2010–2019
Geen andere goden
Oktober 2013


Geen andere goden

Dienen wij andere prioriteiten of afgoden boven de God die wij zeggen te aanbidden?

De tien geboden vormen de basis voor het christelijke en het joodse geloof. Zij zijn door God aan de kinderen van Israël gegeven door middel van de profeet Mozes. De eerste twee geboden zijn bepalend voor onze aanbidding en onze prioriteiten. Als eerste gebood de Heer: ‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’ (Exodus 20:3). Eeuwen later vroeg iemand aan Jezus: ‘Wat is het grote gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand’ (Matteüs 22:36–37).

Het tweede van de tien geboden beklemtoont dat wij geen andere goden behoren te hebben en geeft aan waar onze ultieme prioriteit als kinderen van Hem dient te liggen. ‘Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte’ van wat in de hemel of op de aarde is (Exodus 20:4). Waarna deze toevoeging volgt: ‘Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen’ (Exodus 20:5). Dit verbiedt niet alleen tastbare afgoden, maar omvat een fundamentele prioriteit die tijdloos is. Jehova verklaart: ‘Want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, […] die barmhartigheid doe aan […] hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden’ (Exodus 20:5–6). De betekenis van naijverig is onthullend. Het oorspronkelijke Hebreeuwse woord betekent het hebben van diepe gevoelens (zie Exodus 20:5, voetnoot b in de Engelse bijbeluitgave van de kerk). Wij krenken God dus wanneer we andere goden ‘dienen’ — wanneer we andere eerste prioriteiten hebben.1

I.

Welke andere prioriteiten zijn er die mensen — zelfs gelovige mensen — tegenwoordig eerder ‘dienen’ dan God? Denk eens aan de volgende wijdverbreide mogelijkheden:

  • Culturele en familietradities

  • Politieke correctheid

  • Carrièredrang

  • Materiële bezittingen

  • Recreatieve bezigheden

  • Macht, aanzien en prestige

Als geen van die voorbeelden op ons van toepassing lijkt te zijn, kunnen we er vast wel andere bedenken. Het beginsel is belangrijker dan losse voorbeelden. Het beginsel is niet de vraag of we andere prioriteiten hebben. De vraag die het tweede gebod oproept, is: ‘Wat is onze ultieme prioriteit?’ Dienen wij andere prioriteiten of afgoden boven de God die wij zeggen te aanbidden? Zijn wij de Heiland vergeten te volgen die zei dat als wij Hem liefhebben, wij zijn geboden zullen onderhouden? (Zie Johannes 14:15.) Zo ja, dan zijn onze prioriteiten niet meer juist door de geestelijke onverschilligheid en onbeheerste lusten die deze tijd kenmerken.

II.

Voor heiligen der laatste dagen zijn Gods geboden gebaseerd op en onafscheidelijk verbonden met Gods plan voor zijn kinderen — het grote heilsplan. Dit plan, ook wel het ‘grote plan van geluk’ genoemd (Alma 42:8), zet onze oorsprong en bestemming als kinderen van God uiteen — waar we vandaan komen, waarom we hier zijn en waar we naartoe gaan. Het heilsplan verklaart het doel van de schepping en de omstandigheden van de sterfelijkheid, met inbegrip van Gods geboden, de noodzaak van een Heiland en de essentiële rol van het aardse en het eeuwige gezin. Als wij als heiligen der laatste dagen, die deze kennis hebben ontvangen, onze prioriteiten niet laten overeenstemmen met dit plan, lopen we het gevaar dat we andere goden gaan dienen.

Kennis van Gods plan voor zijn kinderen geeft heiligen der laatste dagen een uniek perspectief op het huwelijk en het gezin. Wij staan terecht bekend als een gezinsgerichte kerk. Onze theologie begint met hemelse Ouders en ons hoogste doel is de volheid van eeuwige verhoging. Wij weten dat dit alleen in gezinsverband mogelijk is. Wij weten dat het huwelijk tussen man en vrouw noodzakelijk is voor de vervulling van Gods plan. Alleen een dergelijk huwelijk verschaft de goedgekeurde omgeving waarin kinderen geboren kunnen worden en waarin gezinsleden op het eeuwige leven worden voorbereid. Wij beschouwen het huwelijk en het krijgen en opvoeden van kinderen als een onderdeel van Gods plan. Voor wie de mogelijkheid daartoe krijgt, is het een heilige plicht. Wij zijn van mening dat onze kinderen en onze nakomelingen onze ultieme schatten op aarde en in de hemel zijn.

III.

Gezien onze kennis van de potentieel eeuwige rol van het gezin, betreuren wij de sterke daling van het aantal geboorten en huwelijken in vele westerse landen met een traditioneel christelijke en joodse cultuur. Betrouwbare bronnen rapporteren het volgende:

  • De Verenigde Staten kennen momenteel het laagste geboortecijfer in hun geschiedenis2, en in vele landen uit de Europese Unie en in andere ontwikkelde landen ligt het geboortecijfer onder het benodigde niveau om hun bevolkingsaantal op peil te houden.3 Hierdoor staat de overleving van culturen en zelfs van volken op het spel.

  • In Amerika is het percentage gehuwde jongvolwassenen in de leeftijd van 18 t/m 29 jaar gedaald van 59 procent in 1960 tot 20 procent in 2010.4 De gemiddelde leeftijd voor een eerste huwelijk ligt nu hoger dan ooit: 26 jaar voor vrouwen en bijna 29 jaar voor mannen.5

  • In vele landen en culturen geldt: (1) Het traditionele gezin bestaande uit een gehuwde vader en moeder en kinderen wordt eerder uitzondering dan de regel. (2) Steeds meer jonge vrouwen kiezen voor een carrière in plaats van voor een huwelijk en het krijgen van kinderen. (3) De rol en het besef van de noodzaak van het vaderschap nemen af.

Te midden van deze zorgwekkende trends beseffen wij dat Gods plan voor al zijn kinderen geldt en dat God al zijn kinderen overal liefheeft.6 In het eerste hoofdstuk van het Boek van Mormon staat: ‘[Gods] macht en goedheid en barmhartigheid strekken zich uit over al de bewoners der aarde’ (1 Nephi 1:14). In een later hoofdstuk staat: ‘Hij heeft [zijn heil] alle mensen om niet gegeven’ en ‘alle mensen zijn gelijkelijk begunstigd, en niemand wordt buitengesloten’ (2 Nephi 26:27–28). De Schriften leren ons dan ook dat we naastenliefde jegens alle mensen dienen te hebben (zie 1 Tessalonicenzen 3:12; 1 Johannes 3:17; LV 121:45).

IV.

Wij tonen respect voor de religieuze opvattingen van alle mensen, en zelfs voor het toenemend aantal dat zegt niet in God te geloven. Wij beseffen dat velen wegens het door God gegeven vermogen om te kiezen andere opvattingen zullen hebben dan wij. Wij hopen echter dat anderen dezelfde mate van respect voor onze religieuze opvattingen zullen opbrengen en inzien dat ons geloof ons soms tot keuzes en gedrag noopt die afwijken van de hunne. Wij geloven bijvoorbeeld dat God, als essentieel onderdeel van zijn heilsplan, de eeuwige norm heeft vastgesteld dat seksuele betrekkingen alleen zijn voorbehouden aan een man en een vrouw die met elkaar zijn gehuwd.

Het vermogen om sterfelijk leven te scheppen is de meest verheven macht die God aan zijn kinderen heeft gegeven. Het gebruik ervan werd vastgelegd in Gods eerste gebod aan Adam en Eva (zie Genesis 1:28). Maar er werden nog meer belangrijke geboden gegeven om misbruik te voorkomen (zie Exodus 20:14; 1 Tessalonicenzen 4:3). Wij leggen zoveel nadruk op de wet van kuisheid omdat wij het doel van ons voortplantingsvermogen in de vervulling van Gods plan begrijpen. Buiten de huwelijksverbintenis tussen man en vrouw is alle gebruik van ons voortplantingsvermogen in meer of mindere mate zondig en tegen Gods plan voor de verhoging van zijn kinderen.

Dat we zoveel belang hechten aan de wet van kuisheid is omdat we vasthouden aan het patroon van het huwelijk dat met Adam en Eva is begonnen en door de eeuwen heen Gods patroon is gebleven voor de levenscheppende relatie tussen zijn zoons en dochters en het zorgdragen voor zijn kinderen. Gelukkig zijn velen in andere geloofsgenootschappen of organisaties het met onze opvatting over de aard en het belang van het huwelijk eens, sommigen op godsdienstige, leerstellige basis en anderen op basis van wat zij het beste voor de samenleving achten.

Omdat wij Gods plan voor zijn kinderen kennen7, betreuren wij het dat steeds meer kinderen buiten het huwelijk worden geboren — momenteel 41 procent van alle geboorten in de Verenigde Staten8 — en dat het aantal stellen dat samenwoont zonder getrouwd te zijn de afgelopen vijftig jaar enorm is toegenomen. Vijf decennia geleden ging slechts een klein percentage samenwonen voordat zij een huwelijk sloten. Nu woont 60 procent van de mensen die trouwen eerst een periode samen9, wat vooral onder tieners steeds meer gemeengoed wordt. Uit recente onderzoeksgegevens blijkt dat ongeveer 50 procent van de tieners het een ‘zinvolle levensstijl’ vindt om kinderen te krijgen zonder getrouwd te zijn.10

V.

Er wordt veel politieke en sociale druk uitgeoefend om juridische en beleidsmatige veranderingen door te voeren die gedrag sanctioneren dat tegen Gods voorschriften ingaat, met name met betrekking tot de seksuele moraliteit en de eeuwige aard en bedoeling van het huwelijk en het krijgen van kinderen. Die druk heeft het homohuwelijk al in diverse staten en natiën mogelijk gemaakt. Andere druk veroorzaakt geslachtsverwarring of reduceert de verschillen tussen man en vrouw die zo belangrijk zijn om Gods grote plan van geluk te verwezenlijken.

Ons begrip van Gods plan en zijn leer geeft ons een eeuwig perspectief dat ons niet toestaat om dergelijk gedrag goed te keuren of de wetten die dat gedrag toestaan te rechtvaardigen. Andere organisaties kunnen hun beleid en zelfs hun leer veranderen, maar onze beleidsregels zijn gegrondvest op de waarheden die God als onveranderlijk heeft aangeduid.

Ons twaalfde geloofsartikel zegt dat wij ons moeten onderwerpen aan bevoegde overheidsinstanties en overheidsdienaren en moeten streven naar ‘het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet’. De wetten van de mens kunnen echter niet moreel maken wat God immoreel heeft verklaard. Vasthouden aan onze hoogste prioriteit — God liefhebben en dienen — vereist dat we zijn wet als norm voor ons gedrag beschouwen. Wij zijn bijvoorbeeld nog steeds gehouden aan het goddelijke gebod om geen overspel of ontucht te plegen, ook al zijn dergelijke zaken volgens de wetten van onze staat of ons land geen strafbare feiten meer. Zo geldt ook dat wetten die het zogeheten ‘homohuwelijk’ bekrachtigen niet Gods wet veranderen aangaande het huwelijk of zijn geboden en onze normen op dat gebied. Wij staan onder verbond om God lief te hebben en zijn geboden te blijven onderhouden, en geen andere goden of prioriteiten te dienen — ook niet als die in onze tijd en in ons land populair worden.

Door die koers te varen zullen sommigen ons wellicht verkeerd begrijpen en worden we mogelijk van onverdraagzaamheid beticht, ondervinden we discriminatie of moeten we aanvallen op de vrije uitoefening van ons geloof weerstaan. In dat geval denk ik dat wij onze eerste prioriteit indachtig moeten zijn — om God te dienen — en, net als onze pioniervoorgangers, onze eigen handkar vooruit moeten duwen met dezelfde vastberadenheid die zij aan de dag legden.

President Thomas S. Monson heeft ons iets geleerd wat hierop van toepassing is. In een conferentie als deze 27 jaar geleden sprak hij vrijmoedig: ‘Laten we de moed hebben om de consensus te weerstaan, de moed om pal te staan voor principes. Moed, en niet de gulden middenweg, verdient de goedkeurende glimlach van God. Moed wordt een levende en waardevolle deugd, niet alleen als we die zien als de bereidheid om dapper te sterven, maar vooral als het voornemen om eerzaam te leven. Een morele lafaard is iemand die bang is om te doen wat hij goedacht, omdat anderen het zullen afkeuren of erom lachen. Bedenk dat iedereen angsten kent, maar dat zij die hun angsten eervol onder ogen zien, ook moed bezitten.’11

Ik bid dat wij niet toestaan dat de tijdelijke aardse moeilijkheden ons de grote geboden en prioriteiten doen vergeten die wij van onze Schepper en onze Heiland gekregen hebben. Wij moeten ons hart niet zozeer op de dingen van de wereld zetten en naar de eer van mensen streven (zie LV 121:35) dat wij onze eeuwige bestemming uit het oog verliezen. Wij die Gods plan voor zijn kinderen kennen — wij die verbonden hebben gesloten om aan dat plan deel te nemen — hebben een duidelijke taak. Wij moeten ons allergrootste verlangen nooit terzijde schuiven, namelijk het eeuwige leven verwerven.12 Wij moeten nooit schipperen met onze eerste prioriteit — om geen andere goden of andere prioriteiten te hebben dan bovenal God de Vader en zijn Zoon, onze Heiland, Jezus Christus, te dienen.

Moge God ons helpen die prioriteit te begrijpen en dat we door anderen begrepen worden als we op een verstandige en liefdevolle manier die prioriteit nastreven. Dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie bijvoorbeeld Leer en Verbonden 124:84.

  2. Zie Joyce A. Martin en anderen, ‘Births: Final Data for 2011’, National Vital Statistics Reports, deel 62, nummer 1 (28 juni 2013), p. 4; Gloria Goodale, ‘Behind a Looming Baby Bust’, Christian Science Monitor Weekly, 4 februari 2013, pp. 21, 23.

  3. Zie Population Reference Bureau, ‘2012 World Population Data Sheet’, www.prb.org/Publications/Datasheets/2012/world-population-data-sheet/data-sheet.aspx.

  4. Zie D’Vera Cohn en anderen, ‘Barely Half of U.S. Adults Are Married—a Record Low’, Pew Research Center, Social and Demographic Trends, 14 december 2011, www.pewsocialtrends.org/2011/12/14/barely-half-of-u-s-adults-are-married-a-record-low; ‘Rash Retreat from Marriage’, Christian Science Monitor, 2 en 9 januari 2012, p. 34.

  5. U.S. Census Bureau, ‘Estimated Median Age at First Marriage, by Sex: 1890 to the Present’, www.census.gov/population/socdemo/hh-fam/ms2.xls.

  6. Zie Dallin H. Oaks, ‘Alle mensen overal’, Liahona, mei 2006, pp. 77–80.

  7. Zie Dallin H. Oaks, ‘Het grote plan van geluk’, De Ster, januari 1994, pp. 67–70.

  8. Zie Martin, ‘Births: Final Data for 2011’, p. 4.

  9. Zie The State of Our Unions: Marriage in America,2012 (2012), p. 76.

  10. Zie The State of Our Unions, pp. 101, 102.

  11. Thomas S. Monson, ‘Courage Counts’, Ensign, november 1986, p. 41.

  12. Zie Dallin H. Oaks, ‘Verlangen’, Liahona, mei 2011, pp. 42–45.