2010–2019
Onze bediening met Gods macht en gezag
April 2018


Onze bediening met Gods macht en gezag

Onze bediening is in zijn naam, met zijn macht en gezag, en met zijn liefde.

Geliefde broeders, ik dank u voor uw toewijding aan de Heer en zijn heilige werk. Het is werkelijk fijn om hier te zijn. Als nieuw Eerste Presidium danken wij u voor uw gebeden en uw steun. Wij zijn dankbaar voor uw leven en uw dienst aan de Heer. Uw toewijding aan uw plichten en uw onzelfzuchtige bediening zijn in uw roeping net zo belangrijk als de onze in onze roeping. Door mijn hele leven in deze kerk te dienen, heb ik geleerd dat het werkelijk niet uitmaakt waar iemand dient. Waar de Heer vooral om geeft, is hoe iemand dient.

Ik spreek mijn grote dank uit voor president Thomas S. Monson, die ruim 50 jaar lang een voorbeeld voor me was. En ik spreek mijn grote bewondering uit voor zijn raadgevers, president Henry B. Eyring en president Dieter F. Uchtdorf. Ik loof hen om hun dienst aan de Heer en zijn profeten. Deze toegewijde dienstknechten hebben allebei een nieuwe taak gekregen. Ze blijven vol energie en toewijding dienen. Ik breng hen hulde, en heb hen beiden lief.

Het is een bijzondere zegen om te dienen in de ware en levende kerk van de Heer, met zijn gezag en macht. De herstelling van Gods priesterschap, met de priesterschapssleutels, geeft waardige heiligen der laatste dagen toegang tot alle geestelijke zegeningen. Wij zien vrouwen, mannen en kinderen over de hele wereld die zegeningen ontvangen.

Wij zien getrouwe vrouwen die begrijpen welke kracht er van hun roeping, hun begiftiging en andere tempelverordeningen uitgaat. Die vrouwen weten hoe ze de machten van de hemel aan moeten roepen om echtgenoot, kinderen en andere dierbaren te beschermen en te sterken. Dit zijn geestelijk sterke vrouwen die met macht en gezag van God onbevreesd leiden, onderwijzen en dienen in hun roeping!1 Wat ben ik dankbaar voor ze!

En we zien net zo goed ook getrouwe mannen die door hun levenswijze de voorrechten van hun priesterschap waardig zijn. Zij brengen offers om te leiden en te dienen zoals de Heer dat deed: liefdevol, vriendelijk en geduldig. Zij zegenen, leiden, beschermen en sterken anderen door de macht van het priesterschap dat zij dragen. Terwijl zij hun eigen huwelijk en gezin veilig houden, brengen zij voor de mensen die zij dienen wonderen tot stand. Zij mijden het kwaad en zijn machtige ouderlingen in Israël.2 Ik ben uiterst dankbaar voor hen!

Mag ik toch een punt van zorg uiten? Dat is: te veel van onze broeders en zusters begrijpen de notie van priesterschapsmacht en -gezag niet helemaal. Ze gedragen zich alsof ze liever hun eigen zelfzuchtige verlangens en lusten bevredigen dan met Gods macht zijn kinderen tot zegen te zijn.

Ik ben bang dat te veel van onze broeders en zusters niet begrijpen welke voorrechten ze kunnen krijgen.3 Sommige van onze broeders gedragen zich bijvoorbeeld alsof ze niet helemaal begrijpen wat het priesterschap is en waartoe het hen in staat stelt. Ik zal u daar enkele voorbeelden van geven.

Nog niet zo lang geleden woonde ik een avondmaalsdienst bij waarin een pasgeboren baby van haar vader een naam en een zegen zou krijgen. De jonge vader hield zijn dierbare kind in zijn armen, gaf haar een naam, en sprak vervolgens een prachtig gebed uit. Maar hij gaf het kind geen zegen. Dat lieve kindje kreeg een naam, maar géén zegen! Die beste ouderling wist het verschil niet tussen een gebed en een priesterschapszegen. Hij had met zijn priesterschapsgezag en -macht zijn pasgeboren kind kunnen zegenen, maar deed dat niet. Ik dacht: ‘Wat een gemiste kans!’

Ik geef u nog een paar andere voorbeelden. We kennen broeders die zusters als leidster of lerares in het jeugdwerk, de jongevrouwen of de ZHV aanstellen maar hen niet zegenen met de macht om hun roeping uit te oefenen. Ze geven alleen aansporingen en instructies. We zien een waardige vader die zijn vrouw en kinderen geen priesterschapszegen geeft, terwijl dat precies is wat ze nodig hebben. De macht van het priesterschap is op aarde hersteld, en veel te veel broeders en zusters maken in dit leven verschrikkelijke beproevingen door zonder ooit een echte priesterschapszegen te krijgen. Wat een drama! Een drama dat we kunnen elimineren.

Broeders, wij dragen het heilig priesterschap van God! Wij hebben zijn gezag om zijn kerkleden te zegenen. Denk maar eens aan de opmerkelijke verzekering die de Heer ons gaf toen Hij zei: ‘Wie u ook zegent, zal Ik zegenen.’4 Wij hebben het voorrecht om in de naam van Jezus Christus Gods kinderen volgens zijn wil te zegenen. Ringpresidenten en bisschoppen, zorg er alstublieft voor dat ieder lid van de quorums in uw rentmeesterschap begrijpt hoe hij een priesterschapszegen geeft – inclusief hoe hij door zijn leefwijze en geestelijke voorbereiding een volledig beroep op Gods macht kan doen.5

Broeders die het priesterschap dragen, ik nodig u allemaal uit leden te inspireren om hun verbonden na te komen, te vasten en te bidden, de Schriften te bestuderen, te aanbidden in de tempel, en vol geloof als mannen en vrouwen Gods te dienen. We kunnen allen helpen om met het gelovige oog te zien dat we door gehoorzaamheid en rechtschapenheid nader tot Jezus Christus komen. En we kunnen allen in staat stellen om de Heilige Geest bij zich te hebben en vreugde te hebben!

Een kenmerk van de ware en levende kerk van de Heer is dat zij zich altijd georganiseerd en gericht zal inzetten om Gods kinderen en hun gezin te dienen.6 Omdat het zijn kerk is, dienen wij als zijn dienstknechten het individu, net als Hij dat deed.7 Onze bediening is in zijn naam, met zijn macht en gezag, en met zijn liefde.

Iets dat ik ruim 60 jaar geleden in Boston meemaakte, leerde mij wat een krachtige uitwerking het dienen van een individu kan hebben. Ik liep toen als chirurg stage in het Massachusetts General Hospital, en ik had elke dag, om de avond en om het weekend dienst. Ik had maar weinig tijd voor mijn vrouw, onze vier kinderen en mijn kerkwerk. Toch gaf onze gemeentepresident mij de opdracht om Wilbur en Leonora Cox thuis te bezoeken, in de hoop dat broeder Cox weer actief in de kerk zou worden. Hij was in de tempel aan Leonora verzegeld.8 Maar Wilbur was al heel wat jaren niet meer actief.

Mijn collega en ik gingen naar hun huis. Bij binnenkomst heette zuster Cox ons hartelijk welkom,9 maar broeder Cox liep meteen een aangrenzende kamer in en deed de deur dicht.

Ik liep op de gesloten deur af en klopte. Een moment later hoorde ik een gedempt ‘Kom binnen’. Toen ik de deur opendeed, zag ik broeder Cox bij een uitgebreide opstelling van amateurradioapparatuur. In dat kamertje stak hij een sigaar op. Mijn bezoek werd duidelijk niet op prijs gesteld.

Ik keek vol verwondering de kamer rond, en zei: ‘Broeder Cox, ik heb altijd meer over amateurradio te weten willen komen. Wilt u me misschien leren hoe het werkt? Het spijt me dat ik vanavond niet langer kan blijven, maar kan ik een andere keer terugkomen?’

Hij aarzelde even en zei toen ja. Dat was het begin van een fijne vriendschap. Ik kwam terug en hij leerde mij hoe het werkte. Ik begon hem lief te hebben en te respecteren. In de loop van mijn bezoeken werd duidelijk dat dit een groots man was. We werden erg goede vrienden, net als onze eeuwige metgezellinnen. Maar na verloop van tijd verhuisde ons gezin. Plaatselijk leiders bleven voor de familie Cox zorgen.10

Zo’n acht jaar na dat eerste bezoek, werd de ring Boston gesticht.11 Kunt u raden wie de eerste ringpresident was? Ja! Broeder Cox! In de jaren daarna was hij ook nog zendingspresident en tempelpresident.

Jaren later kreeg ik als lid van het Quorum der Twaalf opdracht om in Sanpete County (Utah, VS) een nieuwe ring te stichten. Bij de gebruikelijke gesprekken kwam ik tot mijn plezier mijn goede vriend broeder Cox weer tegen! Ik voelde me geïnspireerd om hem als patriarch van de nieuwe ring te roepen. Na zijn ordening omarmden we elkaar en weenden. De mensen in die kamer vroegen zich af waarom deze twee volwassen mannen huilden. Maar wij wisten het. En zuster Cox wist het. Het waren vreugdetranen! We dachten in stilte terug aan die ongelooflijke reis van liefde en bekering die meer dan 30 jaar eerder op een avond in hun woning was begonnen.

En dat is nog niet het eind van het verhaal. De familie van broeder en zuster Cox groeide uit tot 3 kinderen, 20 kleinkinderen en 54 achterkleinkinderen. Voeg daar hun invloed op honderden zendelingen aan toe, en duizenden leden in de tempel, en honderden mensen die van Wilbur Cox hun patriarchale zegen ontvingen. De uitwerking die Leonora en hij op al die mensen hadden, zal zich door de generaties heen over de hele wereld verbreiden.

Wat er met Wilbur en Leonora Cox gebeurde, maken we in deze kerk wekelijks mee – en hopelijk dagelijks. Toegewijde dienstknechten van de Heer Jezus Christus doen zijn werk, met zijn macht en gezag.

Broeders, er zijn deuren open te doen, er zijn priesterschapszegens te geven, harten te genezen, lasten te verlichten, getuigenissen te sterken, levens te redden, en er is vreugde in de woning van alle heiligen der laatste dagen te brengen – en allemaal omdat wij Gods priesterschap dragen. Wij zijn de mannen die ‘sedert de grondlegging van de wereld wegens [ons] buitengewone geloof en goede werken, geroepen en voorbereid [waren om dit werk te doen,] omdat [wij] buitengewoon groot geloof oefenden’.12

Vanavond nodig ik u uit om letterlijk met mij op te staan in onze grote, eeuwige broederschap. Als ik uw priesterschapsambt noem, wilt u dan gaan staan, en blijven staan. Diakenen, sta alstublieft op! Leraars, sta op! Priesters! Bisschoppen! Ouderlingen! Hogepriesters! Patriarchen! Zeventigers! Apostelen!

En broeders, wilt u nu blijven staan en samen met ons koor alle drie de coupletten van ‘Rise Up, O Men of God’ zingen?13 Denk bij het zingen aan uw plicht als Gods machtige leger om ertoe bij te dragen dat de wereld zich op de wederkomst van de Heer voorbereidt. Dat is onze opdracht. Dat is ons voorrecht. Dat getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.