Onze profeet: Thomas S. Monson

CES-haardvuuravond voor jongvolwassenen • 5 mei 2013 • Brigham Young University–Idaho


 

‘Wij danken U, Heer, voor profeten’ (lofzang 19). Deze lofzang is kenmerkend voor de kerk. Wij danken de Heer inderdaad voor profeten die ons in deze laatste dagen leiden.

Dat God ons van profeten voorziet, is een centraal punt in het geloof en de leer van de heiligen der laatste dagen. We weten dat God leeft en dat Hij van ons houdt. We weten dat Hij zijn Zoon, Jezus Christus, als onze Heiland en Verlosser heeft gezonden en dat Hij ons een profeet heeft gegeven.

Degenen die in de begintijd van de kerk leefden, waren uitermate dankbaar dat ze in de tijd van de profeet Joseph Smith leefden. De boodschappen en getuigenissen van de herstelling kregen de eerste heiligen vaak uit eerste hand mee.

Er gebeurden wonderbaarlijke dingen in de jaren dat Brigham Young de kerk van de Heer presideerde. De heiligen trokken naar het westen en vestigden zich te midden van de Rocky Mountains, waar de kerk tot bloei kwam. Degenen die in die tijd leefden, voelden zich uitermate gezegend dat ze in de tijd van de profeet Brigham Young leefden.

Dit patroon duurde voort met andere geweldige en edele mannen die de Heer had voorbereid om zijn kerk te besturen. Mijn ouders en grootouders spraken vaak met grote eerbied en genegenheid over de profeet van hun tijd — president Heber J. Grant.

Mijn vrouw en ik, en velen van jullie ouders en grootouders, hielden van het geweldige voorbeeld en de bijzondere leringen van de profeet David O. McKay. Hij werd opgevolgd door Joseph Fielding Smith, Harold B. Lee, Spencer W. Kimball, Ezra Taft Benson en Howard W. Hunter. Ieder was op wonderbare wijze voorbereid om de kerk te leiden in een periode die de Heer zelf had bepaald. De leden van de kerk hadden ieder van hen lief en steunden hen.

De meesten van jullie hebben ongetwijfeld fijne herinneringen aan het geweldige leiderschap van president Gordon B. Hinckley. Wat een zegen om zijn tijd als president van de kerk te hebben meegemaakt.

Vijf jaar geleden riep de Heer president Hinckley tot Zich en werd Thomas S. Monson president van de kerk — de huidige profeet van de Heer op aarde. O, wat zijn jullie en ik gezegend om te leven in deze heerlijke tijd waarin we door zo’n groot profeet worden geleid.

Dit is de kerk van de Heer. Hij plant het leven van deze geweldige apostelen en brengt ze in de positie om zijn kerk te leiden. Een van de onderscheidende kenmerken van de kerk van de Heer is zeer zeker dat Hij in deze tijd apostelen en profeten op aarde heeft.

De apostel Paulus heeft geschreven dat de kerk ‘apostelen en profeten [heeft], terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is’ (Efeziërs 2:20). Dat was zo en dat is nog zo. De kerk van de Heer wordt gekenmerkt door apostelen en profeten, terwijl Jezus Christus zelf de hoeksteen is. Elke president van de kerk heeft getuigd dat Jezus Christus het hoofd van de kerk is.

Er is geen sprake van toeval, geen sprake van vergissingen en geen sprake van campagne voeren. Als het op de opvolging in het presidium van de kerk van de Heer aankomt, staat de Heer aan het roer en geschiedt alles volgens zijn wil.

Ik getuig tot jullie dat het de wil van de Heer is dat wij heden ten dage worden geleid door president Thomas S. Monson, die werkelijk de huidige profeet van de Heer op aarde is.

We weten dat wat de profeet Jeremia uit het Oude Testament ons aangaande profeten leerde, ook opgaat voor president Monson. In de Schriften staat: ‘Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld’ (Jeremia 1:5).

Ik wil vandaag tot jullie spreken over het leven en de bediening van president Thomas S. Monson, de zestiende president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

In president Hinckley’s laatste levensjaar stelde hij mij aan als algemeen bestuurder van de afdeling tempelzaken en president Monson heeft me in die functie aangehouden, wat ik een eer vind. De afgelopen zes jaar heb ik het grote en onvergetelijke voorrecht gehad om president Thomas S. Monson en zijn raadgevers in tempelaangelegenheden bij te staan. Aan de zijde van president Monson heb ik vele raadgevingen en aanwijzingen aangaande tempels en tempelzaken over de hele wereld gekregen. Hij heeft me uitgenodigd om met hem mee te gaan naar tempelinwijdingen, eerstespadestekingen en bezoeken van toekomstige tempellocaties. Ik ben bevoorrecht geweest om de hele wereld met hem af te reizen, naar verre plaatsen zoals Kiev in de Oekraïne en Cebu in de Filipijnen, en naar andere bijzondere plaatsen, zoals Rome in Italië.

Op zijn rondreizen ben ik getuige geweest van zijn grote liefde voor de mensen — niet alleen voor leden van de kerk maar voor alle mensen. Ik ben getuige geweest van zijn voortdurende hartelijkheid en vriendelijkheid, zijn christelijke tederheid en gevoeligheid, in het bijzonder voor de kinderen, de bejaarden, en de zieken en zwakken. Als ik president Monson gadesloeg, kreeg ik vaak de indruk: ‘Dat zou de Heiland ook doen. Zo zou de Heiland met mensen omgaan.’

Ik ben getuige geweest van zijn onophoudelijke enthousiasme, zijn gedrevenheid en vastberadenheid, zijn opgewekte aard en zijn grote verlangen om de Heer te dienen en te doen wat de Heiland van hem verwacht. Hij is het werk van de Heer nooit beu.

In Leer en Verbonden 52 vers 14 zegt de Heer: ‘Ik [zal] u voor alle dingen een model geven, opdat gij niet misleid zult worden.’

Ik houd van die Schrifttekst. Er staat in dat de Heer me een model zal geven en me zal tonen hoe ik dingen moet doen, hoe ik moet handelen, hoe ik moet leven. Maar het gaat niet om mij. Het gaat om ieder van ons. De Heer toont ons de weg. Hij geeft ons allemaal een model voor ons leven.

Ik geloof dat een van de belangrijkste modellen voor ons het leven van de profeet is die de kerk van de Heer in onze tijd leidt en bestuurt. Zoals ik al zei, was dat model voor mij in mijn jonge jaren president David O. McKay. Ik had hem lief en steunde hem, bad voor hem, bestudeerde zijn woorden zorgvuldig en wilde in alle mogelijke opzichten op hem lijken.

Ik vermoed dat toen veel van jullie ouders nog jong waren, president Spencer W. Kimball hun model was. Uiteraard verlangen we er allemaal bovenal naar te leven naar het model van de Heiland — om Hem te volgen, zijn geboden na te leven en zoveel mogelijk op Hem te lijken.

In 3 Nephi 27:27 leert Jezus ons: ‘Wat voor [mensen] behoort gij […] te zijn? Voorwaar, Ik zeg u, zoals Ik ben.’

Dat is ons voornaamste doel — te zijn zoals Hij is.

Aan de muur van elk kantoor waar president Monson heeft gezeteld sinds zijn roeping als bisschop, heeft steevast een bekende afbeelding van de Heiland naar een schilderij van Heinrich Hofmann gehangen. De Heiland wordt er prachtig in geportretteerd.

President Monson heeft het volgende over dit schilderij gezegd: ‘Ik houd van dat schilderij. Ik bezit het al sinds ik op 22-jarige leeftijd bisschop was, en ik heb het overal mee naartoe genomen waar ik heb gewerkt. Ik heb geprobeerd het voorbeeld van de Meester te volgen. Telkens wanneer ik een moeilijke beslissing moet nemen, kijk ik naar die afbeelding en vraag mij af: “Wat zou Hij doen?” Vervolgens probeer ik dat te doen.’ (In: Heidi S. Swinton, To the Rescue: The Biography of Thomas S. Monson [2010], p. 135.)

Ik weet dat president Monson het voorbeeld van Jezus wil volgen. Zo woonde ik een keer samen met president Monson een evenement vóór een tempelinwijding bij. Hij was die dag net met het vliegtuig aangekomen. De avondbijeenkomst was bijna afgelopen en ik dacht dat president Monson wel moe zou zijn. Ik wilde ervoor zorgen dat hij wat rust kreeg voordat de gebeurtenissen van de volgende dag plaatsvonden. Tijdens de slotlofzang stelde ik discreet aan president Monson voor: ‘President, na het slotgebed kunnen we de zijdeur uitglippen en u snel naar het hotel terugbrengen zodat u wat rust kunt nemen.’

Hij keek me verbaasd aan en zei: ‘Ouderling Walker, als Jezus hier was, zou Hij na de bijeenkomst dan de zijdeur uitglippen?’

Ik heb nooit meer een dergelijk voorstel gedaan. Net als de Heiland wilde Hij onder de mensen zijn. Hij dacht helemaal niet aan zichzelf. Hij dacht aan het goede dat hij kon doen.

Ik heb altijd gevoeld dat ik een beter mens kan zijn als ik rechtschapen personen die de Heer op mijn pad plaatst als model voor mijn leven gebruik: mijn grootouders, mijn ouders, mijn bisschoppen, mijn zendingspresident en uiteraard de profeet van God die ik kan zien en horen en voor wie ik dagelijks bid. De meesten van jullie doen dat vast ook.

Ik ben rijk gezegend door ernaar te streven meer op de Heer en meer op zijn profeet — president Thomas S. Monson — te lijken.

Ik wil enkele aspecten uit het leven en de leringen van president Monson belichten. Ik hoop dat jullie daardoor eigenschappen gaan herkennen die je zelf wilt ontwikkelen. We zullen er allen baat bij hebben als we het leven en de leringen van de profeet van de Heer als model gebruiken.

Net als Nephi, en net als de meesten van jullie, is Thomas S. Monson uit goede ouders geboren. Hij kwam op 21 augustus 1927 in Salt Lake City (Utah) ter wereld. Hij groeide onder nederige omstandigheden op. Hij probeerde nooit te verhullen waar hij vandaan kwam. Met zijn bescheidenheid, gevoel voor humor en volledige acceptatie van wie hij is, zei president Monson zo nu en dan dat hij zich niet druk hoefde te maken aan welke kant van de spoorrails hij woonde, want hij groeide tussen de spoorrails op.

Ik ben altijd onder de indruk geweest dat hij steevast met zoveel liefde over zijn jeugd spreekt. Hij lijkt volgens mij veel op Nephi. Laman en Lemuël leken altijd problemen en de negatieve kant van alles te zien. Nephi, daarentegen, was positief, optimistisch en dankbaar. Hij zag het goede in alles om hem heen. Zo groeide Tommy Monson ook op — en zo is hij zijn hele leven gebleven!

Hij was een goede leerling en, misschien nog belangrijker, hij was een deugdzame jongen. Hij gaf blijk van een verlangen om zijn best te doen in dienst van de Heer toen hij geroepen werd als secretaris van het diakenenquorum in zijn wijk. Bijna zeventig jaar later kijkt hij als president van de kerk met enige trots terug op zijn verlangen om de notulen van zijn diakenenquorum zo goed mogelijk te maken. Hij hield zich niet bezig met de gedachte ‘Waarom ben ik secretaris en niet president van het quorum?’ Hij wilde zijn werk gewoon goed doen. Hij was geroepen voor een taak in de kerk van de Heer en wilde die zo goed mogelijk vervullen. Hij wilde de notulen netjes en overzichtelijk maken, dus typte hij de notulen voor zijn diakenenquorum. Als twaalfjarige jongen gaf hij ons een geweldig voorbeeld.

Als jullie dat verbaast, kan ik dat goed begrijpen. Dat verbaasde namelijk ook zijn ringpresident, die, nadat hij van het uitstekende werk van de jonge Tommy had vernomen, hem vroeg om op de ringconferentie te spreken — als secretaris van het diakenenquorum. Heb je ooit gehoord dat een secretaris van een diakenenquorum op een ringconferentie heeft gesproken? Wat een voorbeeld voor ons allemaal!

Na de middelbare school ging hij bij de Amerikaanse marine. Hij diende zijn land en bleef daarbij rein en deugdzaam. Na zijn militaire dienst werkte hij hard aan een goede opleiding. Hij was een goede student — nog een groot voorbeeld voor ons allemaal! (Het voorbeeld van een goede student zal voor sommigen van jullie wellicht belangrijker zijn dan voor anderen.)

Hij maakte een mooi meisje het hof dat lid van de kerk was, Frances Johnson, werd verliefd op haar en vroeg haar al spoedig ten huwelijk. Zij trouwden op 7 oktober 1948 op 21-jarige leeftijd in de Salt Laketempel. Wat een voorbeeld voor ons allemaal! (Nogmaals, voor sommigen van jullie wellicht belangrijker dan voor anderen.)

Hoewel hij net anderhalf jaar getrouwd was en in een nieuwe baan probeerde vooruit te komen, nam hij de roeping van de Heer aan om als bisschop van een grote wijk in de binnenstad te dienen. Het ging om dezelfde wijk waarin hij was opgegroeid. (Denk daar eens over na!) Hij zei niet: ‘De timing komt verkeerd uit’ of ‘Ik ben te jong’; hij nam de roeping gewoon aan, vertrouwde op de Heer en stortte zich met alle energie en talenten die de Heer hem had gegeven op de taak. Hij wilde zich zo goed mogelijk inzetten in dienst van de Heer.

De jonge bisschop Monson ging van een Schrifttekst houden die ieder van ons tot zegen kan zijn, net zoals het hem tot zegen is geweest:

‘Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet.

‘Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken’ (Spreuken 3:5–6).

President Monson haalt die tekst ook nu nog vaak aan en leeft naar wat we daaruit leren. Wat een voorbeeld is hij voor ons allemaal! We doen er allemaal goed aan die Schrifttekst te onthouden en een belangrijk onderdeel van onze levensfilosofie te maken — net als president Monson.

De wijk van bisschop Monson telde meer dan duizend leden, onder wie 84 weduwen. Op algemene conferenties en bij andere gelegenheden hebben we hem zo nu en dan horen vertellen over de fijne en zegenrijke ervaringen die hij had bij de zorg voor die zusters die onder zijn hoede vielen.

Telkens wanneer ik hem over een van zijn ervaringen als bisschop hoor vertellen, besef ik dat zijn liefde en zorg voor de leden van zijn wijk niet ophielden toen hij als bisschop werd ontheven. Dat maakt grote indruk op mij. Hij werd in een ringpresidium geroepen toen hij 27 was, maar zelfs vele jaren later (na zijn roeping als zendingspresident en apostel) bleef hij de oudere leden van zijn wijk liefhebben, voor ze zorgen en naar ze omkijken. Zijn liefde en zorg voor hen kwamen duidelijk niet alleen voort uit de positie die hij bekleedde. Die liefde en zorg voor hen waren diep in zijn hart genesteld en konden niet door een verandering van taak worden weggenomen.

In dit opzicht toont president Monson ons de weg. Die weg is een betere weg; ja, de weg van de Heer. Hij heeft anderen lief en bekommert zich om anderen — zoals de Heer ons dat heeft geleerd. Wat een voorbeeld is hij voor ons allemaal!

Op 31-jarige leeftijd werd president Monson geroepen als president van de Canadese Zending, met Toronto (Ontario) als hoofdkantoor. Net als hij dat als bisschop had gedaan, stortte hij zich met volle overgave op zijn taak en vertrouwde met zijn ganse hart op de Heer. Iedereen om hem heen zag zijn liefde voor de Heer, zijn liefde voor zijn vrouw en kinderen, zijn liefde voor de zendelingen en de leden, en zijn liefde voor Canada, het land waarheen hij was geroepen om te dienen. Zijn invloed als zendingspresident was groot en is tot op de dag van vandaag onmetelijk. Zijn zendelingen hielden van hem en streefden ernaar zo te leven dat hun zendingspresident trots op hen kon zijn. Daar kunnen we allemaal iets van leren.

Net zoals hij dat na zijn ontheffing als bisschop deed, bleef hij zijn zendelingen en de heiligen die onder zijn gezegende rentmeesterschap vielen in zijn hart koesteren. Ik ben getuige geweest van de nimmer aflatende genegenheid en belangstelling van president Monson voor de zendelingen die in de Canadese Zending onder hem hadden gediend. Wat een voorbeeld!

Ik weet dat de zendelingen die gezegend waren met Thomas S. Monson als hun zendingspresident ernaar hebben gestreefd het model van rechtschapen dienstbetoon in het koninkrijk van de Heer van president en zuster Monson na te volgen. Ter illustratie meld ik het opmerkelijke feit dat van de 141 tempelpresidenten die momenteel over de hele wereld werkzaam zijn, er vijf jonge zendelingen waren die onder president Monson in de Canadese Zending hebben gediend.

Duizenden van jullie die vandaag onder ons zijn, zijn teruggekeerde zendelingen. Ik bid dat ieder van ons het voorbeeld van die vijf tempelpresidenten zal volgen en ernaar zal streven om getrouw te zijn en het pad van rechtschapen dienstvaardigheid zal bewandelen naar het model van onze zendingspresidenten.

Ik werd onlangs getroffen door een foto in Church News van president Monson op bezoek bij een man in een ziekenhuis in Toronto (Canada). (Zie ‘Teachings of the Prophet’, Church News, 3 februari 2013, p. 7.) Deze man had vijftig jaar geleden samen met president Monson gediend. President Monsons was hem niet vergeten. Tijd en afstand hadden president Monson niet beroofd van de heerlijke gevoelens van liefde en waardering die we krijgen als we de Heer samen dienen. Ik hoop dat ieder van ons zijn voorbeeld zal volgen en de mensen niet zal vergeten die ons vroeger tot zegen zijn geweest.

In 1963, toen hij 36 jaar was, werd Thomas S. Monson uitgenodigd op het kantoor van president David O. McKay, die in die periode president van de kerk was. Bij die gelegenheid riep president McKay hem als apostel van de Heer Jezus Christus.

President Monson is de enige apostel die in de afgelopen honderd jaar op zo’n jonge leeftijd tot de Twaalf werd geroepen. De hand van de Heer heeft de roeping van deze jonge apostel beslist bestuurd, wetend dat Thomas S. Monson de kerk in deze tijd zou leiden.

Op de aanstaande oktoberconferentie bekleedt Thomas S. Monson ’s vijftig jaar het ambt van apostel. Is dat niet geweldig? (Sinds Joseph Fielding Smith is er geen apostel geweest die vijftig jaar tot de Twaalf heeft behoord.)

President Monson is 22 jaar werkzaam geweest als raadgever van drie presidenten van de kerk: Ezra Taft Benson, Howard W. Hunter en Gordon B. Hinckley. Op 3 februari 2008 werd Thomas S. Monson geordend en aangesteld als president van de kerk. Hij heeft twee edele en geweldige raadgevers die hem bijstaan: president Henry B. Eyring en president Dieter F. Uchtdorf. Zij zijn de drie presiderende hogepriesters die in deze tijd de kerk van de Heer op aarde besturen (zie LV 107:22).

President Monsons opmerkelijke bediening wordt vaak gekenschetst met de uitdrukking ‘de reddende hand’. Heidi Swinton heeft een fantastische biografie over zijn leven geschreven en gaf deze dezelfde toepasselijke titel. De biografie werd in 2010 gepubliceerd. Als je het boek nog niet gelezen hebt, raad ik je ten zeerste aan dat te doen. Het zal je tot zegen zijn.

De boodschap is uiteraard dezelfde boodschap die Jezus ons gaf in Lucas: de negenennegentig achterlaten en die ene redden (zie Lucas 15:4). Dat is de kern van het evangelie van Jezus Christus: onze medemensen liefhebben en al het mogelijke doen om hen tot zegen te zijn. President Monson heeft die beginselen altijd uitgedragen in woord en, belangrijker nog, in daad. Zijn leven is vol voorbeelden waarbij hij zijn hand uitstrekt en bezoekt, troost of bijstaat wie dat het meest nodig hebben: de weduwen, de kinderen, de zieken, de bezochten en degenen die eenzaam zijn of een gebroken hart hebben.

De apostel Jakobus schreef: ‘Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren’ (Jakobus 1:27).

Op die wijze heeft president Monson geleefd. De les voor ons is dat we geen apostel hoeven te zijn om zo te leven. We kunnen onze godsdienst naleven, we kunnen omzien naar de wezen en weduwen en we kunnen onszelf onbesmet van de wereld bewaren. We kunnen naar onze profeet kijken en zien hoe we dat moeten doen! We kunnen tegen onszelf zeggen: ‘Als persoon wil ik zo worden.’

Enkele jaren geleden leerde president Monson ons vlak voor de algemene conferentie nog een prachtige les. Deze keer betrof het de algemene autoriteiten die waren bijeengekomen, waaronder veel leden van gebiedspresidiums die uit de hele wereld naar Salt Lake City waren gereisd. De bijeenkomst was van groot belang. We waren samengekomen om instructies van het Eerste Presidium en de Twaalf te ontvangen.

De bijeenkomst zou bijna beginnen en iedereen leek aanwezig, op president Monson na, die nog niet was gearriveerd. Een paar minuten vóór de geplande aanvang van de bijeenkomst staakten we onze onderlinge gesprekjes en zaten we eerbiedig naar het preludium te luisteren — in de verwachting dat de profeet elk moment zou binnenkomen.

We wachtten geduldig tot de klok van negen uur kwam en verstreek. Iemand liep de zijdeur uit — klaarblijkelijk om te zien of er hulp nodig was. Toen hij weer binnenkwam, werd er gemeld dat ‘president Monson zich weldra bij ons zou voegen’.

Ongeveer een kwartier nadat de bijeenkomst had moeten beginnen, kwam president Monson de zaal binnen. Uit respect stonden we op toen hij binnenkwam. We waren blij om hem te zien en dat hij er goed uitzag. Er leek geen duidelijke reden waarom hij zo laat was.

President Monson liep direct naar het spreekgestoelte en zei: ‘Broeders, het spijt me dat ik aan de late kant ben, maar mijn vrouw had me nodig vanochtend.’

Ik was diep onder de indruk en nederig gestemd. Ik bleef maar denken aan president Monsons woorden. Deze bijeenkomst was van groot belang. Alle hoge leiders van de kerk waren bijeen, maar president Monson gaf ons allen het voorbeeld. Zijn vrouw had hem nodig en hij had de tijd genomen om voor haar te zorgen. Dat was een geweldige boodschap. Ik ben verder alles vergeten wat er die dag is gezegd, maar niet die boodschap: ‘Mijn vrouw had me nodig.’

Die boodschap werd bij een andere gelegenheid bekrachtigd toen president Monson zei: ‘Wanneer ik mannen hoor zeggen dat ze van hun vrouw houden, wil ik tegen hen zeggen: “Bewijs het dan door hoe u haar behandelt en hoe u haar van dienst bent.”’

Zo is president Monson ook: hij kijkt altijd wat hij voor een ander kan betekenen. Hij is altijd vriendelijk en zorgzaam voor anderen.

Je hoeft niet lang met president Monson om te gaan om zijn grote liefde en toewijding voor zijn lieve vrouw, zuster Frances Monson, op te merken. Wanneer hij over haar spreekt, gaan zijn ogen schitteren en krijgt hij een grote glimlach op zijn gezicht. Je weet dat dit een man is wiens liefde voor zijn vrouw een voorbeeld is voor ieder van ons. President Monson en zijn vrouw hebben ons het voorbeeld gegeven van een man en een vrouw die een gelijk span vormen in hun liefde voor de Heer en hun verlangen om Hem in rechtschapenheid te dienen.

Ik wil meer op de Heer lijken, maar ik wil ook meer op zijn profeet lijken.

Als je je afvraagt wat president Monson ieder van jullie toewenst, kom je daar misschien achter als ik jullie de volgende ervaring vertel:

Afgelopen november was de prachtige Boisetempel (Idaho) gereed voor de herinwijding nadat de tempel anderhalf jaar lang was gesloten voor een grondige opknapbeurt. Na dertig jaar intensief gebruik door de getrouwe heiligen in dat deel van Idaho en de omliggende gebieden was de tempel daar echt aan toe. Toen de werkzaamheden klaar waren, werden jongeren uit het tempeldistrict volgens goed gebruik uitgenodigd om de tempelherinwijding met een grootse culturele viering op te luisteren. De avond stond in het teken van zang en dans en uitingen van hun geloof en dankbaarheid voor de tempel.

Ik zat naast president Monson naar de prachtige presentaties door de verschillende ringen te kijken. Bij een van de dansnummers trad een groep lieftallige jongevrouwen op. Terwijl president Monson van het optreden genoot, boog hij zich naar mij toe en gaf uiting aan de gevoelens van zijn hart. Hij zei: ‘Ik hoop dat voor ieder van hen een tempelhuwelijk is weggelegd. Ik wil zo graag dat ieder van hen die zegen mag ontvangen — om in de tempel te trouwen.’

Ik dacht: ‘Is dat niet prachtig? De profeet van God is hier naar deze viering met zang en dans door jongeren aan het kijken en voor hem is er een duidelijk verband met de tempel die hij de volgende ochtend in zal wijden. Hij hoopt dat voor ieder van hen een tempelhuwelijk is weggelegd.’ Als dat de wens van de profeet voor ons is, en dat is het ook, dan zou ieder van ons dat ook voor onszelf moeten wensen en als een uitermate belangrijk doel voor ogen moeten houden.

Ik wil jullie graag over nog een ervaring vertellen:

President Monson, president Eyring en ouderling Quentin L. Cook van het Quorum der Twaalf reisden naar Laie (Hawaï) voor de herinwijding van die schitterende tempel in november 2010. De avond vóór de tempelinwijding kwamen we bijeen in het Cannon Center op de campus van BYU–Hawaï voor de culturele viering. Het programma was geweldig. Aan de hand van zang, dans en verhalen brachten de jongeren uit het tempeldistrict de geschiedenis van de kerk in Hawaï voor het voetlicht. Ze vertelden over de eerste zendelingen en de eerste bekeerlingen. Ze vertelden het opmerkelijke verhaal van de toekomstige profeet Joseph F. Smith, die in 1854 op slechts vijftienjarige leeftijd naar Hawaï op zending werd geroepen. De jonge Joseph F. Smith keerde na drie jaar vlak voor zijn achttiende verjaardag van zijn zending terug. (En jullie vonden de recente verlaging van de zendingsleeftijd naar achttien jaar al opmerkelijk, of niet?)

De culturele viering ging verder, waarbij de jongeren de groei van de kerk onder het Polynesische volk uitbeeldden en vertelden hoe president Joseph F. Smith ruim vijftig jaar later naar Hawaï terugkeerde en als president van de kerk het bouwterrein wijdde en de eerste spade stak voor de bouw van de Laietempel (Hawaï).

De culturele viering was fantastisch en president Monson genoot er met volle teugen van. Hij genoot van een optreden waarin het populaire dansnummer uit de Tweede Wereldoorlog, de ‘Boogie Woogie Bugle Boy’, in voorkwam. Het deed hem denken aan zijn tijd in de Amerikaanse marine. In andere nummers stonden de uiteenlopende dansen van de eilandbevolking centraal.

Er was ook een nummer waarbij de hoeladans werd uitgevoerd. Een van de jongevrouwen die aan die dans meedeed, zat in een rolstoel. Ze was beeldschoon en ook al kon ze haar benen niet gebruiken, ze voerde de dans prachtig uit. President Monson wees mij op haar en zei hoe lieftallig ze was en hoe mooi ze de dans deed.

Na afloop van het programma was iedereen opgetogen over de geweldige optredens. Toen we onze zitplaats verlieten, bevonden alle dansers en danseressen zich weer op de vloer, met inbegrip van de hoeladansers. President Monson week af van de geplande uitgangsroute en ging rechtstreeks naar de vloer om zijn waardering voor de jongeren te uiten. Hij liep in het bijzonder direct naar het beeldschone meisje in de rolstoel om haar te prijzen en zijn liefde voor haar te uiten.

Zelfs te midden van de viering en de grote menigte gaf president Monson wederom blijk van de reine liefde van de Heiland. Hij ging naar die ene. Hij bukte zich en kuste haar op het voorhoofd. Ik dacht: ‘Is dat niet prachtig? De profeet van God toont ons wederom hoe wij onze hand naar anderen kunnen uitsteken, hoe wij vriendelijk en liefdevol kunnen zijn en mensen kunnen aanmoedigen en opbeuren.’ Ik dacht: ‘Zo zou Jezus het ook doen. Zo zou de Heiland willen dat we met anderen omgaan.’

Ik houd van het jeugdwerkliedje ‘Ik wil graag als Jezus worden’. (‘Ik wil graag als Jezus worden’, Kinderliedjes, pp. 40–41.) En ik zou daar aan toe willen voegen: ‘En ik wil graag als zijn profeet worden.’

Ik wil vijf suggesties doen waardoor wij het voorbeeld van president Monson kunnen volgen:

Ten eerste: wij kunnen positief en opgewekt zijn.

In de Parel van grote waarde wordt de profeet Joseph Smith beschreven als iemand met een opgeruimde aard (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:28). Dat geldt ook voor president Monson. Hij is echt opgeruimd van aard.

President Monson heeft eens gezegd: ‘We kunnen voor een positieve houding kiezen. We hebben geen invloed op de wind, maar we kunnen wel onze zeilen bijstellen. Met andere woorden, we kunnen ervoor kiezen om opgewekt en positief te zijn, wat ons ook overkomt.’ (‘Messages of Inspiration from President Monson’, Church News, 2 september 2012, p. 2.)

Op een dag was ik buiten de vergaderruimte van het Eerste Presidium aan het wachten. Ik was daar uitgenodigd om tempelzaken te bespreken. Ik zat daar stilletjes in mijn eentje. Ik dacht dat het Eerste Presidium al aan het vergaderen was en dat ze me over een paar minuten wel naar binnen zouden roepen. Terwijl ik daar zat, hoorde ik iemand fluitend door de gang lopen. Ik dacht bij mezelf: ‘Iemand weet niet helemaal hoe het hoort. Je loopt niet fluitend rond buiten het kantoor van de president van de kerk.’ Een paar tellen later kwam de fluitende persoon de hoek om lopen — het was president Monson. Hij was opgewekt en positief. Hij begroette me hartelijk en zei: ‘De vergadering zal over een paar minuten wel beginnen, denk ik.’ Zelfs met het gewicht van de hele kerk op zijn schouders is hij een toonbeeld van opgewektheid en heeft hij altijd een positieve houding. Zo behoren wij ook te zijn.

Ten tweede: wij kunnen vriendelijk en liefdevol zijn jegens kinderen, zoals president Monson.

Jezus sprak vaak over kinderen. Zijn profeet, president Monson, spreekt ook vaak over kinderen. In het bijzonder bij tempelinwijdingen heb ik gezien hoezeer hij van kinderen houdt en ons door zijn voorbeeld leert hoe we hen dienen te behandelen. Bij elke tempelinwijding trekt hij tijd uit voor de kinderen. Hij betrekt ze graag bij de hoeksteenceremonie en nodigt altijd een paar van hen uit om wat specie bij de hoeksteen aan te brengen als symbolische voltooiing van de tempel. Hij maakt het leuk voor ze. Hij maakt het gedenkwaardig voor ze. Hij heeft altijd een grote glimlach voor ze. Hij moedigt ze aan en prijst ze. Dat is prachtig om te zien.

Zijn hartelijke begroetingen gaan soms gepaard met high fives, het bewegen van zijn oren en de aansporing om een zending te vervullen en in de tempel te trouwen. Hij geniet van het leven — en dat zouden wij allemaal moeten doen.

Een paar jaar geleden was president Monson volgens de planning degene die de Oquirrh Mountaintempel (Utah) op zijn verjaardag zou inwijden. Toen hij bij de tempel aankwam en naar de voordeur van de tempel liep, was daar een groep jonge mensen bijeengekomen. Ze wisten kennelijk dat president Monson jarig was, want ze begonnen een verjaardagsliedje voor hem te zingen. Hij genoot ervan. Hij hield stil en keek ze met een brede glimlach op zijn gezicht aan. Hij begon zelfs met zijn armen te zwaaien, alsof hij aan het dirigeren sloeg. Aan het einde zongen ze een extra refrein om hem nog vele jaren toe te wensen. President Monson genoot daar ook van, want hij zei tegen mij: ‘Dat is mijn favoriete stukje.’

De kinderen en de jonge mensen van de kerk houden van hem en dat komt vast omdat ze weten dat hij van hen houdt! Jezus hield van de kleine kinderen en zijn profeet houdt van de kleine kinderen. Dat is een groot voorbeeld voor ieder van ons!

Ten derde: wij kunnen de ingevingen van de Geest volgen, net als president Monson.

President Monsons toewijding aan de Heer en zijn vaste voornemen om gehoor te geven aan de influisteringen van de Geest zijn prachtig door de profeet zelf verwoord: ‘Het fijnste wat je in je leven kunt meemaken, is een ingeving krijgen en ernaar handelen en er dan later achterkomen dat je daardoor iemands gebed verhoorde of iemands behoefte vervulde. En ik wil dat de Heer weet dat Hij altijd op Tom Monson kan rekenen als Hij iets gedaan wil hebben.’ (On the Lord’s Errand [dvd, 2008].) Dat model zouden we allemaal moeten willen volgen.

Ten vierde: wij kunnen van de tempel houden, zoals president Monson van de tempel houdt.

President Monson zal de geschiedenis ingaan als een van de grote tempelbouwers van de kerk. Sinds hij in februari 2008 president van de kerk is geworden, heeft hij het grote werk van het bouwen van tempels voortgezet. Sommige tempels die hij heeft aangekondigd, zijn historisch te noemen: ‘Met genoegen kondig ik vanmorgen aan dat we grond hebben aangekocht voor de bouw van vijf nieuwe tempels op de volgende locaties: Calgary (Alberta, Canada), Córdoba (Argentinië), Kansas City en Philadelphia (VS), en Rome (Italië).’ (Thomas S. Monson, ‘Welkom op de conferentie’, Liahona, november 2008, p. 6.)

In de vijf jaar dat hij profeet is, heeft president Monson plannen voor de bouw van 33 nieuwe tempels aangekondigd. Onlangs kondigde hij nog op de aprilconferentie plannen voor twee nieuwe tempels aan: een in Cedar City (Utah) en een in Rio de Janeiro (Brazilië).

Met de inwijding van de Tegucigalpatempel (Honduras) in maart zijn er nu 141 tempels in de kerk, met nog eens 29 tempels in aanbouw of gepland. Dit is een geweldige tijd van tempelbouw en tempelbezoek in de kerk van de Heer. Ik heb president Monson tegen jonge mensen horen zeggen die nog te jong waren om de tempel binnen te gaan om de muur van de tempel aan te raken en daarna ‘de tempel jou te laten raken’.

President Monson heeft gezegd: ‘Ik hoop dat wij allemaal goed zullen leven, met reine handen en een zuiver hart, zodat de tempel ons leven en ons gezin tot zegen zal zijn.’ (‘Zegeningen van de tempel’, Liahona, oktober 2010, p. 19.)

Hij voegde daar deze geweldige belofte aan toe: ‘Naarmate wij de tempel en tempelbezoek gaan koesteren, zal ons geloof zich in ons leven gaan weerspiegelen. Wanneer wij naar deze heilige huizen van God gaan en de verbonden die we daar sluiten indachtig zijn, zullen we alle beproevingen kunnen doorstaan en alle verleidingen weerstaan.’ (Be Your Best Self [1979], p. 56; cursivering toegevoegd.)

Laten wij het model volgen dat de profeet ons heeft gegeven voor onze liefde voor de tempel.

Ten vijfde: wij kunnen vriendelijk en attent zijn en anderen liefhebben, zoals president Monson.

President Monson is een geweldig voorbeeld van anderen liefhebben. Zijn hele bediening is gevuld met het bezoeken van mensen thuis; de oplegging van zijn handen op hoofden en het geven van zegens; het plegen van onverwachte telefoontjes tot troost en bemoediging; het versturen van brieven ter aanmoediging, aanbeveling en waardering; bezoeken aan ziekenhuizen en verzorgingstehuizen; en het inruimen van tijd voor begrafenisdiensten en condoleancebezoeken ondanks een volle agenda.

Ik noemde eerder al de 84 weduwen uit president Monsons wijk toen hij bisschop was. In de tientallen jaren na zijn ambtsperiode als bisschop speelde president Monson het klaar, door een ongelooflijke blijk van toewijding in combinatie met de resultaten van de gebeden van velen van hen, om de begrafenisdienst van ieder van hen bij te wonen. Denk daar eens over na.

Net zoals de Heiland dat zou doen, is Thomas Monson rondgegaan en heeft hij veel goeds gedaan, is hij anderen tot zegen geweest en heeft hij hen liefgehad als ware dat de drijfveer in zijn leven. Wij kunnen daar allemaal iets van leren in ons streven om in zijn voetspoor te treden.

Een opmerkelijk voorbeeld van president Monsons vriendelijkheid deed zich vorig jaar voor. De prachtige Brigham Citytempel (Utah) was bijna voltooid en ik overlegde met het Eerste Presidium de plannen voor de inwijding van de tempel. Brigham City was maar een uurtje ten noorden van Salt Lake City, zodat president Monson er met alle gemak voor de inwijding naartoe kon reizen. Maar president Monson zei: ‘Brigham City is de plaats waar president Boyd K. Packer is opgegroeid, die geweldige apostel die zo vele jaren naast mij in de Twaalf heeft gezeten. Ik wil dat hij de eer en de zegen krijgt om de tempel in zijn woonplaats in te wijden. Ik houd mij afzijdig en geef president Packer de opdracht om de Brigham Citytempel in te wijden. Ik wil dat het zijn dag wordt.’

Het was een fantastische dag voor president Packer en voor zuster Packer, die ook in Brigham City is opgegroeid. Ik was erg ontroerd door president Monsons vriendelijke en grootmoedige gebaar naar zijn medeapostel. Zo kunnen wij allemaal zijn. Wij kunnen met anderen delen en vriendelijk zijn en minder aan onszelf denken — maar meer aan de mensen om ons heen.

Ik houd van het kinderliedje ‘Volg de profeet’. Het bestaat uit negen prachtige coupletten, maar vanwege de tijd haal ik alleen het laatste couplet aan:

Kijk je om je heen, dan zie je het al gauw:

in de wereld kom je wel eens in het nauw.

Gods profeet die helpt ons, wijst ons steeds de weg;

luister altijd goed en doe wat hij je zegt.

… … … … … … … … … .

Volg de profeet, ja, wat je ook doet.

… … … … … … … … … .

Volg de profeet, want zijn raad is goed.

(Kinderliedjes, pp. 58–59.)

President Monsons raad is goed en hij kent de weg. De juiste weg is de weg van de Heer. ‘De juiste weg is om in Christus te geloven’ (2 Nephi 25:29).

President Monson heeft ons door zijn geweldige en inspirerende boodschappen op de algemene conferentie geleerd hoe we moeten leven. Hij heeft ons door zijn opmerkelijke en geweldige persoonlijke voorbeeld geleerd hoe wij volgelingen van Jezus Christus moeten zijn. De Heer heeft ons waarlijk een model voor alle dingen gegeven, en een van de modellen die we dienen te volgen, is dat van onze geliefde profeet.

Ik getuig dat er een God in de hemel is die ons kent en liefheeft. Hij heeft ons een profeet gegeven — om ons in deze laatste dagen te leiden en te onderwijzen. Ik getuig dat Jezus Christus de Zoon van God en de Heiland van deze wereld is. Ik geloof dat de Heer van ons verwacht dat wij de profeet liefhebben, hem steunen en zijn voorbeeld volgen.

Wij danken u inderdaad, Heer, voor profeten. Wij danken u voor deze profeet. Ik beschouw het als een grote zegen dat ik mag leven in de tijd dat Thomas S. Monson de profeet van de Heer is. Als we de profeet volgen en ernaar streven om meer op hem te lijken, worden we onvermijdelijk getrouwere discipelen van de Heer Jezus Christus.

Het was mij een eer om jullie vanavond toe te spreken en ik bid dat de Heer ieder van jullie overvloedig zal zegenen. Ik getuig dat dit het werk van de Heer is, in de naam van Jezus Christus. Amen.