Afdeling 35
Openbaring gegeven aan de profeet Joseph Smith en Sidney Rigdon op 7 december 1830 te of bij Fayette (New York). De profeet werkte in die periode vrijwel dagelijks aan een vertaling van de Bijbel, waaraan hij reeds in juni 1830 was begonnen. Zowel Oliver Cowdery als John Whitmer hadden daarbij als schrijver gefungeerd. Omdat die nu geroepen waren om andere taken te vervullen, werd Sidney Rigdon op goddelijke aanwijzing geroepen om bij dit werk als schrijver van de profeet op te treden (zie vers 20). Voorafgaand aan het verslag van deze openbaring staat in Joseph Smiths geschiedenis: ‘In december is Sidney Rigdon, vergezeld van Edward Partridge, [uit Ohio] hierheen gekomen om navraag te doen bij de Heer. […] Kort na de komst van deze twee broeders sprak de Heer aldus.’
1–2: hoe de mensen zonen van God kunnen worden; 3–7: Sidney Rigdon geroepen om te dopen en de Heilige Geest te verlenen; 8–12: tekenen en wonderen worden door geloof verricht; 13–16: de dienstknechten van de Heer zullen de volken dorsen door de macht van de Geest; 17–19: Joseph Smith draagt de sleutels van de verborgenheden; 20–21: de uitverkorenen zullen de dag van de komst van de Heer verdragen; 22–27: Israël zal worden verlost.
1 Luister naar de stem van de Heer, uw God, ja, de Alfa en de Omega, het begin en het einde, wiens gang één eeuwige ronde is, dezelfde heden als gisteren, en voor eeuwig.
2 Ik ben Jezus Christus, de Zoon van God, die gekruisigd is voor de zonden van de wereld, ja, zovelen als er in mijn naam zullen geloven, opdat zij zonen van God zullen worden, ja, één in Mij zoals Ik één ben in de Vader, zoals de Vader één is in Mij, opdat wij één kunnen zijn.
3 Zie, voorwaar, voorwaar, Ik zeg tot mijn dienstknecht Sidney Rigdon: Ik heb u en uw werken gadegeslagen. Ik heb uw gebeden gehoord en u voorbereid op een groter werk.
4 U bent gezegend, want u zult grote dingen doen. Zie, u was uitgezonden, evenals Johannes, om de weg voor Mij uit te bereiden, en voor Elia uit, die zou komen, en u hebt het niet geweten.
5 U hebt met water gedoopt tot bekering, maar zij hebben de Heilige Geest niet ontvangen;
6 maar nu geef Ik u een gebod, dat u met water zult dopen, en zij zullen de Heilige Geest door handoplegging ontvangen, evenals de apostelen vanouds;
7 en het zal geschieden dat er een groot werk in het land zal zijn, ja, onder de andere volken, want hun dwaasheid en hun gruwelen zullen voor de ogen van alle mensen worden geopenbaard.
8 Want Ik ben God, en mijn arm is niet verkort; en Ik zal krachten, tekenen en wonderen tonen aan allen die geloven in mijn naam.
9 En wie het ook in mijn naam in geloof vragen, die zullen duivels uitdrijven; zij zullen de zieken genezen; zij zullen de blinden hun gezicht doen ontvangen en de doven doen horen en de stommen doen spreken en de lammen doen wandelen.
10 En de tijd komt spoedig dat de mensenkinderen grote dingen zullen worden getoond;
11 maar zonder geloof zal er niets worden getoond behalve verwoestingen over Babylon, zij die alle natiën heeft doen drinken van de wijn van de drift van haar hoererij.
12 En er is niemand die goed doet, behalve zij die bereid zijn de volheid aan te nemen van mijn evangelie, dat Ik tot dit geslacht heb uitgezonden.
13 Welnu, Ik roep de zwakke dingen van de wereld op, zij die ongeleerd zijn en veracht worden, om de natiën te dorsen door de macht van mijn Geest;
14 en hun arm zal mijn arm zijn, en Ik zal hun schild en hun pantser zijn; en Ik zal hun lendenen omgorden, en zij zullen manhaftig voor Mij strijden; en hun vijanden zullen onder hun voeten zijn; en Ik zal het zwaard ten behoeve van hen laten neerkomen, en door het vuur van mijn gramschap zal Ik hen bewaren.
15 En de armen en de zachtmoedigen zullen het evangelie gepredikt krijgen, en zij zullen uitzien naar het tijdstip van mijn komst, want die is nabij —
16 en zij zullen de gelijkenis van de vijgenboom leren, want nu reeds is de zomer nabij.
17 En Ik heb de volheid van mijn evangelie uitgezonden door de hand van mijn dienstknecht Joseph; en in zwakte heb Ik hem gezegend;
18 en Ik heb hem de sleutels gegeven van de verborgenheid van die dingen die verzegeld zijn, ja, dingen die vanaf de grondlegging van de wereld hebben bestaan en de dingen die vanaf deze tijd tot de tijd van mijn komst zullen komen, indien hij in Mij blijft, en zo niet, dan zal Ik een ander in zijn plaats planten.
19 Welnu, waak over hem, opdat zijn geloof niet bezwijkt, en het zal door de Trooster, de Heilige Geest, die alle dingen weet, worden gegeven.
20 En een gebod geef Ik u: dat u zult schrijven voor hem; en de Schriften zullen worden gegeven, ja, zoals zij in mijn eigen boezem bestaan, tot heil van mijn eigen uitverkorenen;
21 want zij zullen naar mijn stem horen en Mij zien en niet slapen, en zullen de dag van mijn komst verdragen; want zij zullen gereinigd zijn, gelijk Ik rein ben.
22 En nu zeg Ik u: Blijf bij hem, en hij zal met u reizen; verlaat hem niet, en deze dingen zullen voorzeker worden vervuld.
23 En voor zover u niet schrijft, zie, zal het hem worden gegeven om te profeteren; en u zult mijn evangelie prediken en u beroepen op de heilige profeten om zijn woorden te bewijzen, naargelang ze hem worden gegeven.
24 Onderhoud alle geboden en verbonden waardoor u gebonden bent; en Ik zal de hemelen doen schudden voor uw welzijn, en Satan zal sidderen en Zion zal zich op de heuvels verblijden en gedijen;
25 en Israël zal in de door Mij bestemde tijd worden verlost; en zij zullen worden geleid door de sleutels die Ik heb gegeven, en nooit meer op enigerlei wijze worden verward.
26 Hef uw hart op en wees verblijd, uw verlossing nadert.
27 Vrees niet, kleine kudde, het koninkrijk is van u totdat Ik kom. Zie, Ik kom spoedig. Ja, amen.