een gewone werknemer opduikt. Ik kan geen beter voorbeeld bedenken van de bediening van president Monson dan dat soort persoonlijke aandacht.’84

Op 23 mei 2013 presideerde hij de begrafenis van zijn geliefde vrouw, Frances, toen ze op 17 mei in een ziekenhuis in Salt Lake City overleden was. ‘Ze heeft me altijd gesteund’, zei president Monson tijdens de uitvaartdienst. Hij noemde haar ‘de ideale vrouw en moeder’.85 Hij bleef de rest van zijn presidentschap weduwnaar en werd op bijzondere aangelegenheden vaak door zijn dochter, Ann, vergezeld.

Tijdens president Monsons ambtsperiode werd sabbatheiliging beklemtoond als middel om geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus in tijden van twijfel en angst te bevorderen. In 2015 werd er op alle niveaus van de kerk en ook thuis een initiatief gestart om leden aan te sporen om van ‘de ​sabbat​ een verlustiging’ te maken (zie Jesaja 58:13) door zich op de Heer en hun verbonden met Hem te concentreren, en zo de beloofde zegeningen te ontvangen.

President Monson bleef ook begaan met minderactieven en behandelde ze nooit alsof ze het koninkrijk niet waard waren. Toen een oude man die al twintig jaar niet meer naar de kerk kwam bij een algemeen autoriteit aanklopte om advies over weer actief worden, haalde die een brief tevoorschijn die hem de motivatie gegeven had om terug te keren: ‘U bent lang genoeg weggeweest. Het is tijd om terug te keren. Tom.’86 President Monson zei: ‘Er zit volgens mij een beetje heiligheid in iedereen. Daar zoek ik naar.’87

Zelfs als president van de kerk bleef hij zijn gevoel voor kameraadschap behouden. Ouderling L. Tom Perry (1922–2015) heeft bijvoorbeeld gezegd: ‘Hij praat soms over een wedstrijd van BYU of Utah Jazz. Hij is een echte sportfan. En daarna gaat hij aan de slag.’88 Hij bleef ook altijd zijn gevoel voor humor behouden. Tijdens een bijeenkomst met de leden van het Mormon Tabernacle Choir in 2009 ging hij aan het gigantische orgel zitten en bracht zijn versie van ‘To a Birthday Party’ uit een pianoboek voor beginners ten gehore.89 In 2013 vierde de kerk haar honderdjarige scoutingjubileum met een programma dat ook een eerbetoon aan president Monsons levenslange steun aan scouting was. Dat was een van zijn vele interesses die een band schepten met zijn medemens die hij graag troostte en gelukkig maakte. Alle scouts ongeacht hun geloof waren uitgenodigd.

Wayne Perry, nationaal president van de Boy Scouts of America, kondigt president Thomas S. Monson als winnaar van de Honor Medal aan (29 oktober 2013). Foto Scott Winterton, Deseret News.

President Monson zei in een interview in 1997 dat hij het meeste vreugde beleefde aan de ‘aansporingen en ingevingen van de Heer’. Zo had hij op een keer in het ziekenhuis zijn vader bezocht, waarna hij zich naar een vergadering haastte. Hij kreeg plots het gevoel dat hij bij de lift moest wachten. Een gezin vroeg hem om hun moeder te zalven die op haar sterfbed lag. Hij stemde ermee in. Later die dag vernam hij dat ieder gezinslid na de zalving de moeder een kus gegeven had en rustig afscheid genomen had, waarna ze overleden was.90

‘Ik heb zulke zaken heel mijn leven meegemaakt. Ik probeer dus steeds ontvankelijk te zijn’, zei president Monson. En ontelbare mensen – sommigen van wie het verhaal verteld is, maar velen van wie hun ontmoeting met Thomas Monson onbekend blijft – kunnen van de band van deze opmerkelijke man met God getuigen. ‘Je ontwikkelt waardering voor het feit dat onze hemelse Vader weet wie je bent’, zei president Monson. ‘Hij zegt: “Doe dit voor Mij.” Ik ben Hem altijd dankbaar.’91

En zijn getuigenis aan de wereld was volstrekt helder. ‘Hartgrondig en zielsdiep’, zei president Monson, ‘verhef ik mijn stem om als bijzondere getuige te verklaren dat God leeft. Jezus is zijn Zoon, de Eniggeborene van de Vader in het vlees. Hij is onze Verlosser, onze Bemiddelaar bij de Vader. Hij was het die aan het kruis gestorven is om voor onze zonden te boeten. Hij werd de eersteling van de opstanding. Omdat Hij leeft, zal iedereen herleven. “Niets dat mij zoveel vreugde geeft: ik weet dat mijn Verlosser leeft!” [Lofzangen, nr. 92.] Ik bid dat de hele wereld dit mag weten en ernaar mag leven.’92

Noten

  1. Thomas S. Monson, ‘Houd goede moed’ Liahona, mei 2009, 92.
  2. E-mail van dokter Gregory Parkin, 2 september 2008.
  3. In ‘A Life Guided by Service’, Deseret News, conferentiebijlage, 1 april 2008, 4; zie ook Jeffrey R. Holland, ‘President Thomas S. Monson: Man of Action, Man of Faith, Always “on the Lord’s Errand”’, Ensign, februari 1986, 12.
  4. Tom Monson, zoon, e-mail aan Joshua Perkey, kerktijdschriften, 19 februari 2008.
  5. In Heidi S. Swinton, To the Rescue: The Biography of Thomas S. Monson (2010), 518.
  6. Gerry Avant, ‘President’s Heartfelt Efforts Universal’, Deseret News, 7 februari 2008, M6.
  7. In ‘A Life Guided by Service’, 4.
  8. In ‘Speaking from Experience’, Deseret News, 7 februari 2008, M4.
  9. In Carrie A. Moore, ‘LDS Leader Has Fond Memories of Growing Up in the S.L. Area’, Deseret News, 5 februari 2008, M3.
  10. In Gerry Avant, ‘On Lord’s Errand since His Boyhood’, Church News, 9 februari 2008, 5.
  11. Veel van de biografische informatie in dit artikel komt uit Swinton, To the Rescue.
  12. Zie Swinton, To the Rescue, 50–51; ‘Speaking from Experience’, M4.
  13. Zie Heidi S. Swinton, ‘Baseballs and Service’, Friend, september 2012, 2.
  14. Zie Swinton, To the Rescue, 35.
  15. In Jeffrey R. Holland, ‘President Thomas S. Monson: in de voetsporen van de Meester’, bijlage bij de Liahona, juni 2008, 5.
  16. In ‘In His Own Words’, Deseret News, conferentiebijlage, 1 april 2008, 7.
  17. Zie Swinton, To the Rescue, 35.
  18. Zie Thomas S. Monson, ‘Door gehoorzaamheid ontvangen we zegeningen’, Liahona, mei 2013, 89–90.
  19. Zie Moore, ‘LDS Leader Has Fond Memories’, M3; ‘A Life Guided by Service’, 5.
  20. Zie Swinton, To the Rescue, 74–75.
  21. Zie Swinton, To the Rescue, 63–65.
  22. Zie Swinton, To the Rescue, 78.
  23. In Moore, ‘LDS Leader Has Fond Memories’, M3.
  24. Zie Swinton, To the Rescue, 79, 87.
  25. Zie Swinton, To the Rescue, 89, 288.
  26. In Moore, ‘LDS Leader Has Fond Memories’, M3.
  27. Zie Swinton, To the Rescue, 90.
  28. Zie Swinton, To the Rescue, 92.
  29. Thomas S. Monson, ‘Durf alleen te staan’, Liahona, november 2011, 61.
  30. In ‘Speaking from Experience’, M5.
  31. In Swinton, To the Rescue, 99.
  32. In Moore, ‘LDS Leader Has Fond Memories’, M3.
  33. In ‘A Life Guided by Service’, 5.
  34. Zie Swinton, To the Rescue, 144.
  35. Zie Swinton, To the Rescue, 142.
  36. In Swinton, To the Rescue, 132.
  37. Zie Swinton, To the Rescue, 158–159.
  38. Zie Swinton, To the Rescue, 135–136.
  39. Zie Gary Bell, in ‘Recollecting’, in Deseret News, 5 februari 2008, M3.
  40. Zie Swinton, To the Rescue, 175–176.
  41. In Swinton, To the Rescue, 216.
  42. Zie Swinton, To the Rescue, 217–218.
  43. In ‘In His Own Words’, 17.
  44. Zie Swinton, To the Rescue, 252.
  45. Zie Swinton, To the Rescue, 224.
  46. Zie Swinton, To the Rescue, 530–532.
  47. In Swinton, To the Rescue, 279.
  48. Zie Swinton, To the Rescue, 293–294.
  49. In Swinton, To the Rescue, 309.
  50. Zie Swinton, To the Rescue, 309, 313, 333–334.
  51. In Swinton, To the Rescue, 340.
  52. In Swinton, To the Rescue, 405.
  53. Zie Jeffrey R. Holland, ‘In de voetsporen van de Meester’, 11.
  54. Zie Swinton, To the Rescue, 316.
  55. In Swinton, To the Rescue, 248.
  56. In Swinton, To the Rescue, 464.
  57. In Swinton, To the Rescue, 401.
  58. John W. Gallivan, in Jeffrey R. Holland, ‘Man of Action, Man of Faith’, 15.
  59. Pamela Atkinson, in ‘Recollecting’, M3.
  60. In Swinton, To the Rescue, 440.
  61. Zie Swinton, To the Rescue, 402–403, 453.
  62. Zie Joseph F. Dougherty, ‘LDS Leader Also Lifelong Scouter’, Deseret News, 7 februari 2008, M6.
  63. In ‘In His Own Words’, 20.
  64. Ann Dibb, e-mail aan Joshua Perkey, kerktijdschriften, 13 februari 2008.
  65. Thomas S. Monson, ‘Vreugde vinden in de reis’, Liahona, november 2008, 85.
  66. In Swinton, To the Rescue, 452.
  67. Zie Swinton, To the Rescue, 463–464, 453.
  68. Zie Swinton, To the Rescue, 200.
  69. Zie Jeffrey R. Holland, ‘Man of Action, Man of Faith’, 16–17.
  70. Zie Jeffrey R. Holland, ‘Man of Action, Man of Faith’, 17.
  71. Zie Swinton, To the Rescue, 265.
  72. Zie Swinton, To the Rescue, 532–533.
  73. Zie Swinton, To the Rescue, 471, 472, 478, 484, 485.
  74. In Swinton, To the Rescue, 485.
  75. In Swinton, To the Rescue, 492.
  76. In Swinton, To the Rescue, 487.
  77. Gerry Avant, ‘Church President to Be Sustained in Solemn Assembly’, Church News, 5 april 2008, 3–4; zie ook ChurchofJesusChrist.org/church/news/oct-4-is-president-monsons-50-year-anniversary-as-apostle.
  78. Zie Swinton, To the Rescue, 496.
  79. Thomas S. Monson, ‘The Lord’s Work’, Church News, 9 februari 2008, 3.
  80. Zie ‘Kerk lanceert nieuwe informatiebronnen over godsdienstvrijheid’, mormonnewsroom.org/article/religious-freedom-resources.
  81. In Swinton, To the Rescue, 515.
  82. Brief van het Eerste Presidium, 12 september 2012.
  83. Paul G. Nauta, ‘2013 Was a Banner Year for Family History’, ChurchofJesusChrist.org/church/news/2013-was-a-banner-year-for-family-history.
  84. In Swinton, To the Rescue, 502.
  85. Gerry Avant, ‘Sister Frances J. Monson Was “the Ideal Wife and Mother”’, ChurchofJesusChrist.org/church/news/sister-frances-j-monson-was-the-ideal-wife-and-mother.
  86. In Swinton, To the Rescue, 504.
  87. In Swinton, To the Rescue, 504.
  88. In Swinton, To the Rescue, 512.
  89. Zie Swinton, To the Rescue, 515.
  90. Gerry Avant, ‘Oct. 4 Is President Monson’s 50-Year Anniversary as Apostle’, ChurchofJesusChrist.org/church/news/oct-4-is-president-monsons-50-year-anniversary-as-apostle.
  91. Gerry Avant, ‘Oct. 4 Is President Monson’s 50-Year Anniversary as Apostle’, ChurchofJesusChrist.org/church/news/oct-4-is-president-monsons-50-year-anniversary-as-apostle.
  92. Thomas S. Monson, ‘Ik weet dat mijn Verlosser leeft!Liahona, mei 2007, 25.

    Een selectie uit zijn leringen

    De volgende leringen maakten deel uit van de bediening van president Monson als president van de kerk. Ze zijn in chronologische volgorde gezet.

    Naar ingevingen handelen: ‘Het fijnste wat je in je leven kunt meemaken, is een ingeving krijgen en ernaar handelen en er dan later achter komen dat je daardoor iemands gebed verhoorde of iemands behoefte vervulde. En ik wil dat de Heer weet dat Hij altijd op Tom Monson kan rekenen als Hij iets gedaan wil krijgen.’ (On the Lord’s Errand [dvd, 2008].)

    Goddelijke hulp krijgen: ‘Bedenk dat dit werk niet enkel van jullie of van mij is. Het is het werk van de Heer, en als wij in dienst van de Heer staan, hebben wij recht op zijn hulp. Denk eraan: wie de Heer roept, maakt de Heer ook geschikt.’ (‘Duty Calls’, Ensign, mei 1996, 44.)

    Naastenliefde: ‘Wat het allerbelangrijkste is, heeft vrijwel altijd te maken met de mensen om ons heen. We nemen vaak aan dat ze wel moeten weten hoeveel we van ze houden. Maar dat moeten we niet zomaar aannemen, we moeten het zeggen.’ (‘Vreugde vinden in de reis’, Liahona, november 2008, 86.)

    Dienstbaarheid: ‘Als we ons niet verliezen in dienstbaarheid aan andere mensen [heeft] ons eigen leven nauwelijks zin. Zij die alleen maar voor zichzelf leven, zullen uiteindelijk verschrompelen en in figuurlijke zin hun leven verliezen, terwijl anderen die zichzelf verliezen in dienstbaarheid aan anderen groeien en bloeien – en in feite hun leven redden.’ (‘Wat heb ik vandaag voor iemand anders gedaan?Liahona, november 2009, 85.)

    Huwelijk: ‘Kies uw partner zorgvuldig en gebedsvol uit; en ga, als u eenmaal gehuwd bent, uitermate loyaal met elkaar om. Ik las eens onbetaalbaar advies op een tegeltje dat bij mijn oom en tante aan de muur hing. Er stond op: “Kies je liefje en heb lief wie je kiest.”’ (‘Priesthood Power’, Liahona, mei 2011, 68.)

    Zegeningen van de tempel: ‘Als u niet naar het huis van de Heer bent gegaan om alle zegeningen te ontvangen die u daar wachten, hebt u niet alles gekregen wat de kerk te bieden heeft. De zegeningen die we in de tempels van God ontvangen, zijn de allerbelangrijkste, de kroon op alle zegeningen.’ (‘De heilige tempel: een baken voor de wereld”, Liahona, mei 2011, 93.)

    De verzoening: ‘Ik geloof dat geen van ons de volledige draagwijdte kan bevatten van wat Christus voor ons heeft gedaan in Gethsémané, maar ik ben elke dag van mijn leven dankbaar voor het zoenoffer dat Hij voor ons heeft gebracht.

    ‘Hij had er op het laatste moment van af kunnen zien. Maar dat deed Hij niet. Hij daalde onder alle dingen neer om alle dingen te kunnen redden. Daarmee gaf Hij ons leven na dit sterfelijke bestaan. Hij heeft ons gered van de val van Adam.

    ‘Ik ben Hem vanuit het diepst van mijn ziel dankbaar. Hij heeft ons geleerd hoe we moeten leven. Hij heeft ons geleerd hoe we moeten sterven. Hij heeft ons heil veiliggesteld.’ (‘Ten afscheid’, Liahona, mei 2011, 114.)

    Gebed: ‘Onze hemelse Vader is op de hoogte van onze behoeften en zal ons bijstaan als we Hem om hulp vragen. Ik geloof dat geen enkele zorg die we hebben te klein of te onbeduidend is. De Heer bemoeit Zich met de details in ons leven.’ (‘Denken aan de zegeningen’, Liahona, november 2012, 88.)

    Beproevingen: ‘Wij weten dat we bij tijd en wijle hartverscheurend verdriet zullen krijgen, dat we zullen rouwen, en dat we tot het uiterste beproefd kunnen worden. Maar die moeilijkheden stellen ons in staat om betere mensen te worden, ons leven zo in te richten als onze hemelse Vader ons leert, en iets anders te worden dan we waren: beter dan voorheen, begripvoller dan voorheen, meevoelender dan voorheen, met een sterker getuigenis dan voorheen.’ (‘Ik zal u niet begeven en u niet verlaten’, Liahona, november 2013, 87.)

    Gods liefde: ‘Uw hemelse Vader heeft u lief – ieder van u. Die liefde is onveranderlijk. Zij wordt niet beïnvloed door uw uiterlijk, door uw bezittingen of door het saldo op uw bankrekening. Zij verandert niet door uw talenten en capaciteiten. Zij is er gewoon. Zij is er voor u wanneer u verdrietig of blij, ontmoedigd of hoopvol bent. Gods liefde is er voor u, of u nu wel of niet vindt dat u liefde verdient. Zij is er gewoon altijd.’ (‘Wij staan er nooit alleen voor’, Liahona, november 2013, 123–124.)

    Voorbereiding: ‘We leven in roerige tijden. Vaak is de toekomst onbekend; daarom is het goed als wij ons op onzekerheden voorbereiden. Als de tijd voor beslissingen aanbreekt, is de tijd van voorbereiding voorbij.’ (‘Zijn we voorbereid?Liahona, september 2014, 5.)

    Voorbeeld: ‘Nu de wereld steeds verder van de beginselen en richtlijnen afdwaalt die ons door een liefdevolle hemelse Vader gegeven zijn, [zullen] wij ons van de massa onderscheiden omdat we anders zijn. […] De zaken die ons onderscheiden van de meeste andere mensen in de wereld, verschaffen ons ook dat licht en die geest die in een steeds duisterdere wereld zullen schijnen.’ (‘Wees een voorbeeld en een licht”, Liahona, november 2015, 88.)

    Keuzen: ‘Mogen we de moed blijven opbrengen om niet met de meute mee te doen. Mogen we blijven kiezen voor de moeilijkere maar betere keuze, in plaats van de makkelijkere, verkeerde.

    ‘Als we bij het afwegen van onze dagelijkse beslissingen – het kiezen tussen de ene of de andere mogelijkheid – voor Christus kiezen, maken we de juiste keuze.’ (‘Keuzen’, Liahona, mei 2016, 86.)

    Naastenliefde: ‘Laten we ons leven onder de loep nemen en ons voornemen om het voorbeeld van de Heiland te volgen door vriendelijk en liefdevol te zijn. En als we dat doen, zijn we beter in staat om de hemelse machten af te roepen over onszelf, onze familieleden en onze medereizigers op deze soms moeilijke terugweg naar ons hemels thuis.’ (‘Vriendelijkheid en naastenliefde’, Liahona, mei 2017, 67.)

    Het Boek van Mormon: ‘Ik verzoek allen dringend om het Boek van Mormon dagelijks onder gebed te bestuderen en te overdenken. Doen wij dat, dan zijn wij in staat om de stem van de Geest te horen, verleiding te weerstaan, angst en twijfel te overwinnen, en hemelse hulp te ontvangen.’ (‘De kracht van het Boek van Mormon’, Liahona, mei 2017, 87.)