2010–2019
Vrees niet om het goede te doen
Oktober 2017


Vrees niet om het goede te doen

De Heer zegt ons dat als wij het fundament van ons geloof op zijn rots bouwen, twijfel en angst minder worden, en ons verlangen om goed te doen toeneemt.

Geliefde broeders en zusters, ik bid nederig dat de Geest van de Heer bij ons zal zijn nu ik vandaag tot u spreek. Mijn hart is vol dankbaarheid voor de Heer, wiens kerk dit is, voor de inspiratie die we hebben gevoeld in vurige gebeden, geïnspireerde toespraken en engelachtige gezangen.

Afgelopen april bracht president Thomas S. Monson een boodschap die over de hele wereld harten raakte, inclusief mijn hart. Hij had het over de kracht van het Boek van Mormon. Hij spoorde ons aan om de leringen erin te bestuderen, te overpeinzen en toe te passen. Hij beloofde dat we, als we dagelijks tijd uittrekken om de geboden in het Boek van Mormon te bestuderen, te overpeinzen en te onderhouden, een levenskrachtig getuigenis van de waarheid ervan zouden hebben, en dat het getuigenis van de levende Christus dat daaruit voortvloeit ons in moeilijke tijden veilig zou houden. (Zie ‘De kracht van het Boek van Mormon’, Liahona, mei 2017, 86–87.)

Net als velen van u hoorde ik in de woorden van de profeet de stem van de Heer tot mij spreken. En, net als velen van u, besloot ik naar die woorden te luisteren. Ik voel al sinds mijn jeugd dat het Boek van Mormon het woord Gods is, dat de Vader en de Zoon aan Joseph Smith zijn verschenen en tot hem hebben gesproken, en dat enkele van de eerste apostelen de profeet Joseph bezocht hebben om priesterschapssleutels van de kerk van de Heer terug te brengen.

Met dat getuigenis heb ik ruim vijftig jaar lang dagelijks in het Boek van Mormon gelezen. Dus ik had misschien redelijkerwijs kunnen aannemen dat de woorden van president Monson voor anderen bestemd waren. Maar net als velen van u voelde ik de aanmoediging van de profeet en zijn uitnodiging om beter mijn best te doen. Velen van u hebben gedaan wat ik deed: geconcentreerder bidden en de Schriften bestuderen, en meer uw best doen om de Heer te dienen, en anderen namens Hem te dienen.

Het fijne resultaat voor mij en voor velen van u was wat de profeet beloofd had. Diegenen onder ons die zijn geïnspireerde raad ter harte namen, hebben duidelijker de Geest gehoord. We hebben meer kracht opgedaan om verleiding te weerstaan, en meer geloof in de herrezen Jezus Christus, zijn evangelie en zijn levende kerk gekregen.

In een tijd waarin de wereld steeds meer in beroering raakt, hebben die versterkingen van ons getuigenis twijfel en angst verdreven en ons gemoedsrust gegeven. Naar president Monsons raad luisteren, heeft nog twee fantastische uitwerkingen op me gehad: ten eerste heeft de beloofde Geest mij optimistisch gestemd over de toekomst, zelfs nu de beroering in de wereld lijkt toe te nemen. En ten tweede heeft de Heer mij – en u – een grotere liefde voor mensen in nood gegeven. We hebben een groter verlangen gekregen om anderen te hulp te schieten. Dat verlangen is altijd de kern van president Monsons bediening en onderricht geweest.

De Heer beloofde de profeet Joseph Smith en Oliver Cowdery naastenliefde en moed als de taken waarvoor zij kwamen te staan overstelpend leken. De Heer zei dat ze door hun geloof in Hem als hun rots de benodigde moed zouden krijgen:

‘Vrees niet om het goede te doen, mijn zonen, want wat u ook zaait, dat zult u eveneens oogsten; indien u dus het goede zaait, zult u eveneens als uw loon het goede oogsten.

‘Vrees dus niet, kleine kudde; doe het goede; laten aarde en hel tegen u samenspannen, want indien u bent gebouwd op mijn rots, vermogen zij niets.

‘Zie, Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig niet meer; verricht in alle ernst het werk dat Ik u heb geboden.

‘Vertrouw op Mij bij iedere gedachte; twijfel niet, vrees niet.

‘Zie de wonden waar mijn zij werd doorstoken, en ook de tekenen van de nagels in mijn handen en voeten; wees getrouw, onderhoud mijn geboden en u zult het koninkrijk van de hemel beërven’ (LV 6:33–37).

De Heer heeft de leiders van de herstelling en ons gezegd dat als wij het fundament van ons geloof op zijn rots bouwen, twijfel en angst minder worden, en ons verlangen om goed te doen toeneemt. Als wij president Monsons uitnodiging aannemen om een getuigenis van Jezus Christus in ons hart te zaaien, krijgen wij de kracht, het verlangen en de moed om anderen te hulp te schieten zonder aan onze eigen noden te denken.

Ik heb dat geloof en die moed vaak gezien als gelovige heiligen der laatste dagen voor beangstigende beproevingen stonden. Ik was bijvoorbeeld in Idaho toen op 5 juni 1976 de Teton Dam brak. Er kwam een muur van water naar beneden. Duizenden ontvluchtten hun woning. Duizenden woningen en commerciële gebouwen werden verwoest. Het was een wonder dat er maar vijftien dodelijke slachtoffers vielen.

Wat ik daar zag, zie ik telkens weer wanneer heiligen der laatste dagen zich stevig baseren op de rots van een getuigenis van Jezus Christus. Omdat zij niet twijfelen, waakt Hij over hen, en worden zij onbevreesd. Zij zetten hun eigen beproevingen opzij om anderen te hulp te schieten. En dat doen zij uit liefde voor de Heer, zonder om een beloning te vragen.

Toen bijvoorbeeld de Teton Dam brak, was een echtpaar van de kerk ver van huis op reis. Toen ze het nieuws op de radio hoorden, haastten ze zich terug naar Rexburg. In plaats van te gaan kijken of hun eigen woning in orde was, zochten ze de bisschop op. Hij bevond zich in een gebouw dat als opvangcentrum dienst deed. Hij hielp aanwijzingen geven aan de duizenden vrijwilligers die in gele schoolbussen arriveerden.

Het echtpaar stapte op de bisschop af en zei: ‘We zijn net terug. Bisschop, waar kunnen we hulp bieden?’ Hij gaf hen de naam van een gezin. Dit echtpaar ging van het ene huis naar het andere om er modder en water uit te verwijderen. Dagenlang werkten ze zolang het licht was. Toen namen ze eindelijk de tijd om naar hun eigen woning te gaan kijken. Het was door de overstroming meegesleurd, er was niets meer om op te ruimen. Dus gingen ze snel weer terug naar hun bisschop. Ze vroegen: ‘Bisschop, weet u nog iemand die we kunnen helpen?’

Dat wonder van stilzwijgende moed en naastenliefde – de reine liefde van Christus – heeft zich in de loop der jaren over de hele wereld herhaald. Het deed zich voor in die verschrikkelijke tijd van vervolging en beproeving toen de profeet Joseph Smith in Missouri was. Het deed zich voor toen Brigham Young de uittocht uit Nauvoo leidde en de heiligen naar plaatsen in de woestijn van de westelijke Verenigde Staten riep om elkaar daar te helpen Zion voor de Heer op te bouwen.

Als u de dagboeken van die pioniers hebt gelezen, hebt u gezien dat het wonder van geloof twijfel en vrees verdrijft. En u leest over heiligen die hun eigen belangen opzijzetten om iemand anders namens de Heer te helpen alvorens ze naar hun eigen schapen of ongeploegde akkers terugkeren.

Ik zag datzelfde wonder nog maar enkele dagen geleden in de nasleep van orkaan Irma in Puerto Rico, Saint Thomas en Florida, waar heiligen der laatste dagen samenwerkten met andere kerken en met buurt- en landelijke organisaties om op te ruimen.

Evenals mijn vrienden in Rexburg concentreerde een echtpaar in Florida zich op het helpen van anderen in plaats van hun eigen huis en tuin aan te pakken. Toen een paar heiligen der laatste dagen aanboden om twee grote bomen die dwars over hun oprit lagen weg te halen, legde het echtpaar uit dat ze zo van streek waren geweest dat ze maar andere mensen waren gaan helpen, in het volste vertrouwen dat de Heer de hulp zou sturen die ze voor hun eigen huis nodig hadden. Vervolgens legde de man uit dat ze, voordat de kerkleden arriveerden en hulp aanboden, hadden gebeden. Ze hadden de bevestiging gekregen dat er hulp zou komen. Die was binnen een paar uur na de bevestiging inderdaad gekomen.

Ik heb gehoord dat sommigen de heiligen der laatste dagen in gele ‘Helpende Handen’-T-shirts ‘De gele engelen’ noemen. Eén kerklid bracht haar auto voor een beurt naar de garage. De man die haar hielp, beschreef de ‘geestelijke ervaring’ die hij meemaakte toen mensen in gele shirts bomen uit zijn tuin verwijderden. En toen, zei hij, ‘zongen ze een lied voor me dat ik een kind van God was.’

Een andere inwoner van Florida, evenmin een geloofsgenote, vertelde dat er heiligen der laatste dagen langskwamen, toen ze in haar verwoeste tuin in de hete zon aan het werk was en het huilen haar nader stond dan het lachen. De vrijwilligers brachten, zo zei ze, ‘een waar wonder’ teweeg. Zij gingen niet alleen ijverig aan het werk, maar deden dat ook nog eens vrolijk en lachend. En ze wilden er niets voor hebben.

Ik zag die ijver en hoorde dat gelach toen ik zaterdagavond laat een groep vrijwilligers van de kerk in Florida bezocht. De vrijwilligers hielden even op met hun opruimwerkzaamheden om een paar mensen de hand te schudden. Ze zeiden dat negentig leden van hun ring in Georgia pas de vorige avond het plan hadden opgevat om in Florida met het reddingswerk te helpen.

Ze verlieten Georgia om vier uur ’s ochtends, reden urenlang, werkten de hele dag en de avond, en waren van plan de volgende dag verder te werken.

Ze vertelden dit allemaal met een glimlach en blijmoedige humor. Ik zag wel enige frustratie in hun ogen, echter dat was omdat ze niet verder bedankt wilden worden, maar verder wilden met hun werk. Toen we in de auto stapten om de volgende reddingsploeg te bezoeken, had de ringpresident zijn kettingzaag alweer aangezet en was hij met een omgevallen boom bezig, terwijl een bisschop boomstronken versleepte.

Toen we eerder die dag bijna bij een andere plek wegreden, kwam er een man op de auto af, deed zijn hoed af, en bedankte ons voor de vrijwilligers. Hij zei: ‘Ik ben geen lid van uw kerk. Ik kan nauwelijks geloven wat u allemaal voor ons hebt gedaan. God zegene u.’ De kerkvrijwilliger die in zijn gele shirt naast hem stond, glimlachte en haalde zijn schouders op, alsof hij geen lof verdiende.

Terwijl de vrijwilligers uit Georgia waren gekomen om deze man te helpen die het nauwelijks kon geloven, waren honderden heiligen der laatste dagen uit dat deel van het verwoeste Florida honderden kilometers verderop gegaan naar een plek in hun staat waarvan ze hadden gehoord dat de verwoesting nog groter was.

Ik herinner me dat ik die dag aan de profetische woorden van de profeet Joseph Smith dacht, en dat ik ze beter begreep: ‘Een man die vervuld is van Gods liefde, is niet tevreden als hij alleen zijn eigen gezin tot zegen is, maar gaat uit over de hele wereld om het hele mensenras tot zegen te zijn.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 459.)

We zien die liefde in het leven van heiligen der laatste dagen overal ter wereld. Telkens als er ergens in de wereld een tragisch voorval is, dragen heiligen der laatste dagen geld bij en bieden ze zich als vrijwilliger voor de hulpacties van de kerk aan. Het is zelden nodig om een oproep te doen. In feite hebben we soms vrijwilligers die zich aanboden, moeten vragen om te wachten met naar het getroffen gebied te reizen totdat degenen die de leiding over het werk hadden er klaar voor waren om ze te ontvangen.

Dat verlangen om anderen tot zegen te zijn, is de vrucht die mensen plukken als ze een getuigenis van Jezus Christus, zijn evangelie, zijn herstelde kerk en zijn profeet krijgen. Daarom twijfelt en vreest het volk van de Heer niet. Daarom gaan zendelingen vrijwillig naar alle uithoeken van de wereld om anderen te dienen. Daarom bidden ouders met hun kinderen voor andere mensen. Daarom dagen leidinggevenden hun jongeren uit om president Monsons uitnodiging aan te nemen en zich in het Boek van Mormon onder te dompelen. Jongeren en andere leden plukken de vruchten niet door de aansporing van hun leidinggevenden, maar door in geloof te handelen. Dit geloof dat in praktijk wordt gebracht – wat onzelfzuchtig dienstbetoon vergt – brengt de verandering van hart teweeg waardoor zij Gods liefde kunnen voelen.

Maar ons hart blijft alleen veranderd als wij de raad van de profeet blijven opvolgen. Als we het na één krachtsinspanning opgeven, zal die verandering wegebben.

Trouwe heiligen der laatste dagen hebben hun geloof in de Heer Jezus Christus, in het Boek van Mormon als Gods woord, en in de herstelling van priesterschapssleutels in zijn ware kerk vergroot. Dat toegenomen getuigenis heeft ons meer moed en zorg voor het welzijn van andere kinderen van God gegeven. Maar de beproevingen en kansen die in het verschiet liggen, zullen nog meer van ons vergen.

We kunnen de details niet voorzien, maar we kennen het totaalbeeld. We weten dat de wereld in de laatste dagen in beroering zal zijn. We weten dat de Heer te midden van die moeilijkheden trouwe heiligen der laatste dagen het evangelie van Jezus Christus aan alle natiën, geslachten, talen en volken zal laten verkondigen. En wij weten dat de ware discipelen van de Heer voorbereid en het waardig zullen zijn om Hem bij zijn wederkomst te ontvangen. We hoeven niet bang te zijn.

Dus hoeveel geloof en moed we al in ons hart hebben opgevat, de Heer verwacht meer van ons – en van de generaties na ons. Ze zullen sterker en moediger moeten zijn, want ze zullen grotere en moeilijker daden moeten verrichten dan wij hebben gedaan. En ze zullen steeds meer tegenstand van de vijand van onze ziel krijgen.

De Heer heeft verteld hoe wij optimistisch kunnen worden: ‘Vertrouw op Mij bij iedere gedachte; twijfel niet, vrees niet’ (LV 6:36). President Monson heeft verteld hoe we dat moeten doen. We moeten het Boek van Mormon en de woorden van de profeten overpeinzen en toepassen. Bid altijd. Blijf geloven. Dien de Heer met heel uw hart, macht, verstand en sterkte. We moeten met alle kracht van ons hart om de gave van naastenliefde bidden (zie Moroni 7:47–48). En boven alles moeten we consequent en vasthoudend profetische raad opvolgen.

Als de weg moeilijk begaanbaar is, kunnen we op de belofte van de Heer vertrouwen – de belofte waaraan president Monson ons telkens weer met deze woorden van de Heiland heeft herinnerd: ‘En wie u ontvangt, daar zal Ik eveneens zijn, want Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen’ (LV 84:88).

Ik getuig dat de Heer voor uw aangezicht uitgaat als u zijn werk doet. Soms bent u de engel die de Heer stuurt om anderen te schragen. Soms bent u degene die door engelen omringd wordt om u te schragen. Maar u zult altijd zijn Geest in uw hart hebben, zoals u in elke avondmaalsdienst beloofd is. U hoeft alleen maar zijn geboden te onderhouden.

De beste tijd voor Gods koninkrijk op aarde ligt nog in het verschiet. Tegenstand zal ons geloof in Jezus Christus sterken, zoals het dat sinds de tijd van de profeet Joseph Smith heeft gedaan. Geloof is altijd sterker dan vrees. Samen standhouden levert eensgezindheid op. En uw gebeden voor mensen in nood worden gehoord en verhoord door een liefhebbende God. Hij sluimert noch slaapt.

Ik geef u mijn getuigenis dat God de Vader leeft en dat Hij wil dat u naar Hem terugkeert. Dit is de ware kerk van de Heer Jezus Christus. Hij kent u, Hij heeft u lief, en Hij waakt over u. Hij heeft voor uw zonden en de zonden van alle kinderen van onze hemelse Vader verzoening gebracht. Hem in uw levenswijze en uw dienstbaarheid aan anderen volgen, is de enige weg naar het eeuwige leven.

Dat getuig ik, en ik laat u mijn zegen en mijn liefde. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.